Westerlee - dorp in Groningen
Westerlee
Westerlee is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op een zandrug van het zogeheten schiereiland van Winschoten. Het dorp lag op de grens van de klei- en veengebieden in het zuiden. Het dorp is waarschijnlijk op initiatief van het premonstratenzer vrouwenklooster Mons Sinaï in Heiligerlee ontstaan. Het klooster had vrijwel heel Westerlee in eigendom. In de loop van de 19de eeuw kreeg het langgerekte lintdorp pas echt vorm met aan de westzijde agrarische bebouwing en in het oosten meer burgerwoningen en arbeidershuizen, die overigens ook aan haaks op de hoofdweg staande zijpaden werden gebouwd. De buurschap Bikkershorn is aan Westerlee vastgegroeid, Tranendal kon zich als zelfstandige buurschap handhaven. De zuidelijke venen werden pas in de tweede helft van de 19de eeuw ontgonnen.
In 1776 is de dorpskerk gebouwd ter vervanging van een middeleeuws godshuis. Het is een eenvoudige, rechtgesloten zaalkerk van vier traveeën, geleed door lisenen en geopend met spitsboogvensters. De kerk heeft een afgewolfd zadeldak. De eenmaal versneden toren kreeg een vierzijdige, iets inzwenkende spits met een kleine lantaarn. Op het ruime kerkhof staat een aantal interessante grafmonumenten, onder meer een cippus voor A.H. van Bergen (1835-1913). Volgens het opschrift was hij in 1862 stichter van de klokkengieterij in Heiligerlee en eigenaar van de steenfabriek aldaar. In 1930 is ter vervanging van een kerkje aan de Molenstraat aan de Hoofdweg 134 een gereformeerde kerk naar plannen van W. van Straten gebouwd, een vriendelijke kruiskerk met een dakruiter op de kruising.
Aan de Hoofdstraat staan voornamelijk burgerwoningen, vooral in het oosten. In het westen liggen enkele grote boerderijen, waaronder op de hoek van de Engelkenslaan Veldzicht uit 1910, een Oldambtster villaboerderij. Het voorhuis heeft aspecten van de vernieuwingsstijl. De boerderij heeft recent de functie van hotel-restaurant en zalencentrum gekregen. De Ruitersheerd is van hetzelfde type en heeft een dwars voorhuis met een middenpartij met topgevel.
Colofon
Bron: Noordboek