Zuidhorn is een wegdorp, in de middeleeuwen ontstaan op een brede en ongeveer vier kilometer lange keileemrug of gast waarop ook Noordhorn is ontstaan. De gast reikt ruim vier meter boven NAP. Er zijn sporen uit de jonge steentijd die aantonen dat zich hier millennia voor Christus al mensen hebben opgehouden, maar van permanente bewoning was pas veel later sprake. Na waterstaatkundige werken is de laaggelegen, moerassige omgeving in cultuur gebracht en groeide het dorp sinds de 17de en 18e eeuw uit tot een belangrijk agrarisch centrum. Bij Zuidhorn stonden drie borgen, de Jellemaborg, de Klinckemaborg en de Hanckemaborg. De laatste werd tot 1877 bewoond door de familie Clant-Bindervoet, waarna het gebouw is afgebroken. Het schathuis is in 1965 aan de Hanckemalaan herbouwd en de contouren van de borg zelf zijn aangegeven. Zuidhorn lag aan de belangrijke wegverbinding tussen Groningen en Leeuwarden en in 1866 kwam Zuidhorn aan de spoorverbinding tussen deze twee hoofdsteden te liggen. In de jaren dertig werd het Van Starkenborghkanaal gegraven, hoewel dit geen haven met bedrijvigheid heeft opgeleverd. Door de goede verbindingen werd het vanaf het eind van de 19de eeuw een vestigingsplaats voor rentenierende boeren uit de omgeving die zich in herenhuizen en villa’s aan de Hoofdstraat en De Gast vestigden. Later werd het ook forenzendorp.De dorpskerk is in de 12de of 13e eeuw iets bezijden de hoofdas aan de Kerkstraat tot stand gekomen. Van deze vroegste kerk bestaat het westelijke gedeelte nog; de tufsteen is aan de binnenzijde bij het orgel zichtbaar. Aan de buitenzijde niet, want de kerk is na herhaalde uitbreidingen en veranderingen omstreeks 1840 in een mantel van pleister gekleed. Toen zijn ook de grote vensters aangebracht. In de gotische tijd, de 14de of 15e eeuw, kreeg het schip een vrij lang koor met een driezijdige sluiting en in de 15de of 16e eeuw kwamen er dwarspanden. De torenbouw is al in de 13e eeuw begonnen en na verschillende verbouwingen kreeg hij in de 17e eeuw zijn huidige vorm. Tegen de westgevel zijn opmerkelijk zware steunberen geplaatst.In de kerk trekken diverse herinneringen aan de voor het dorp zo belangwekkende familie Clant de aandacht. Aan De Gast staan tussen de woonsteden van de dorpselite twee jonge kerken. De kleine zaalkerk van de rooms-katholieken is in 1844 gebouwd en in 1929 onder leiding van A.Th. van Elmpt ingrijpend verbouwd in bescheiden expressionistische vormen. Verderop laat de gereformeerde kerk uit 1951 traditionalistische vormen in Delftse School-stijl zien. De kloeke, brede fronttoren en de als kapellen uitgebouwde bijruimten maken het tot een boeiend geheel. Op vrij regelmatige onderlinge afstand zijn aan de hoofdas drie belangrijke gebouwen van de overheid tot stand gekomen. In het dorpshart aan het begin van de Hoofdweg het raadhuis, een indrukwekkend neogotisch gebouw, waarbij architect K. Siekman zich liet inspireren door de (inmiddels verdwenen) hoofdwacht in de Stad. Midden in de Hoofdstraat rijst het postkantoor op, een werk van C.H. Peters uit 1908 dat ook enigszins neogotisch is en verderop aan De Gast is het (voormalige) kantongerecht te vinden, dat door rijksbouwmeester W.C. Metzelaar in een decoratieve neorenaissance vormgegeven is.Aan het begin van de Hoofdstraat zijn nogal wat panden voor een winkelfunctie verbouwd of nieuw gebouwd; de winkelreeks wordt onder meer voortgezet in de Nieuwstraat. Even verder leidt de Hoofdstraat naar een fraaie reeks herenhuizen en villa’s aan De Gast, die een mooie afwisseling laat zien van notabele woningen met middengang en representatieve pleisterversiering in een mengstijl en panden in de vernieuwingsstijl van begin 20e eeuw.Met de oude boomzomen is het een van de meest indrukwekkende woonstraten van de hele provincie geworden. Tussen veel opvallende woonhuizen is het voormalige stationskoffehuis door zijn volume een uitschieter en villa Linea Recta aan het eind van de Hoofdstraat is een vroeg (1924, architect L.C. van de Vlugt) voorbeeld van het Nieuwe Bouwen in Groningen.