Delfzijl - dorp in Groningen
Delfzijl
De havenplaats Delfzijl is ontstaan bij een drietal sluizen, de Dorpsterzijl, Slochterzijl en Scharmsterzijl, waarvan wel beweerd wordt dat ze in 1272 door monniken zijn geslagen. In 1317 kwam er een sluis in de Delf, het latere Damsterdiep, bij. De zijlrechten werden toen vastgelegd. De plaats aan de Eems had potenties om zich tot havenplaats te ontwikkelen. In de 14e eeuw is sprake van activiteiten die ten koste van het bloeiende Appingedam gingen. Delfzijl was in het begin van de 16e eeuw als strategische plek voorzien van een blokhuis.
In 1580 is een vierkante schans bij de sluis aangelegd en ten oosten daarvan de eerste kerk. Na verovering door de Staatse troepen in 1591 werd de vesting versterkt en gemoderniseerd met een zestal bastions en een brede gracht. De plaats, vesting en zijlen leden veel schade tijdens de Kerstvloed van 1717. De vesting is aan het einde van de Franse tijd in 1813 opnieuw in staat van verdediging gebracht, waarna een langdurig beleg volgde. Vesting Delfzijl is pas in 1875 ontmanteld.
Binnen de vesting was toen nog niet veel bebouwing te vinden. Deze was geconcentreerd aan de Waterstraat, de Landstraat en de Marktstraat. Het belang van de haven was intussen gegroeid. De nog steeds bestaande zeevaartschool werd in 1856 opgericht. Deze kreeg enkele malen nieuwe onderkomens. Die aan het Abel Tasmanplein uit 1937 getuigt in zijn kloeke expressieve voorkomen van de bloei. De Rijksdienst voor het Loodswezen kreeg er een vestiging in 1858. In 1876 betekende de opening van het Eemskanaal vanuit Groningen een nog grotere impuls voor Delfzijl dan de aanleg van de spoorverbinding in 1884. Langs het kanaal vestigde zich allerlei bedrijvigheid, vooral scheepswerven. In de periode voor de Tweede Wereldoorlog werd Delfzijl zeehaven voor doorvoer en handel van onder meer steenkool, hout en chilisalpeter.
Aan het eind van de Tweede Wereldoorlog was Delfzijl, net als aan het einde van de Franse tijd, het toneel van zware strijd. De havenplaats en het omliggende gebied raakten zwaar beschadigd. Na de oorlog moest de binnenstad mede daardoor worden gesaneerd. De wederopbouw kreeg een stimulans door de vondst van bodemzout in het gebied ten westen van Winschoten. Voor de verwerking werd in Delfzijl een grote sodafabriek gesticht. Er volgden fabriekscomplexen voor petrochemie, aluminiumsmelterijen, machinebouw, houtverwerking en andere industriële activiteiten.
Delfzijl moest voor het huisvesten van nieuwe arbeiders voortdurend uitbreiden, eerst ten noorden van de kern, later aan de andere zijden. In de jaren zeventig zorgden een nieuw Zeehavenkanaal en de Oosterhornhaven met ruime waterkommen en weidse terreinen voor de nodige ruimte voor toekomstige bedrijfsvestigingen. Kort hierna stagneerde de economie en daarmee de belangstelling voor Delfzijl. Het ging ten koste van de dorpen Oterdum, Heveskes en ook min of meer van Weiwerd, terwijl door de uitbreiding met woonwijken de dorpen Biessum en Uitwierde bijna in de verdrukking zijn gekomen.
Door deze ontwikkelingen is het karakter van Delfzijl sterk veranderd. De geschiedenis is nauwelijks aan structuur en bebouwing af te lezen. Zo staan aan de Schoolstraat en de Molenberg kerk en molen er wat verloren bij tussen ad hoc geplande nieuwbouw. De kerk, in 1830 gebouwd ter vervanging van de oude uit 1613, is een rechtgesloten zaalkerk met een dakruiter. De achtkante korenmolen Adam met stelling op een gemetselde onderbouw is in 1875 gesticht. De rooms-katholieken lieten in 1925 een neogotische kerk aan de Buitensingel bouwen en de gereformeerden bouwden in 1925 aan de Menno van Coehoornsingel een expressief kerkgebouw. Aan de Singel staan de voormalige synagoge uit 1888 die later is vernieuwd en nu door het Leger des Heils wordt gebruikt en een zaal voor de vrijzinnig hervormden in mooie expressieve vormen uit 1926. Zowel in de (winkel)straten in de kern, als in straten in de schil zijn mooie staaltjes van de Groningse variant van de Amsterdamse School te vinden. De Waterpoort uit 1833 vormt een plechtige overgang van de kern naar het havengebied.
Colofon
Bron: Noordboek