Nieuwe Compagnie - dorp in Groningen
De Nieuwe Compagnie is een vaartbuurschap, als veenkolonie ontstaan vanaf het midden van de 17e eeuw. In 1647 begon de Nieuwe Friesche Compagnie vanuit Hoogezand met het graven van het Kielsterdiep. Spoedig moest het kanaal vanwege privébelangen een andere richting krijgen en zo kwam er een knik in het kanaal.
Aan het Kielsterdiep groeiden de kanaaldorpen Kiel en Windeweer. Vanaf de knik is ook het Nieuwe Compagnonsterdiep recht naar het zuiden gegraven met na anderhalve kilometer een dwarsvaart, de Leinewijk, die naar het westen toe naar de oude veenkolonie Wolfsbarge en het Zuidlaardermeer loopt. Deze Leinewijk werd breder dan het nu goeddeels gedempte diep.
Nadat de hoogveengebieden van de Nieuwe Friesche Compagnie waren verveend, zijn ze met de dalgronden voor akkerbouw in cultuur gebracht. Daardoor is de kanaalstreek tot aan de Zuidlaarderweg een agrarische wegbuurt geworden met verspreid staande boerderijen en enkele woningen. In 1900 kreeg de buurschap een nieuwe impuls door de stichting van coöperatieve aardappelmeelfabriek De Toekomst aan de Leinewijk, met goede verbindingen over het water.
De Toekomst is een van de weinige van tientallen aardappelfabrieken die grotendeels bewaard is gebleven. In een deel van het gebouwencomplex zijn onder meer een autohandel en een vlooienmarkt gevestigd. Het complex bestaat onder andere uit drie robuuste vleugels, twee met lage zadeldaken en één met een gebogen dak, die stoer aan de Leinewijk staan.
Meer naar de hoek staan nog een paar bedrijfsgebouwen en woningen. De ijzeren ophaalbrug zal van circa 1930 dateren; de noordelijker gelegen Eendrachtsbrug is van hetzelfde type maar is ouder, van omstreeks 1900. In het noordelijke gedeelte van Nieuwe Compagnie staan aan de gelijknamige weg enkele finke boerderijen van het Oldambtster type. In het zuidelijke gedeelte eveneens, bijvoorbeeld de twee grote op de nummers 29 en 30. Nummer 32 is een veenkoloniale boerderij met een hoog woongedeelte met sierlijke dakranden. Deze dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw.
Colofon
Bron: Noordboek