Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


’t Lage van de Weg is een jonge buurschap in de Uiterdijksche Landen, even ten westen van Uithuizen. Vanaf het midden van de 19de eeuw groeide de buurt als woonkern waardoor nabij het centrale kruispunt zelfs aaneengesloten bebouwing ontstond. In 1859 werd aan de zuidzijde van de weg een koren- en pelmolen met stelling opgericht. Het was geen succes; nadat hij spoedig van eigenaar wisselde is het bouwsel in 1875 op afbraak verkocht.Mogelijk is de naam afgeleid van het ‘Lage Watt’, de kwelder die hier heeft gelegen. De buurt werd ook wel ’t Leege genoemd. De weg die de polder in leidt heet de Lageweg. Deze loopt tot de Oude Dijk die daar zijn westelijke eindpunt heeft. De oude doorgaande weg van Usquert naar Uithuizen heet Bovenweg. Het weggetje naar het zuiden is de Ossegang, een verwarrende naam want bij wierdedorpen is dat de ringweg en hier is geen sprake van een wierde.De buurt kent nauwelijks hoogtepunten. Opvallend is wel het voormalige bedrijfspand met een hoekaccent in twee verdiepingen bij het kruispunt. Het is circa 1905 gebouwd in een lokale vernieuwingsstijl met allerlei sier van pleister en kunststeen. Op nummer 2 staat het voormalige café Swijghuizen, een eenvoudig, gerestaureerd dwarsgeplaatst pand. In het centrum staan verder huizen en (voormalige) bedrijfspanden compact bij elkaar. Zonder rechte rooilijnen, wat een levendig straatbeeld oplevert. Vanuit het centrum wordt de lintbebouwing steeds losser en jonger met onder meer fraaie kleine villa’s in expressionistische trant. Aan de Lageweg staan voornamelijk arbeidershuizen die gebouwd zijn vanaf het einde van de 19de eeuw. Helemaal bij de Oude Dijk ligt een gaaf boerderijtje met krimp uit ongeveer 1890. Richting Uithuizen ligt een aantal boerderijen, waaronder de Riep Hemmemaheerd uit 1856. Richting Usquert heet het gebied De Steek met een reeks monumentale boerderijen, waaronder de Boumaheerd in decoratieve mengstijl, Zuidpool uit 1852 met een gereconstrueerde karnrosmolen en Cleveringa Heert met een parktuin.

Het wierdedorp ’t Oldörp is ontstaan in de periode van 400 tot 600 na Christus en heette eerst Brunwerd. De wierde had een hoogte van 6,75 meter boven NAP; nu is dat nog bijna 4 meter. De bewoners van de wierde stichtten al in de 10e eeuw een uitbuurt op de noordoostelijk gelegen kwelderwal die in het jaar 1000 in de bronnen voorkomt als Uthuson, de huizen buiten de wierde. De buurt die zou uitgroeien tot het dorp Uithuizen werd in de 11e eeuw een zelfstandig kerspel. De uitbuurt overvleugelde het oude wierdedorp spoedig. Het komt in de 14e eeuw als Aolderthorpe voor.Aan de ossengang rond de zool van de wierde staan drie boerderijen. De zuidelijke met dubbele kapschuur uit ongeveer 1870 heeft een villa-achtig voorhuis uit circa 1930. Aan de westkant is achter een voorhuis van even na de oorlog een moderne stalen schuur gebouwd en aan de noordzijde staat een kleine boerderij in een dichte boomzoom. Bij de driesprong van de Oldörpsterweg en de Holwindsterweg bevindt zich een gebouwencomplex uit de jaren vijftig en zestig. Het zijn de gebouwen van de voormalige volkshogeschool ’t Oldörp.In 1936 nam de doopsgezinde predikant M. Gaaikema het initiatief voor een gemeenschapshuis om groepen van het platteland te verbroederen en ontwikkelingskansen te bieden. Vanaf de jaren vijftig werden goede contacten gelegd met Ostfriesland. In 1967 kon het complex aanzienlijk worden uitgebreid, maar het bleef een kleine volkshogeschool. Toen de rijksoverheid zich als subsidiegever vanaf het begin van de jaren tachtig geleidelijk terugtrok, luidde dit het einde in. Na sluiting heeft het vriendelijke complex als hotel-restaurant en asielzoekerscentrum gefunctioneerd. Sinds 2002 is er een centrum voor Zenboeddhisme gevestigd.’t Oldörp raakt met de jongste, parkachtige uitbreiding van Uithuizen in zuidwestelijke richting wat in de verdrukking. Het opwerpen van heuvels lijkt in deze uitbreiding in zwang te zijn; zwakke echo’s van het oerdorp ’t Oldörp.

’t Waar is een wegbuurschap langs de in 1545 gelegde Dollarddijk. De buurschap heeft vermoedelijk al een oude voorgeschiedenis, maar de huidige bebouwingsstructuur vertelt dat deze vanaf de eerste helft van de 19de eeuw is gevormd. De naam is afgeleid van waar, een oude benaming van een sluis of zijl, een begrip dat nog wordt gebruikt bij sluiswachtershuizen die dikwijls waarhuizen worden genoemd. Het moet een sluis in het Termunterzijldiep zijn geweest, hier wel het Oud Diepje genoemd. Dit diep is in 1601 van Scheemderzwaag naar Termunten gegraven. Vanaf Noordbroek is later het Buiten Nieuwediep gegraven dat zich bij ’t Waar verenigt met het oude diep. Daar waar het Termunterzijldiep een bocht maakt richting oude Dollarddijk is een gemaal aangelegd. Ten zuiden ligt de moerasplas die de naam ’t Waar draagt en ten noordwesten liggen tussen ’t Waar en Wagenborgen de grote plas en het natuurreservaat het Hondshalstermeer.Het karakter van de buurt is sterk door deze waterlopen bepaald. In het zuiden is aan de Hoofdweg de uitloper van de agrarische streek van Nieuw Scheemda te ervaren. Een Oldambtster boerderij met een eenlaags voorhuis ligt aan Hoofdweg 1, ernaast is op 3 omstreeks 1890 een klassieke Oldambtster gebouwd en ertegenover op nummer 4 omstreeks 1885 eenzelfde type met twee zaadzolders. Hierna volgen aan de Hoofdweg enkele buurtjes met arbeiderswoningen, waartussen een paar vrij authentieke krimpwoningen, zoals nummer 9 en vooral 15. Ook aan de Molenlaan, een noordelijke dwarsstraat, staat ingetogen bebouwing. Even verder ligt de Dellerheerd aan Hoofdweg 26, een Oldambtster boerderij met dwarshuis uit 1881. Daarna volgt een buurtje van arbeiderswoningen die met de achterzijde aan het oude diep staan. Hierna splitst de Hoofdweg zich. Aan de noordelijke arm ligt oude, compacte bebouwing tussen een vrij dichte begroeiing met bomen en struiken. Er staan een merkwaardige kleine kop-rompboerderij, enkele burger- en nogal wat arbeiderswoningen.

