Doezum - dorp in Groningen
Doezum
Doezum is een wegdorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan op een dekzandrug die in het oosten bij Niekerk begint en waarop vervolgens de dorpen Oldekerk, Sebaldeburen, Grootegast en Doezum liggen. Verder naar het westen lag een laagveengebied. Dit blijkt uit de dorpsnaam. Het dorp kwam vroeger voor als Dosum en Doessum. Does betekent moerassige wildernis. Van deze wildernis is ten noordwesten nog iets te merken, bij De Petten, veenplassen die na de turfgraverij zijn overgebleven. De Doezumertocht loopt zowel richting de Lauwers als naar het Van Starkenborghkanaal. Daar staat bij Bombay de romp van een poldermolen uit 1872.
Sinds het begin van de 11e eeuw zijn de zandruggen in het Westerkwartier bewoond. Doezum is het enige dorp dat er een vroeg, tastbaar bewijs van heeft: de kerk, veruit de oudste uit de wijde omgeving. De SintVituskerk is in de 12e eeuw gebouwd. Van deze kerk resteert het westwerk, dat is de westelijke partij, de tussen zijruimten ingebouwde toren met een kapel op de verdieping. De noordelijke zijruimte is verdwenen. Omstreeks 1200, toen het bakken van steen nog maar net was geïntroduceerd, is het lange en veelzijdige – en van binnen halfrond – gesloten koor tot stand gekomen. In de 16e eeuw is het schip tussen koor en toren herbouwd. In de kerk liggen de zerken van onder meer Johan Polman en Anna van Ewsum die de borg De Eest bewoonden. Deze borg uit de eerste helft van de 17e eeuw is in 1727 afgebroken.
De bebouwing aan weerszijden van de Provincialeweg, veelal daterend uit de periode van 1890 tot 1930, toont een grote verscheidenheid: van een café en enige (voormalige) winkels tot boerderijen – enkele van een klein Oldambtster type – en veel woningen die of dwarsgeplaatst zijn of met de geveltop naar de weg gericht. Enkele expressionistische, blokvormige woningen verlevendigen dit beeld.
Colofon
Bron: Noordboek