Lucaswolde
Lucaswolde is een wegbuurschap die in de loop van de 19de eeuw vorm heeft gekregen, maar een oudere geschiedenis bezit. Het dankt de naam aan Lucas die op het wold, de woeste, venige grond, woonde. Aan het begin van de 16e eeuw, toen bij de Dollard het land van Reide niet veilig was en het dorp OosterReide werd bedreigd, gelastte Karel van Gelre het daar bestaande klooster te verplaatsen naar Luxwoude. Dat zou in 1534 zijn gebeurd; Ooster-Reide is inderdaad verdronken. In 1528 is al sprake van de koop van een stuk land door ‘de susteren van Reyde’ om daar een nieuw convent te stichten. Het conventshuis waar een kapel bij hoorde heeft niet lang bestaan; opgravingen hebben resten aan het licht gebracht.
Het gebied bestond uit moerassige venen met struikgewas, woeste grond waarvan delen door boeren uit Marum, Noordwijk en Nuis werden gebruikt voor wat turfwinning en soms als hooiland. Om noordelijker gelegen cultuurgronden te beschermen tegen overlast van het zure veenwater werden dijkjes aangelegd. Een van de gaafst bewaarde ligt ten noorden van Lucaswolde, de Leidijk, die vrij strak met hier en daar een paar bochten naar Trimunt in het westzuidwesten loopt.
Aan de Hooiweg, tussen de Hoge Tilweg in Boerakker en de Oosterweg in Noordwijk, bestaat de vrij ver uit elkaar staande agrarische bebouwing van Lucaswolde uit een veertigtal bebouwde erven. Van arbeidershuizen, al dan niet met schuren, en keuterijen tot boerderijen die soms met uitbreidingen van ligstallen finke complexen zijn geworden. Bij de arbeiderswoningen zijn een paar met krimp. De stelpboerderijen hebben ook krimpen. De meeste boerderijen zijn van het kop-romptype. De gebouwen dateren grotendeels uit de eerste helft van de 20e eeuw. Nabij Boerakker staat een kop-rompboerderij uit de wederopbouwtijd, uit circa 1950, die met de rode Groninger steen en de oranjerode pannen een feurig element in het landschap is.
Colofon
Bron: Noordboek