’t Zandt is een dijkdorp op een zandplaat te midden van kleiland. Deze gaf het dorp zijn naam. Het is in de middeleeuwen ontstaan op en langs twee dijken in de Fivelboezem. De eerste was de vanaf 1192 west-oost gelegde dijk, nu de Molenweg. De andere dijk werd in 1249 bijna haaks op de vorige opgeworpen in zuid-noord richting en is nu de Hoofdstraat. Er stonden twee borgen bij ’t Zandt. Ten zuidoosten de Alberdaborg en ten noordoosten, aan de oudste dijk, de Omtadaborg. Op elke borgstee staat nu een monumentale boerderij. Vrij spoedig na de dijkaanleg is begonnen met de bouw van de kerk. De losstaande, kloeke toren dateert uit de eerste helft van de 13e eeuw. Hij heeft een zadeldak met een klokkenspitsje. Het schip van de aan Maria gewijde kerk uit het derde kwart van de 13e eeuw bestaat uit vier traveeën met van schilderingen voorziene gewelfkoepels. Buiten tonen de muren het vakwerk van de metselaars uit de romano-gotische periode in volle glorie. Beneden zit een zone met gekoppelde spaarnissen met sleutelgatvormige ingangen en daarboven een gevarieerde reeks vensters en nissen met metselmozaïek in verschillende patronen. In de 15e eeuw is het koor vervangen door een gotisch hoogkoor.In de 16e eeuw (1535) was het dorp kortstondig een centrum van radicale wederdopers. Er is geen doopsgezinde kerk. Wel een gereformeerde, die in 1956 aan de Hoofdweg 58 is gebouwd.Op de driesprong met de Oosterstraat staan de kerktoren, de voormalige herberg van twee lagen met mogelijk een 17de-eeuwse kern en de voormalige bakkerij met winkel uit 1883 als een robuust trio. Schuin ertegenover bevindt zich het voormalige gemeentehuis uit circa 1970.Aan het noordelijke deel van de Hoofdstraat staan burgerwoningen en villa’s, waaronder op 63 de voormalige burgemeesterswoning uit 1911, op 65 een expressionistische villa en op 111 in een villa van ongeveer 1930 het dorpshuis en de bibliotheek.

Tange is een oude randveennederzetting die in de 18e eeuw of misschien al vroeger kan zijn ontstaan. Tange is een Westerwoldse aanduiding van een zandige hoogte. In het westen van Westerwolde betekent dit dat vanuit dergelijke hoogten het omliggende veen werd ontgonnen. Het gebeurde niet systematisch, maar kleinschalig door landarbeiders en keuterboeren.Het dorp wordt ook wel met Tange-Alteveer aangeduid, gevolg van de sterke sociaal-maatschappelijke banden tussen Alteveer en Tange. Alteveer is als kanaaldorp heel anders van karakter en is pas aan het eind van de 19de eeuw ontstaan als streek van veenarbeiders. Tange is aanzienlijk ouder en agrarisch van karakter.Tange laat dat nog steeds zien met een bebouwing die niet verspreid is, maar wel heel ruim ligt. Deze bebouwing staat voornamelijk aan weerszijden van de Beumeesweg die na de samenkomst met de Tellingerweg als grote weg naar het westen richting Alteveer wordt voortgezet. Ook richting Onstwedde staat bebouwing. Daar krijgt de Beumeesweg een vervolg als Verlengde Luringstraat. De meeste arbeiderswoningen en keuterijen zijn inmiddels voor gewone bewoning in gebruik genomen. Veel woningen zijn vernieuwd en soms uitgebreid. De verandering in gebruik is vooral af te lezen aan de inrichting van de erven.Het duidelijkst naar het verleden wijst een boerenschuur aan de Duinweg, een pad in het verlengde van de Beumeesweg. De schuur zal uit de tweede helft van de 19de eeuw dateren en heeft de baanderdeur bij de krimp aan de zijkant met daarboven houten schotwerk. Misschien heeft aan de voorzijde een kleine woning gezeten. Aan de Verlengde Luringweg 2 ligt een vrij authentieke keuterij; alleen de zijbaander is veranderd. Aan de Beumeesweg staan op 12 en 16 aardige, opgeknapte arbeiderswoningen en op 1, 7, 23 en 25 keuterijen die nog redelijk authentiek zijn. Op nummer 43 is een typisch Westerwoldse keuterij gestuukt en tot landhuisje verbouwd.

Ten Boer is een wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen op een langgerekte oeverwal is ontstaan. Het gebied was al eerder bewoond, prehistorische vondsten zijn hier de bewijzen voor. De wierde heeft een rechthoekige structuur. Op de wierde is een benedictinesser klooster gesticht dat in 1301 voor het eerst in bronnen voorkomt. De grote middeleeuwse kerk is gebouwd voor dit klooster dat in 1485 werd samengevoegd met dat van Thesinge. De kerk is gehandhaafd en vertoont aan de zuidzijde sporen van verbindingen met andere kloostergebouwen.De hoofdstructuur van Ten Boer bestond uit twee parallel lopende bebouwingsassen. De Stadweg aan de noordkant van de wierde is de oudste, maar toen omstreeks 1425 het Damsterdiep werd gegraven kwamen er ontwikkelingen aan de Trekweg, nu Rijksweg. Aan beide assen trad gaandeweg een concentratie op, maar tot het midden van de 19de eeuw bleven het aparte streken. Daarna kwam de eerste bebouwing langs de verbindingsstraat de Gaykingastraat. Bij latere uitbreidingen, die vooral na de oorlog plaatsvonden, is het rechthoekige ruimtelijke stramien voortgezet. Onlangs heeft in dit proces een nieuw dorpshart, met winkelfuncties rond een plein met appartementen, vorm gekregen.De voormalige kloosterkerk dateert uit het derde kwart van de 13e eeuw en is in plastische, rijke romano-gotiek vormgegeven. Het hoge muurwerk is in twee zones verdeeld, de onderste is vlak, de hogere is met lisenen in traveeën verdeeld en deze zijn versierd met licht spitsbogige, gepaarde en fraai geprofleerde nissen en vensters met als bekroning een ronde nis. Aan de noordzijde zitten op de begane grond fraaie sporen van doorgangen naar de kloostergebouwen. Voor de koorsluiting lijken alle mogelijkheden tot sier uit de kast te zijn gehaald. De waarschijnlijk in 1485 vernieuwde westgevel is eenvoudiger. Daarop is in 1810 een achtzijdige toren geplaatst met een geblokte onderbouw en een open lantaarn met koepeldak. Binnen is het muurwerk van het koor op levendige wijze versierd. De kosterij staat aan Kerkpad 3 en de blokvormige pastorie uit ongeveer 1880 ligt bij de koorzijde van de kerk in een ruime tuin aan de H. Westerstraat 15. De gereformeerde kerk is in 1896 aan een van de verbindingsstraten tussen de twee hoofdassen van het dorp gebouwd, aan de Wigboldstraat 3. Het is een zaalkerk in een mengstijl met neoclassicistische aspecten. Het gebouw is in 1981 aan de achterzijde uitgebreid. De pastorie kwam omstreeks 1954 tot stand. De Wigboldstraat heeft verder een bebouwing van voornamelijk burgerhuizen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Er staan ook enkele oudere krimpwoningen en nummer 1 is een notabele woning met middengang uit omstreeks 1880. Aan de Stadsweg rijst het voormalige raadhuis op, een statig gebouw uit 1911 in Berlagiaanse stijl met een toren in de oksel van de haaks op elkaar staande vleugels. Aan deze straat staan bescheiden woningen en een enkele villa, meest daterend uit de eerste helft van de 20e eeuw.Het huidige raadhuis is gevestigd in een daartoe in 1977 verbouwde grote boerderij. Het is een van de kop-rompboerderijen die oorspronkelijk aan de zool van de dorpswierde stonden. Deze boerderij, H. Westerstraat 26 van omstreeks 1870, heeft een dwarsgeplaatst voorhuis. De kop-romp op nummer 24 van ongeveer 1860, met een lang voorhuis met een afgewolfd dak, kreeg met winkels eveneens een nieuwe functie.De fraaiste villa prijkt in een ruime tuin aan de Gaykingastraat 19: de Reddinckhof, in 1905 gebouwd in vernieuwingsstijl. Hier vlakbij staat de voormalige lagere school uit 1890 op een U-vormige plattegrond. Aan de overkant staat een reeks burgerwoningen, waarvan verschillende in expressionistische vormen. Om de hoek ligt het nieuwe winkelcentrum aan de Marskramer en het Koopmansplein in een neohistorische, postmodernistische stijl.Aan het Damsterdiep zijn het molens die de aandacht trekken, de pel- en korenmolen De Widde Meuln met zijn witte gepleisterde tapsronde romp uit 1839 en de kleine houtzaagmolen, in 1903 uit liefhebberij gebouwd en na instorting omstreeks 1985 herbouwd.

