Den Horn - dorp in Groningen
Den Horn
Den Horn is een dijkdorp dat omstreeks 1700 gestalte kreeg, maar er kan al eerder bebouwing hebben gestaan. De Dorpsstraat en de Hogeweg zijn stukken van de oudste bedijkingen in de omgeving. Deze omvatten het gebied van de Hogemeeden en de Zuiderham, ten zuiden van Aduard. De dijken bij Den Horn vormen de zuidwestelijke hoek van deze dijk en waarschijnlijk heeft het dorp aan deze hoek zijn naam aan te danken. Ten zuiden van deze polders liggen de Lagemeeden en daar stond eenzaam in het landschap een middeleeuws kerkje. De Kerkweg voert ernaartoe. De kerk is in 1862 gesloopt, het kerkhof achterlatend. De Kerkweg heeft uitsluitend aan de westzijde een vrij compacte lintbebouwing van voornamelijk arbeidershuizen.
Om de hoek, aan de oostzijde van de lintbebouwing aan de oude dijk, hier ook Dorpsstraat geheten, is in 1862 de nieuwe kerk gebouwd, een rechtgesloten zaalkerk met rondboogvensters en een open dakruiter met spits. De deftige voorgevel in mengstijl heeft hoekpilasters, een ingezwenkte gevel en een bekronend fronton. Bij de kerk staan twee notabele woningen uit het eind van de 19de eeuw en een gebouw met grote vensterpuien, waarschijnlijk de vroegere school. Deze en de bebouwing van de Kerkstraat vormen de oostelijke kern van het dorp. Even westelijker legt de grote boerderij Horn Heem, met een blokvormig voorhuis uit 1869, de verbinding met de westelijker gelegen tweede dorpskern bij de driesprong van de Dorpsstraat en de Hogeweg.
Hier staat in het westen de herinnering aan een tweede kerk, de in 1735 gestichte doopsgezinde vermaning, die later timmerwerkplaats werd en nu niet meer wordt gebruikt. De bebouwing van de Dorpsstraat laat een levendige afwisseling zien van compacte streekjes met dwarshuizen en gedeelten met wat lossere bebouwing van burgerhuizen en villaatjes. Aan het begin van de Hogeweg ligt de vrij nieuwe basisschool en net buiten de dorpsbebouwing staat een grote roze-wit geschilderde kophals-rompboerderij, waarvan het voorhuis uit 1759 dateert.
Colofon
Bron: Noordboek