Midwolda - dorp in Groningen
Midwolda is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op de rand van het zogenoemde schiereiland van Winschoten. Het is tijdens stormvloeden in de late middeleeuwen niet weggevaagd, maar het liep tijdens de Allerheiligenvloed in 1570 zoveel schade op dat de bewoners naar een veiliger plek trokken, ongeveer twee kilometer landinwaarts achter de in 1545 opgeworpen Dollarddijk.
De kerk bleef achter en hield stand. Het was, zo heeft onderzoek in 1994 uitgewezen, een romaanse, basilicale kruiskerk uit de tweede helft van de 12e eeuw. Het gebouw bestond uit een westwerk met fanktorens, een schip met zijbeuken, een transept en koor met ook nog twee torens in de oksels tussen viering en koor. Het was met een lengte van zestig meter in die tijd de grootste kerk van het gewest. In 1738’40 bouwde men een kerk in het nieuwe dorp, waarna de middeleeuwse kerk is afgebroken. De oude kerkstee is aan de Kerkelaan nog steeds te herkennen.
Het nieuwe Midwolda kwam door indijkingen steeds veiliger te liggen. Vanaf het eind van de 18e eeuw brak voor Midwolda dankzij de vruchtbare polders een tijd van grote voorspoed aan, waarvan de monumentale boerderijen getuigen die vooral aan de noordzijde van de lange Hoofdweg liggen. Aan deze Hoofdweg staan zo nu en dan ook vrij compacte streekjes met arbeiders- en burgerhuizen, maar de arbeiders konden hun optrekjes vooral bouwen aan twee lange lanen haaks op de Hoofdweg, de Hoethslaan en de Niesoordlaan en aan een paar andere korte dwarspaden.
De in 1740 gereedgekomen kerk is een opmerkelijk brede zaalkerk met een afgeknot en aan beide zijden afgewolfd zadeldak met pinakels op de hoeken. De kerkzaal is geopend met spitsboogvensters van gotisch model en de muren hebben tweemaal versneden steunberen. De al in 1708 verrezen toren heeft een vierkante romp en daarop een barokke bekroning van achtzijdige bakstenen opbouw en een verjongende dubbele lantaarn met rode koepeldaken. Aan de noordzijde van de kerk is een barok portaal aangebracht met ionische pilasters en een fronton. Het interieur bevat voornamelijk meubilair uit de bouwtijd.
Aan de zuidzijde van de Hoofdweg is op de fundamenten van de oude Ennemaborg, kort na het huwelijk van Wilhelmus Hora met Anna Maria Clinge in 1681, het huidige blokvormige buitenhuis gebouwd. Aan de zuidzijde zit mogelijk nog muurwerk van omstreeks 1600, maar de daar gebruikte baksteen in een groot formaat kan ook zijn hergebruikt. Na een volgend huwelijk in 1737 is de voorgevel vernieuwd. De Ennemaborg is van een voorname eenvoud met een omlijste ingangspartij (uit 1775) en Engelse ramen met kleine roedeverdeling. Het schathuis ten westen van de omgrachting van de borg dateert waarschijnlijk uit de vroege 19de eeuw. Achter de borg ligt een tuin en dan volgen bospercelen.
Tegenover de borg staat aan de Hoofdweg 75 de Ennemaheerd, een Oldambtster boerderij uit ongeveer 1870 met dwarshuis en vensteromlijstingen in sierpleister. Hier liggen bovendien twee zeldzaam geworden oude keuterijen, de ene met grote krimp en dus kleine stal uit de eerste helft en de andere met grote schuur uit de tweede helft van de 19de eeuw. Op 33 staat een klassieke Oldambtster met drie zaadzolders uit 1850-55, op 25 één met een omlijste middenpartij uit 1870 en op 35 restaurantboerderij De Vicarie met een dwarshuis en middenrisaliet met topgevel uit 1870. Aan de Reinste Abdenaweg 1 bevindt zich museumboerderij Hermans Dijkstra, een gepleisterde Oldambtster met een slingertuin uit 1858. Aan de Scheemder zijde staat aan de Gereweg boerderij Buitenhof uit 1882, voorzien van een middenrisaliet met topgevel.
Tussen compacte streekjes met bescheiden bebouwing staat aan de Hoofdweg een aantal representatieve villa’s. In neorenaissance-stijl zijn de villa’s op nummers 99 uit 1904 en 185 uit dezelfde periode. Ook nummer 143 tegenover de kerk is in deze trant. Vernieuwingsstijl toont de half gepleisterde villa op nummer 125 en 171 is gebouwd in een zakelijk expressionisme van rond 1930.
Colofon
Bron: Noordboek