Ten Post is een komdorp dat in 1380 voor het eerst in bronnen voorkomt. Post betekent eenvoudige brug, een plank over het water. Deze post zal gelegen hebben over een arm van de Fivel. Het dorp is ontstaan bij het omstreeks 1425 gegraven Damsterdiep en is daarmee een van de jongere dorpen in deze streek. Hier kruisten het diep en de verbindingsweg tussen Wittewierum en Stedum elkaar. Het heeft zich niet ontwikkeld tot een oud kerkdorp en was lang een buurschap onder Wittewierum. Toch stond er een aantal borgen: Oldenhuis dat in 1715 is gesloopt, Tammingahuizen dat in 1765 op afbraak is verkocht en Tuwinga of Tuinga dat in 1788 ten onder ging. Door de groei van de scheepvaart en de steenfabriek werd Ten Post economisch belangrijker dan het moederdorp Wittewierum dat ook nog zijn klooster had verloren.Uiteindelijk heeft Ten Post in 1870 twee kerken gekregen, voor zowel de hervormden als de gereformeerden. De hervormde zaalkerk is zo bescheiden dat zij nauwelijks boven de bebouwing uitsteekt. De in de jaren vijftig vernieuwde voorgevel met ingemetseld kruis draagt een dakruiter. De voormalige gereformeerde kerk is een sobere zaalkerk met spitsboogvensters die haar dakruiter heeft verloren. De gereformeerden hebben aan de Jan Zijlstrastraat een nieuwe kerk gebouwd.Aan de zuidzijde van het Damsterdiep staat vlakbij de uit ongeveer 1935 daterende hefbrug een voormalig winkelpand van omstreeks 1900 met een fraaie etalage- en portiekpartij. Aan de noordzijde ligt het café, een in de breedte gebouwd pand met schuur uit circa 1890.Eestumerweg 1 is een boerderij met een fraai, dwars voorhuis met sierstuc in neorenaissancevormen. Aan de Eestumerweg 31, nabij de nieuwe autoweg, staat de robuuste voormalige openbare lagere school van 1907 en aan de andere kant van de weg rijst molen de Olle Widde op. Het is een gepleisterde molen van vóór 1828 met een lage stelling aan de tapsronde romp.

Ter Apel, eerst komdorp, later kanaaldorp, is ontstaan in de late middeleeuwen op een zuidelijke uitloper van een dekzandrug tussen de Mussel Aa en de Ruiten Aa en wordt omgeven door woeste gronden en venige moerassen.Van de naam betekent de A een waterloop en een pol is een hoogte. Het is dus een hoogte bij een waterloop. In 1465 is in het bosrijke gebied een klooster gesticht op initiatief van Jacobus Wiltinck, vicaris te Loppersum die de woeste gronden had gekocht. Het kloosterdorp kende een verspreide bebouwing. Toen de stad Groningen na de reformatie in 1619 in bezit kwam van de heerlijkheid Westerwolde kreeg het ook het klooster en de bijbehorende landerijen in handen.In 1858 was de graverij van het Stadskanaal tot bij Ter Apel gevorderd. Daar werd een haakse bocht naar het oosten in het kanaal gelegd – dit stuk wordt de Wieke genoemd – om even verder met een afgeschuinde bocht weer in zuidelijke richting voortgezet te worden. Ter Apel ontwikkelde zich daarna tot een kenmerkende veenkolonie met lintbebouwing aan het kanaal.Meteen na het stichten van de kruisherenpriorij, thans museum, werd in 1465 begonnen met de bouw van de kerk en kloostergebouwen. Het nog niet voltooide complex werd door brand getroffen, maar kon spoedig worden hersteld. De vleugels aan de oostelijke en noordelijke zijde kwamen in de loop van de 16e eeuw gereed. Het is een laat-gotisch gebouwengeheel met een hoge kloosterkerk. De westelijke vleugel is in 1755 afgebroken. Na stormschade zijn in 1834 de verdiepingen van de resterende vleugels weggehaald. Het bleef een indrukwekkend geheel, met een kerk die veel religieuze rijkdommen bevat, waaronder een excellent oksaal. De westzijde kreeg een sobere inrichting voor de protestantse eredienst. Recent is naar ontwerp van de Deense architect Johannes Exner een nieuwe, brede westelijke vleugel gebouwd, op een subtiele wijze aan het bestaande verbonden.Bij het klooster is in de 18e eeuw door de stad Groningen een commandeurshuis gebouwd, later ook gebruikt als huis voor de rentmeester van de bosbouw. Het is een paar keer verbouwd en kreeg een bepleistering. Vanaf 1898 doet het dienst als hotel-restaurant Boschhuis.Aan de Poortweg, op de zandrug, staan enkele Oldambtster boerderijen, waaronder één met topgevel uit omstreeks 1865 en een ander met een pilastergevel uit circa 1870. Aan dezelfde weg oostwaarts ligt de Ter Apelersluis in de Ruiten Aa met een klapbrug en de brugwachterswoning. Dichter bij het klooster pronken aan de Boslaan 1 en 4 twee indrukwekkende villa’s uit het begin van de 20e eeuw. In de bossen aan de Schotslaan ligt het Joodse kerkhof. Aan de Schotslaan ligt verder een reeks fraaie villa’s, onder meer in chalet- en vernieuwingsstijl uit het begin van de 20e eeuw.Oostelijker kwam omstreeks 1920 in de bossen de tuinwijk Agodorp tot stand, bestemd voor de betrokkenen van de gelijknamige fabriek van houten instrumenten voor de textielindustrie. Aan het Ruiten-Aa Kanaal zijn dubbele woningen voor de opzichters gebouwd en aan de Agostraat 11 de villa van de directeur. Ten noorden daarvan is een buitengewoon vriendelijke buurt met arbeiderswoningen tot stand gekomen.Aan de Wieke heeft zich vanaf de tweede helft van de 19de eeuw een tweede kern van lintbebouwing ontwikkeld. Aan de Hoofdkade rijgen vrijstaande burgerhuizen, een paar villa’s en wat groepjes arbeiderswoningen zich aaneen. Aan de Hoofdstraat zijn, vooral aan weerszijden van de Molenweg met een nieuw winkelcentrum, winkelpanden te vinden. Even voorbij het winkelgebied staat de rooms-katholieke enclave van de Sint-Willibrorduskerk met pastorie en parochiehuis. De neogotische hallenkerk is in 1881 gebouwd naar plannen van Alfred Tepe. Aan de westzijde is de kerk uitgebreid en voorzien van een door twee torentjes begeleide westelijke gevel, ontworpen door Wolter te Riele. Aan het begin van de Hoofdstraat is een interessante groep villa’s van omstreeks 1900 te vinden, waarvan vooral Valk Stede met zijn gepleisterde uitdossing en kloeke traptoren opvalt. Hierachter staat aan de Oude Weg de in 1924 gebouwde Rijks-HBS in expressionistische stijl.

