Stedum - dorp in Groningen

Stedum


Stedum
©: Nieske Riemersma

Stedum ontstond in de vroege middeleeuwen in het stroomgebied van de Fivel als een langgerekte handelswierde. In de 10de of 11e eeuw werd aan de westzijde een eerste kerk gesticht, het dorp komt in deze periode in bronnen voor als Stedion en Stedon. Over de kruin van de lange wierde werd de Hoofdstraat aangelegd.

Op de noordoostelijke fank is aan het eind van de 14e eeuw de borg Nittersum gesticht. De oudste grafzerk in de kerk is voor Andelof Nittersum die in 1471 overleed. De borg is later in handen gekomen van het invloedrijke geslacht Clant. Johan Clant liet in 1669 de borg herbouwen naar ontwerp van de befaamde Amsterdamse bouwmeester Philips Vingboons. De borg is in 1818 gesloopt, veel later is ook de buitengracht gedempt. Bij de Borgweg zijn de oprijlaan en de binnengracht nog te herkennen. Het dorp is aan de zuidzijde ontsloten door het bij de Molenweg-Triezenbergstraat deels gedempte Stedumermaar, dat via het Westerwijtwerdermaar verbinding heeft met het Damsterdiep.

De kerk, gewijd aan Sint-Bartholomeus, is een grote romano-gotische kruiskerk die in het derde kwart van de 13e eeuw tot stand kwam. De aanvankelijk losstaande toren is iets ouder, uit de eerste helft van deze eeuw, maar hij is bij de verhoging in de 14e eeuw met een tussenlid aan de kerk verbonden. Het bedehuis is een excellent voorbeeld van de sierlust in de romano-gotische periode. De muren zijn verlevendigd met nissen en omkraalde vensters, afgesloten met een rondboogfries op consoles. Ook de geveltoppen van het transept zijn met nissenreeksen versierd. De laatgotische koorsluiting uit de 15e eeuw past er wonderwel bij, evenals de 16de-eeuwse sacristie. Het interieur wordt gedekt door meloenvormige koepelgewelven die uitbundig zijn beschilderd. Er zijn nogal wat indrukwekkende herinneringen aan het geslacht Clant in de kerk, waarvan de door Rombout Verhulst ontworpen tombe voor Adriaan Clant uit 1672 de kroon spant. De pastorie achter de kerk is een robuust bouwwerk dat in 1939 op een ruim erf in de stijl van de Delftse School is gebouwd.

De bebouwing van de Hoofdstraat over de wierde dateert grotendeels uit de tweede helft van de 19de eeuw. Het zijn voornamelijk dwarsgeplaatste panden van een enkele laag van rode steen en blauw geglazuurde pannen. Ze vormen een harmonieus en compact beeld en zijn onderling gescheiden door een brandgang of een drupnaad. Aan het einde van deze Hoofdstraat staan een notabele woning met middengang uit circa 1885 die sierlijk is gepleisterd en een villa met koetshuis in vernieuwingsstijl uit ongeveer 1905.

Ten zuiden van de Hoofdstraat vertonen de Kaakstraat en de Molenstraat met bescheiden dwarsgeplaatste of met het wolfseind naar de straat gerichte woningen uit het eind van de 19de en het begin van de 20e eeuw een vergelijkbaar beeld. Aan de Lellensterweg 2 staat het oude molenhuis uit de eerste helft van de 19de eeuw, waaraan een dubbele schuur is gebouwd. Het hoekpand van de Kampweg en de Bedumerweg kan met zijn zadeldak tussen topgevels met vlechtingen nog uit het eind van de 18e eeuw stammen. De Bedumerweg is binnen het dorpscentrum aan weerszijden vrij compact bebouwd. Voorbij de Triezenbergstraat is de bebouwing losser en staan de meest jongere woningen in tuinpercelen. Hier is ook de uit 1876 daterende en enkele malen veranderde gereformeerde kerk te vinden.

Na de opening van de spoorlijn van Groningen naar Delfzijl in 1883 is de Kampweg, die om het deels nog omgrachte kerkhof loopt, met een bocht verlengd naar het (inmiddels gesloopte) station. Aan deze Stationsweg kwamen in de laatste decennia van de 19de en in de vroege 20e eeuw burgerhuizen en villa’s tot stand, waarvan nummer 2 het voormalige stationskoffehuis is. Hier kwam ook het in 1926 naar ontwerp van J. Benninga gebouwde en tot 1990 in functie gebleven expressionistische raadhuis terecht.

Colofon

Bron: Noordboek

© Foto voorblad: Nieske Riemersma
Lees meer