Ter Apelkanaal is een kanaaldorp, ontstaan nadat het Stadskanaal in 1856 voorbij Musselkanaal tot op deze hoogte was doorgetrokken. Het kanaal werd aanvankelijk Stads Ter Apelkanaal genoemd. De lintbebouwing kreeg een impuls toen noordelijker bij Jipsingboermussel in 1904 de aardappelmeelfabriek werd gesticht.Ten westen liggen in een wigvormig gebied tegen de Drentse grens de Ter Apelerstukken en de Ter Apelervenen. In het zuiden ligt in het verlengde van de Nulweg de naoorlogse basculebrug met een sluiswachterswoning uit circa 1875 met krimp en gepleisterde kepervormige wenkbrauwen boven de vensters. Noordelijker tussen de Hogeweg en de Vetstukkermond ligt een draai over het kanaal met een brugwachterswoning van hetzelfde type, maar deze is wel gaver.Helemaal in het noorden, even voorbij de kanaalbocht bij Jipsingboermussel, ligt het sluizencomplex van het 6de Verlaat, ook wel de Gekoppelde Sluis genoemd. Het is een sluis met een rechthoekige, gemetselde sluiskom met schuifdeuren. Bij beide sluisdeuren is een klapbrug over het kanaal gespannen. Het zijn frêle voetgangersbruggen met vakwerk en een smalle balans, in 1910 naar ontwerp van machinefabriek J. Coning uit Groningen geconstrueerd. Ze zijn in 1992 naar het oude model vernieuwd. Op het schiereiland met aan de andere zijde een gemaal, staat een expressief gemetseld sluishokje met een piramidedak.De lintbebouwing aan weerszijden van het kanaal is aan de westzijde van de sluis enigszins verdicht, maar verder vrij los. Deze bestaat voornamelijk uit arbeidershuizen, maar er staan ook burgerhuizen en hier en daar boerderijen, meest daterend uit de eerste helft van de 20e eeuw. Na de oorlog is veel bebouwing vernieuwd. Bescheiden boerderijen liggen op de nummers 17, 64, 67 (verbouwd tot romantische woning) en 118. Op de hoek van de Schaalbergerweg staat een voor deze streek finke boerderij van het Oldambtster type. In het zuiden trekt de voormalige Coöperatieve Bakkerij ‘Eendracht’ de aandacht.

Ter Borg is een oud esbuurschap ten zuidwesten van Sellingen en ligt onmiddellijk aan de Ruiten Aa. Het betekent: op de berg. Hier hebben generaties van de familie Ter Borg geboerd. De buurschap zou daar de naam aan te danken hebben, maar het omgekeerde ligt meer voor de hand. De Ter Apelerweg, de N976, loopt op enige afstand om de buurschap. Hieraan ligt op nummer 6 als enige bebouwing een keuterij van omstreeks 1910. Aan de andere kant van de Ruiten Aa is het natuurgebied Ter Borg, een gevarieerd gebied van 35 hectare, bosrijk met heidevelden en enkele plassen. De ensemblewaarde van drie boerderijen, een woning en een schaapskooi met de paden, de beplantingen en de beek is groot. Vooraan staat een bescheiden villa met een decoratieve uitdossing die kenmerkend is voor het begin van de 20e eeuw.De grote boerderij Borgerweg 3 is van het klassieke Westerwoldse type, in 1826 opgetrokken in een frisrode steen en met in de hoge voorgevel een ingangspartij met bovenlicht en twee zolders. De schuur heeft aan beide zijden een deel. In de dwarsgang tussen woonhuis en schuur zit nog de oorspronkelijke bedsteden- en kastenwand. Op nummer 4 staat een grote boerderij van het nieuwe Westerwoldse type met hoog voorhuis met zolder. De omlijste ingangspartij zit aan de zijkant en de baanderdeur is aan de achterzijde van de schuur.De boerderij Borgerweg 1 uit 1878 is van het Oldambtster type met een voorhuis en met de omlijste ingang terzijde. Bij de brug over de Ruiten Aa ligt aan de groene oever een grote, zeldzame schaapskooi die oorspronkelijk uit de 17e eeuw dateert.Ten zuidoosten van Ter Borg is in 1911-’17 in het Ruiten-Aa Kanaal de Zuidveldstersluis als schutsluis met stuw, loskade, en sluiswachterswoning aangelegd. De klapbrug is na de oorlog vernieuwd. Er ligt een kazemat van het type stekelvarken uit 1939 bij.

Ter Haar is een wegbuurschap die in de 19de eeuw is ontstaan en nu aan weerszijden van de N976 van Ter Apel naar Sellingen ligt. De Ruiten Aa stroomt even ten oosten van de streek. Vanaf Ter Haar lopen twee belangrijke historische routes. Van Ter Haar liep naar het Drentse Valthe door het veen de Valtherbrug; de laatste resten van deze veenbrug zijn in 1891 gevonden. Johannes Sems, die in 1615 de grens tussen Groningen en Drenthe moest vastleggen, heeft van Wolfsbarge in het noorden tot Huis ter Haar een rechte lijn getrokken, de zogeheten Semslinie. De bosrijke streek rond Ter Haar wordt de Haarstermij genoemd. Een ‘mij’ is een lage streek, mogelijk iets lager dan Ter Haar zelf, want dat betekent: op de zandige heuvelrug.Ter Haar bestaat uit een handvol boerderijen en een molen. Aan de Sellingerstraat 12 staat een Westerwoldse boerderij uit omstreeks 1880 met een asymmetrisch voorhuis met één krimp en de woningingang in het midden van de voorgevel. Ernaast op 14 is een karakteristieke boerderij van circa 1920 te vinden. Het is een soort stelp met kleine krimpen, een voorhuis met steunberen en expressief metselwerk en een stookhok. Op nummer 21 staat de kleine boerderij Veldzicht van het Oldambtster type met een bijschuurtje en aan de Tempelbosweg naar het zuiden vinden we een kop-rompboerderij met een voorhuis met elegant gezaagde boeiboorden bij het dak en een baanderdeur voor in de schuur. Bovendien is omstreeks 1925 een expressief gevormd trafohuisje aan de weg geplaatst.De enige oorspronkelijke standerd koren- en pelmolen in het noorden is hier in 1832 geplaatst. De molen stond eerst op de wallen van de vesting Bourtange. Het hele molenhuis met bolgebogen kap draait op een spil van de standerd, een type dat tot het oudste type molens van het land behoort. Een kopie is in 1980 op de wal van Bourtange geplaatst.

Ter Maarsch is een essenzwermgehucht ten zuidwesten van Onstwedde dat al uit de 18e eeuw kan dateren. De weg van Onstwedde naar Stadskanaal doorsnijdt deze agrarische buurschap en dat is een forse verstoring van het oorspronkelijke karakter. Rond Onstwedde zijn vooral ten noorden en oosten essenzwermgehuchten gegroeid: Smeerling, Ter Wupping, Wessinghuizen en nog een paar kleinere. Ter Maarsch ligt vrij ver van het moederdorp aan de rand van de veenkoloniën. De agrarische buurschappen zijn ontstaan omdat de essen bij het moederdorp door uitputting minder opbrachten, maar ook omdat door bevolkingstoename meer landbouwgrond nodig was. De lagere zandkoppen in de omgeving zijn toen opgezocht om van daaruit de omliggende gebieden in cultuur te brengen. Buiten de agrarische productie is er geen andere economische druk op deze buurschappen geweest en bezitten ze nog goeddeels hun authentieke karakter.Aan de doorgaande weg staat één opgeknapte arbeiderswoning; verder zijn in het gehucht alleen maar boerderijen te vinden. Vlak langs de weg op nummer 5 een grote schuur met gepleisterde en donker geschilderde zijmuren en die is voorzien van grote baanderdeuren met in de afgewolfde geveltop drie ronde vensters. Daarachter staat op nummer 4 de oudste boerderij, een mengvorm van het Oldambtster en het Westerwoldse type, met grote baanderdeuren in de rechtervoorkant van de schuur en een robuust voorhuis met in de hoge geveltop slechts één rij ramen voor een zaadzolder. De centraal geplaatste ingangspartij is omlijst en de ankers in de geveltop vertellen dat het in 1817 is gebouwd.Een Oldambtster boerderij van omstreeks 1870 met een dwarsgeplaatst voorhuis staat op nummer 3. Het voorhuis heeft een centrale portiekpartij en er zit een reeks zeer lage zaadzoldervensters in. Op nummer 2 staat een Oldambtster boerderij uit de jaren dertig en op nummer 6 een wederopbouwboerderij, een kop-romp met de baanderdeur in de rechtervoorgevel van de schuur.

Ter Wisch is een puur agrarische wegbuurschap die in de 19de eeuw is ontstaan en nu aan weerszijden van de N976 is komen te liggen, de oude verbindingsweg van Ter Apel naar Sellingen en verder naar het noorden. Vanuit het zuiden loopt de Ruiten Aa eerst met deze weg mee om met een fauwe bocht ten oosten van Ter Wisch verder te stromen. Ter Wisch betekent: op de lage weidegrond. Noordelijk van deze buurt liggen nog ’t Veerste Veldhuis en Ter Walslage, die ook wel als buurschappen worden beschouwd. Oostwaarts loopt de Wischluiweg naar de Ruiten Aa en verderop naar het Ruiten-Aa Kanaal. Daar ligt de Wischluibrug, een draaibrug van omstreeks 1915 met een brugwachterswoning uit dezelfde tijd en aan de andere kant van het kanaal staat een boerderij die Westerwoldse karaktertrekken heeft.De bebouwing van Ter Wisch en omgeving bestaat vrijwel uitsluitend uit boerderijen. Een van de weinige uitzonderingen is café Welgelegen, een etablissement dat al aan het eind van de 19de eeuw aan de Ter Apelerstraat bestond, maar nu gehuisvest is in een bouwwerk van omstreeks 1930. Aan de Sellingerstraat is op nummer 5 de interessantste boerderij te vinden, een in deze omgeving zeldzaam geworden hallenhuisboerderij uit ongeveer 1790 met een dwarsdeel en een verdiepte baanderdeur. Ernaast (3) staat een Westerwoldse boerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw met een zijlangsdeel en een baanderdeur in de voorgevel.Op nummer 10 ligt een kleine Westerwoldse boerderij. Aan de Ter Apelerstraat is een fink aantal boerderijen te vinden, meestal van het Oldambtster (27, 30, 42, 48) of Westerwoldse (34, 36-38, 46, 51) type. Nummer 30 is ’t Veerste Veldhuis, een grote boerenplaats die omstreeks 1925 zal zijn gebouwd en op nummer 36-38 staat een merkwaardige dubbele boerderij. Een Westerwoldse boerderij op nummer 51 dateert mogelijk deels van 1910 en deels van 1950. Er staat een kleine schaapskooi bij.

Rond Onstwedde ligt aan de noordoostzijde een waaier aan essenzwermdorpen: in het noordoosten bij het stroomgebied van de Ruiten Aa de schilderachtige gehuchten Ter Wupping en Wessinghuizen en in het oosten en noorden Smeerling en Holte. Ver in zuidwestelijke richting ligt dan nog Ter Maarsch.De agrarische buurschappen zijn ontstaan omdat de es bij het moederdorp door verschraling minder opbracht, maar ook omdat door bevolkingstoename meer akkergrond nodig was. De lagere zandkoppen in de omgeving zijn toen opgezocht om van daaruit de omliggende gebieden in cultuur te brengen. Buiten de agrarische productie is er geen andere economische druk op deze buurschappen geweest en daardoor bezitten ze nog grotendeels hun authentieke karakter. Ter Wupping en Wessinghuizen zijn op zandkoppen nabij de Ruiten Aa ontstaan, waarbij deze beek bij Ter Wupping mooi om de hoogte heen meandert. Beide gehuchten hebben geen voorzieningen.In Ter Wupping staan enkele Westerwoldse boerderijen en vernieuwde landarbeiderswoningen van dit type, zoals Ter Wuppingerweg 7 en 12. De boerderij op 10 heeft een deels oude Friese schuur. Kort voor de oorlog zijn voorgevel en voorhuis vernieuwd, waardoor het een kop-rompboerderij is geworden. Bij 17 is de schuur in 1933 vernieuwd. Authentiek zijn Ter Wupping 11 en 19, boerderijen van het Westerwoldse type uit omstreeks 1870 met een schuur met houten voorschot. In Wessinghuizen, vlakbij de samenkomst van Mussel Aa en Ruiten Aa, staan eveneens Westerwoldse boerderijen, waaronder nummer 15 met een gemetselde schuurtopgevel.Een variant op de Westerwoldse boerderij is nummer 18, met een voorhuis met wolfsend uit de jaren dertig. Aan de Wessinghuizerweg, even buiten Onstwedde, staat op nummer 11a een boerderij van het Westerwoldse type met mogelijk een 17de-eeuw voorhuis. De boerderij is omstreeks 1800 uitgebreid en de schuur is in de 20e eeuw verlengd. Aan dezelfde weg is op nummer 15 nog een grote Westerwoldse boerderij te vinden met een gemetselde geveltop van de schuur.

Termunten is een wierdedorp met een rechthoekige structuur. De wierde is waarschijnlijk al voor de jaartelling op een oeverwal opgeworpen, maar in de vroege middeleeuwen is er pas bestendige bewoning op de hoge wierde. Het was in de middeleeuwen een belangrijke handelsplaats bij de kust en aan het riviertje de Munte, waaraan het de naam te danken heeft. Omstreeks 1300 is de Munte afgedamd en is er een uitwateringssluis geslagen. Aan het einde van de middeleeuwen komen de namen ‘in Mentema’ en ‘to der Munten’ voor.In 1258 stichtten cisterciënzers uit Aduard ten zuiden van Termunten, bij de huidige buurschap Baamsum, het klooster Menterne. De broeders van dit Grijze Monnikenklooster hielden zich onder meer bezig met indijkingen en landontginning. Het is aannemelijk dat het klooster invloed heeft gehad op de kerkbouw van Termunten. De kerk, of liever het restant daarvan, wordt wel als kloosterkerk beschouwd. Er stond een eenbeukige, tufstenen kerk uit de 12e eeuw die in het derde kwart van de 13e eeuw is vervangen door een driebeukige kruiskerk. De dwarsarmen zijn aan het eind van de 16de en het schip in de 17e eeuw gesloopt, waardoor alleen de viering en het koor bewaard zijn gebleven. Het restant vertoont zowel binnen als buiten een excellente uitvoering van de romano-gotiek. De kerk is in de laatste oorlogsmaand ernstig beschadigd en van 1945 tot 1950 gerestaureerd. Toen is ook de wat iele westtoren toegevoegd ter vervanging van een dakruiter.In het dorp met merkbare hoogteverschillen van de wierde staat ingetogen bebouwing, op enkele expressionistische woningen in de Houwerdastraat na. Aan de entree van de Bongiusweg staat aan de ene zijde een lange rij vrijstaande arbeidershuisjes en aan de andere kant een robuuste Oldambtster boerderij.Op de hoek van de Abel Olsderweg rijst een molenromp op die bekroond wordt door een belvedère-woning met veel glas en een rondgaand balkon als herinnering aan de stelling.

Termunterzijl is een vaartdorp, ontstaan ten westen van het oude dorp Termunten nadat in 1601 een sluis in de Eemsdijk werd geslagen. Het Termunter Zijldiep was bedoeld voor de afwatering van het Oldambt en Duurswold, maar het werd ook belangrijk voor het transport over water van landbouwproducten en later van turf uit de Veenkoloniën. Spoedig vestigden zich hier betrokkenen bij deze activiteiten en vissers. De Sint-Maartensvloed van 1686 verwoestte de sluis, waarna het tot 1725 duurde voordat de stad Groningen een nieuwe sluis liet maken. Oostelijk kwam in 1870 weer een nieuwe sluis die in 1906 werd vernieuwd.Spuien bleek voor de waterbeheersing niet voldoende. Op het eiland tussen de sluizen is in 1931 gemaal Cremer gebouwd dat in 2000 door de te geringe capaciteit als gevolg van de bodemdaling gezelschap kreeg van gemaal Rozema. Gedurende de 20e eeuw kwam de visserij, vooral die van garnalen, tot bloei; de schepen konden in de buitenhaven terecht. Bij het verbeteren van de zeewering in het kader van de Deltawet werd in 1972 een buitendijkse stormvloedkering met opnieuw een sluis gelegd, waardoor de vissershaven binnendijks kwam te liggen. De visserij kwam onder druk en de visafslag werd gesloten. De haven is vooral een jachthaven voor de recreatievaart geworden.Van de waterstaatkundige werken is vooral de oude sluis indrukwekkend, de zogenoemde ‘Boog van Ziel’, de stenen overkluizing met een rijk versierde barokke zandstenen borstwering met wapens van betrokken instanties en personen. De kleinschalige bebouwing langs de twee armen van het Zijldiep dateert voornamelijk uit het begin van de 20e eeuw en biedt op het eiland van de Mello Coendersbuurt en de waterzijde van de Schepperbuurt schilderachtige gezichten. Aan de Verburghwijk en De Zijlen is na de oorlog een wijkje met volkshuisvesting tot stand gekomen, terwijl de verbindingsweg naar Termunten, de Kenninckweg, wordt gefankeerd door vrijstaande burgerwoningen uit vooral de tussenoorlogse jaren.

Thesinge is een vroeg-middeleeuws wierdedorp met een rechthoekige structuur op een kwelderwal. Het komt al in 786 in bronnen voor. Aan het eind van de 12e eeuw is het benedictijner dubbelklooster Germania gesticht, gewijd aan Sint-Felicitas. Het werd eind 15e eeuw samengevoegd met het klooster in Ten Boer. In 1586 is het vrijwel geheel verwoest; in 1629 zijn de resterende gebouwen gesloopt. Tot in de 19de eeuw werd vrijwel uitsluitend gewoond op de wierde en aan Het Geweijde, de waterloop langs de wierde. Daarna kwam pas lintbebouwing langs de uitvalswegen, de Molenweg in het noorden en de G.N. Schutterlaan in het zuiden. Na de oorlog volgde bescheiden nieuwbouw: midden jaren zestig aan de Molenweg, in de jaren tachtig aan de Bakkerstraat en in 2001 de buurt Molenhorn.De kerk is het restant van de in de loop van de 13e eeuw gebouwde kloosterkerk, een kerk van bijna veertig meter lengte en een transept van ruim 22 meter. Op het koor na werd de kerk in 1786 afgebroken. Het koor is bijna vier meter verlaagd waarbij de gewelven zijn verwijderd. Aan de westkant werd een nieuw travee toegevoegd en op de naald van het dak kwam een dakruiter. Zowel aan de buitenkant als binnen is vooral aan de noordzijde en bij de koorsluiting de fraaie romano-gotiek te bewonderen. De gereformeerde zaalkerk in mengstijl en de pastorie werden in 1876 aan de Kerkstraat gesticht.Aan de Kapelstraat en aan de Dijk bij het water van Het Geweijde staat schilderachtige, grotendeels bescheiden bebouwing. Op de hoek van de Kapelstraat is het huiskamercafé ’t Jopje te vinden en daarnaast een authentieke smederij. Aan de Molenstraat rijst de stellingkorenmolen op, de Germania uit 1825, verhoogd in 1852. De G.N. Schutterlaan wordt voornamelijk omzoomd door vrijstaande huizen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Aan elk van deze straten wordt de bebouwing gevarieerd door, veelal kleine, boerderijen en keuterijen.

Tinallinge is een wierdedorp dat al enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan. De wierde heeft een rechthoekige structuur en ook de erven volgen een blokverkaveling. De grotendeels onbebouwd gebleven wierde is deels afgegraven; de ossenweg is nog te beleven. Naar het zuidwesten loopt het Tinallingermaar, dat tot het eind van de 19de eeuw een belangrijk vaarwater zou zijn geweest. Aan de noordwestzijde van de wierde heeft de borg Ter Weer gestaan, die in de 17e eeuw in bezit is geweest van de families Tjarda van Starkenborgh en Gruys en die kort na 1719 is afgebroken. Op deze plek staat boerderij Ter Weer uit 1871 met een tweekapsschuur en een dwars, onderkelderd voorhuis.De Onze Lieve Vrouwenkerk is in de 13e eeuw tot stand gekomen in een ingetogen romanogotiek. De losstaande klokkentoren is in 1728 afgebroken; er kwam toen een houten geveltorentje met ingesnoerde spits voor in de plaats.In 1903 is het gebouw gepleisterd, maar deze allesverhullende laag is, op de westgevel na, bij de recente restauratie verwijderd. Zo kan weer van het schema van (intussen wel vergrote) vensters en nissen met siermetselwerk worden genoten. De tevoorschijn gekomen muurschilderingen tonen de gekruisigde, enkele heiligen en opmerkelijk zeldzaam sjabloonwerk van waaiervormige plantenmotieven.Tegenover de kerk staat een gebouw dat oogt als een kleine, eenvoudige zaalkerk met grote rondboogvensters. De schouderstukken vertellen dat het gebouwd is in 1869 en een grote steen boven de ingang geeft aan dat het een bouwwerk is van de Nederlands Hervormde Gemeente.Op de wierde staan aan schilderachtige straatjes voornamelijk burger- en arbeiderswoningen. Op de hoek met de Roordaweg ligt een Oldambtster boerderij. Aan de weg staan verder aardige landarbeiderswoningen en daarachter, bij de ossenweg, vinden we nog een klassieke kop-hals-rompboerderij uit het midden van de 19de eeuw. Vlak ten zuiden van de dorpskom en aan de Vennenweg en de Abbeweersterweg liggen ook boerderijen van dit type.

Tjamsweer zou in de 13e eeuw op een hoge kwelderwal zijn ontstaan. Het wierdedorp, dat in bestuurs- en rechtszaken aanvankelijk voornamer dan Appingedam was, kan ook ouder zijn. Het uitgestrekte dorpsgebied bevat enkele wierden en kent verschillende concentraties van bebouwing: de buurt bij de kerk, de waterbuurt bij het Damsterdiep met het landgoed Ekenstein als hoogtepunt en enige losse bebouwing daartussen.De 12de-eeuwse tufstenen kerk is in 1536 door Gelderse troepen in brand gestoken. Twee jaar later was de huidige laatgotische kerk gereed. Zij is verschillende keren hersteld en kreeg in 1880 een bekleding van cementpleister. De toren stortte in 1748 in, waarna men vanaf dat jaar tot 1776 aan de nieuwe toren heeft gewerkt. De slanke toren heeft een markante bekroning van een balustrade en een dubbele lantaarn. Markant is eveneens de kapelvormige grafkelder die de familie Albarda van Ekenstein omstreeks 1880 op het kerkhof liet bouwen. Ten westen van de kerk staat enige verspreide bebouwing, waaronder het brede, in 1873 in een levendige mengstijl gebouwde voormalig armenhuis.Bij de brug over het Damsterdiep begint de waterbuurt van Tjamsweer. Aan de Albardaweg is een rijtje woningen te vinden en aan de overzijde de voormalige olieslagerij De Eendracht. De oliemolen (1802), nu nog als romp aanwezig, was de kern. Het bedrijf is in verschillende fasen uitgebreid. Toen in 1900 op stoomkracht werd overgeschakeld, kon de molen worden onthoofd, maar verrees er wel een schoorsteenpijp. De borg Ekenstein (1648) heeft uitzicht over het Damsterdiep. Naamgever is Johan van Eeck. Het buiten bleef drie generaties in de familie totdat het in 1723 door de Albarda’s kon worden gekocht. Die zorgden in 1827 voor een aanzienlijke uitbreiding van het park. Tuinarchitect Lucas Roodbaard ontwierp het in de romantische Engelse landschapsstijl. In 1869 werd het buiten in neogotische stijl verbouwd, met een pracht van een ridderzaal. Thans is het een hotel en restaurant.

Tjuchem is een wegdorp waarvan de naam wijst op aanzienlijke ouderdom. Tjuch of tjucht is een oud woord voor een veebedrijf, een fokplaats, een woord dat in Ostfriesland nog wordt gebruikt. Er moeten hier vroeger veebedrijven zijn geweest. Tegenwoordig zien we vrijwel overal akkers. Het dorp, een kleine drie kilometer ten oosten van het Schildmeer, heeft door het graven van het Afwateringskanaal van Duurswold in 1871 een impuls gekregen. Aan de oostzijde van het dorp, tegen de gemeentegrens met Delfzijl aan, komt de Munnikesloot vanuit het zuiden uit op het Afwateringskanaal. Daar staat het gemaal Wold en Weer.In 1918 werd het initiatief genomen tot een eigen evangelisatie of kapel te komen. Tien jaar later kon het kerkje in gebruik worden genomen. Het heeft een traditionele hoofdvorm; de detaillering is expressief met vlakke, gewitte venstervakken en met hoek-, steunbeer-, lijst- en basementgedeelten in een gesinterde en kromgetrokken mondsteen. Het torenelement wordt in hout met een spitsje bekroond.Op Hoofdweg 40 staat het voormalige café Hamminga, een gepleisterd bouwwerk in vernieuwingsstijl van omstreeks 1905. Het is thans als woonhuis in gebruik. Aan de Hoofdweg staan verder voornamelijk arbeidershuizen en burgerwoningen, meestal daterend uit de eerste helft van de 20e eeuw, en een aantal boerderijen. Op nummer 21 één met dubbele kap en voorhuis uit de jaren dertig, op 36 een Oldambtster uit circa 1865 en op 25 een van omstreeks 1910. Naast elkaar zien we op 28 een kop-romp en op 30 één met een dwars voorhuis van omstreeks 1880.Ten oosten van Tjuchem en ten zuiden van Meedhuizen in de gemeente Delfzijl staat het voormalige station van de in 1925-‘26 aangelegde Woldjerspoorweg die Groningen via een hele reeks Duurswolder dorpen tot 1941 verbond met Delfzijl. Het levendig gelede station is in 1926 gebouwd en kreeg aan de spoorzijde de dubbele dorpsnaam in grote art deco-letters.

Tolbert is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan. Het is de oudste nederzetting van de streek en ligt op een rug in de lage veengebieden die de naam Vredewold heeft gekregen. De naam Tolbert is te verklaren als: het oude bert of de oude buurt. In de 15e eeuw komt het als Antiqua Berth voor. Maar de streeknaam Fredewalda wordt al omstreeks het jaar 1000 gebezigd in stukken van het Duitse klooster Werden. Aan de oostzijde van het dorp heeft tot ongeveer 1760 de Auwemaborg gestaan, bewoond door het gelijknamige geslacht. Het borgterrein is nog min of meer te herkennen.Het oudste pand is mogelijk Hoofdstraat 57, een breed, gepleisterd pand met drie rolwerkgeveltoppen dat in de kern nog wel uit het begin van de 17e eeuw kan stammen. In deze straat vertonen enkele (winkel)panden een opmerkelijk expressionisme.De kerk staat op een verhoogd kerkhof in het midden van het dorp. Het gebouw dateert uit de eerste helft van de 13e eeuw. Het eenvoudige, rechtgesloten koor kwam kort na 1200 gereed, waarna enkele tientallen jaren later het bredere schip en de toren zijn gebouwd. Deze toren is omstreeks 1600 verhoogd en voorzien van een zadeldak. Er is later veel aan verbouwd, maar in het koor zijn sporen van zowel vensters als ingangen in romaanse vormen te ontdekken.Tolbert was een agrarisch dorp en is dit eeuwenlang gebleven. Het lag nogal geïsoleerd. Daar kwam aan het begin van de 20e eeuw pas verandering in. In 1906 werd de Tolbertervaart naar het Leekster Hoofddiep geopend. Nadat in 1913 de tramlijn van Drachten naar Groningen in gebruik werd genomen, verloor de nog jonge vaart snel aan betekenis. De haven is in 1968 gedempt. Het oude dorp is door het oprukkende, jongere Leek wat klem komen te liggen.

Toornwerd is in de vroege middeleeuwen ontstaan als wierdedorp met een radiale structuur. In de 10de en 11e eeuw komt het in bronnen voor als Thornvurth, dat met doornstruiken begroeide wierde betekent. Met de eenzame toren hoog op het restant van de wierde doet het tegenwoordig een andere betekenis vermoeden. Toornwerd is een kerkdorp geweest, maar was niet zelfstandig; de kerk werd bediend door geestelijken uit het nabijgelegen Middelstum. De kerk of kapel, in 1446 gesticht door de heren van Ewsum, is in 1856 door brand verwoest. De laatste restanten zijn in 1818 opgeruimd.De vrij omvangrijke en zo’n vijf meter hoge wierde is tussen 1883 en 1906 grotendeels afgegraven, waardoor het verband wat uit het dorp is geraakt. Toch kan de oorspronkelijke radiale structuur nog wel worden herkend, vooral aan de oostzijde, waar aan de ringweg of ossengang de meeste, kleinschalige bebouwing staat. Aan de zool van de wierde zijn een paar percelen niet afgegraven, er staan woningen en meest kleine boerderijen op.In de periode van afgraving heeft men een deel van de opbrengst van de vruchtbare wierdegrond kennelijk gebruikt voor de bouw van een toren. Deze is in 1894 verrezen naar ontwerp van E. de Jonge. De toren is in een mengstijl in drie geledingen met rondbogige vensters en galmgaten opgetrokken, maar door de tussenliggende cordonbanden lijken het zes verdiepingen. Op de hoeken staan overhoekse steunberen die bij de ingesnoerde spits worden bekroond door vaasvormige pinakels. De brede en hoge trappenvlucht naar het kerkhof met onder meer 17de- en 18de-eeuwse graven, is met het ijzeren hek onlangs gerestaureerd.Tussen Toornwerd en Middelstum rijst aan de Molenweg 6 korenmolen De Hoop op, een met hout beklede stellingmolen op een bakstenen onderbouw die in 1855 is gebouwd. De molen bezit geen maalwerk meer.

Tranendal is een jonge wegbuurt die in de loop van de 19de eeuw is ontstaan aan de Tranendallaan haaks op de ontwikkelingsas van Westerlee-Heiligerlee. De laan begint bij de plaats waar de Hoofdweg de spoorlijn Groningen-Winschoten kruist. De buurschap dankt zijn droef stemmende naam aan het feit dat hier waarschijnlijk de Slag bij Heiligerlee heeft plaatsgevonden. In 1568 leverden de Staatse troepen onder leiding van Adolf en Lodewijk, graven van Nassau, slag tegen het Spaanse leger onder graaf van Arenberg, het begin van de Tachtigjarige Oorlog. De opstandelingen overwonnen, maar Adolf sneuvelde en ook Arenberg liet het leven. Er waren veel slachtoffers, vandaar een tranendal.Tranendal ontwikkelde zich tussen Westerlee en Winschoten tot een agrarische buurt met landarbeiderswoningen en keuterijen. Dat is nog steeds te herkennen, er staan veel kleine huizen met krimp, Tranendallaan 7 en 9 zijn authentiek. Veel woningen zijn vernieuwd.Kleinschalige agrarische activiteiten komen nauwelijks meer voor. Bovendien wordt het beeld van de buurt als geheel dikwijls onderbroken door rigide omheinde winplaatsen van zout en andere mineralen. In 1951 was men op zoek naar plekken waar olie of gas kon worden gewonnen en ze stuitten tussen Heiligerlee en Tranendal op zout. Onder het aardoppervlak bleken grote hoeveelheden steenzout te zitten. Het wordt gewonnen en met pijpleidingen naar de Akzo-fabriek in Delfzijl gepompt.Ten oosten van de buurt, aan het zijpad Napels West, staat bij de grens met Winschoten een uit omstreeks 1958 daterende, vijftien meter hoge luchtwachttoren. De toren is opgetrokken uit transparante, geprefabriceerde betonnen elementen volgens het zogeheten Raatsysteem, uitgevonden en ontworpen door architect Zwaagstra. De torens zijn bij tientallen overal in Nederland gebouwd aan het begin van de Koude Oorlog. Ze werden bemand door half- professionele mensen uit de directe omgeving. Deze is met die ten noorden van Warfhuizen de enige die Groningen nog bezit.

Trimunt is een streekbuurschap van verspreide boerderijen die vanaf de 19de eeuw aan een aantal wegen zijn gebouwd, maar Trimunt heeft een middeleeuwse oorsprong. Het klooster Trimunt, in het Latijn ‘In tribus montibus’, is genoemd naar drie zandkoppen die boven het veen uitstaken. Het is in 1208 gesticht als een priorij van benedictinessen. Ze leidden zo’n kommervol bestaan, dat de abt van de cisterciënzer abdij van Aduard zich in 1329 over hen ontfermde. Het werd in de middeleeuwen goed bezocht door pelgrims die voor het geneeskrachtige water uit de zogeheten ‘begijneput’ kwamen. In 1558 ging het met het klooster zo slecht dat gepoogd is het samen te voegen met dat van Assen; een paar zusters zouden vertrokken zijn. In 1566 liet een geestelijke uit Niekerk zijn vermogen na aan het arme heideklooster. Bij de hervorming is het opgeheven en in 1599 is het gesloopt. De kloostergoederen, meer dan 1300 hectare bouw- en weilanden en vooral heide, kwamen aan de provincie. Het geheel is in 1629 verkocht aan de Stad, die belang had bij de turfwinning.In het landschap ligt een herinnering aan de venen, de vrij gave Leidijk. De dijk moest de in cultuur gebrachte landerijen beschermen tegen overlast van het zure water uit de venen. Gedurende de 19de eeuw zijn de afgeveende gronden weer in cultuur gebracht en konden in het gebied boerderijen worden gesticht. Langs de Leidijk liggen wat boerderijen en keuterijen, langs de Kloosterweg ook enkele.Op de hoek bij de Postdijk, ongeveer de plek waar het klooster heeft gestaan, ligt de stelpboerderij Nieuw Trimunt uit 1913. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog bouwden de Duitsers aan de zuidkant van Trimunt, nu doorsneden door de A7, een radarpost met manschappenonderkomens. Vanwege de dreiging van geallieerde luchtaanvallen zijn er in 1944 bunkers gebouwd, die nu ruïneus in het landschap staan.

Tripscompagnie is een kanaaldorp dat na 1648 is ontstaan na het graven van het Tripscompagniesterdiep. Dit werd vanaf het zuiden van Sappemeer naar het oosten gegraven en buigt na anderhalve kilometer naar het zuiden af om na vier kilometer dood te lopen ten noorden van Veendam. Het kanaal loopt parallel aan de westelijke veenkanalen Kielsterdiep en Borgercompagniesterdiep, die in 1647 tot stand kwamen. Werden deze koloniën op initiatief van de Stad en een handelscompagnie van burgers uit de Stad opgezet, Tripscompagnie was een particuliere onderneming van Adriaen Trip, die ook zijn naam aan de kolonie gaf.Trip was een Amsterdams koopman die voor zijn handel een aantal jaren in Zweden verbleef. Daarna raakte hij betrokken bij de verveningen van Adriaen Wildervanck. Hij wist zich meester te maken van diens nalatenschap.Het verveningswerk om turf te winnen zette Trip voort met deze nieuwe kolonie. Zijn zoons Jacob, Louys en Hendrick, verenigd in de Amsterdamse compagnie, worden in dit verband ook genoemd. Na de verveningen is het land in cultuur gebracht en bleek het vooral geschikt voor akkerbouw. Aan weerszijden van het diep, vooral aan de oostzijde, zijn boerenbedrijven opgezet die een grote verspreiding kennen. Alleen bij de Tolbrug op de kruising met de Nieuwe Weg naar Muntendam is de woonbebouwing iets compacter. Van 1898 tot 1923 heeft er een aardappelmeelfabriek met de merkwaardige naam l’Esperance gedraaid en vanaf 1863 was er al een lagere school. Na sluiting in 1983 is de school in gebruik gekomen als dorpshuis.In het noorden staan aan het diep enkele keuterijen en op nummer 15 vinden we een Oldambtster boerderij bij een fraaie ijzeren voetgangersdraai. Bij nummer 44 en de naastliggende boerderij is het beeld met het brugje en de boerderijtypen vergelijkbaar. Op de nummers 33, 35, 45, 50, 55 en 67 liggen eveneens Oldambtster boerderijen, soms op fraai beplante erven.