Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Wadwerd is een jonge boerenbuurschap van kapitale boerderijen en arbeiderswoningen, maar heeft een ander verleden. Het komt in de 10de en 11e eeuw voor als UUatuurd, waarbij de dubbele u als w moet worden gelezen. De naam wordt verklaard als wierde bij het Wad. De oorsprong was een wierde die achter de 12de-eeuwse Oude Dijk kwam te liggen. Tot in het begin van de 19de eeuw, toen de Oude Dijk slaperdijk was achter de Middendijk van de in 1717 ingepolderde Uiterdijksche Landen, lagen de boerderijen meer naar het zuiden. Omdat land werd ingepolderd en de boeren het recht van opstrek bezaten, kwamen de boerenplaatsen steeds verder van de zich in de lengte strekkende landerijen te liggen. De boerderijen zijn vanaf het begin van de 19de eeuw in noordelijke richting verplaatst en vergroot.De boerderijen hebben het gebied van de opgeruimde wierde verlaten en markeren nu ongeveer het tracé waar de Oude Dijk heeft gelopen. Vanwege de schaalvergroting was meer personeel nodig. Sommige boeren hadden in de oogsttijd enkele tientallen arbeiders in dienst. De eerste arbeider bewoonde gewoonlijk een huisje op het achtererf van de boerderij, maar de anderen moesten ook worden gehuisvest. Aan de zuidzijde van de Wadwerderweg staat een aantal intussen meestal verbouwde boerenarbeiderswoningen, terwijl de grote boerderijen aan de noordzijde van de weg staan. De meeste arbeiderswoningen vinden we in een vrij gesloten ritme aan de westelijke uitloper van Usquert aan weerszijden van de Wadwerderweg.Vlakbij de N363 staan de Oldambtster boerderij Watwerd uit 1847, op nummer 62 een dwarshuisboerderij uit 1876 en op 72 een oude Oldambtster van 1819. Op nummer 74 vinden we de Gaykemaheerd met dwarshuis en op 76 boerderij Nieuwelaan met een gepleisterd dwarshuis. Het opvallendst is boerderij Nieuwelaan met schuren uit 1857 en een voorhuis dat in traditionele vormen is ontworpen door C. de Groot uit Hilversum.

Wagenborgen is een streekdorp op een zandrug te midden van de klei die al sinds de 11e eeuw is bewoond. De naam kan worden verklaard als afgeleid van de mansnaam Wagen of Wago en het komt in de 15e eeuw voor als Wagenbergen. Vanouds is het een bescheiden, agrarisch dorp.Het karakter van het dorp veranderde toen Jan Brons met zijn broer Wolter, zuster Trijntje en evangelist Malga het initiatief nam tot de Vereniging tot Christelijke Liefdadigheid voor de lichamelijk en geestelijk gehandicapten. Het verpleeginstituut voor vooral zwakzinnigen kwam aan de noordoostzijde van het dorp; de gebouwen in het ruime parkgebied kregen Bijbelse namen. In dit psychiatrisch ziekenhuis verbleven in 1954 770 verpleegden en meer dan 200 personeelsleden. Vanaf 1960 kreeg het de naam Groot Bronswijk. Bij de reorganisatie van de geestelijke gezondheidszorg aan het eind van de 20e eeuw gaven de bedenkelijke staat van de gebouwen en de excentrische ligging de doorslag om tot opheffng te besluiten. De gebouwen zijn, op enkele villa-achtige bouwwerken aan de Familie Bronsweg na, gesloopt en buiten enkele kleine sporen ligt het park er verloren bij.Filantroop en ondernemer Jan Brons maakte in 1895 zijn eerste stoomdorsmachine. Het werd zo’n groot succes dat hij Wagenborgen voor Appingedam moest verruilen om daar in 1906 een motorenfabriek en ijzergieterij te stichten. Een herinnering aan deze lokale held die wel in Wagenborg is gebleven is de kerk die Brons, als timmerman opgeleid, in 1883 ontwierp. Het is een neoclassicistische zaalkerk met lisenen en rondboogvensters. De ongelede toren heeft een opvallende bekroning met zwaar lijstwerk, een stevige balustrade en een houten lantaarn met spits. De overige, wat oudere bebouwing is ingetogen en bestaat uit vrijstaande arbeiderswoningen, burgerhuizen en enkele villa’s. De naoorlogse uitbreidingen hebben zich ten zuidoosten van de oude ontwikkelingsas voltrokken.

Warffum is een wierdedorp met een rechthoekige structuur, in de vroege middeleeuwen ontstaan op een kwelderwal. Het komt in het begin van de 9de eeuw in de bronnen voor als Werfhem: woonplaats op de werf, de wierde. De wierde was ingedeeld met rechthoekige erven waarop langs de randen boerenhoeven stonden met wegen en paden ertussen. Na de aanleg van de dijk aan het eind van de 12e eeuw, hier Oudendijk genaamd, zijn veel boerenbedrijven naar het omliggende land verplaatst en konden de opengevallen ruime erven worden gesplitst voor woningbouw.De zeedijk bood met daarvoor geleidelijk opslibbende kwelders wel enige bescherming, maar de mensen bleven voor de veiligheid op de wierde wonen. Op de kwelderwal ten noorden van de wierde werden de akkers opgehoogd; zo ontstonden de Ooster- en Westervalge. Bovendien werd in 1635 op de kwelder een kadijk aangelegd die de landbouwgronden in de zomer moest beschermen. Het dorp heeft verschillende keren van overstromingen te lijden gehad, het ergst door de kerstvloed van 1717. De dijk raakte ernstig beschadigd. De kadijk is daarna tot zeedijk verzwaard, de huidige Middendijk, waardoor een fink stuk kwelder werd ingepolderd. In 1811 kreeg dit proces een vervolg door het indijken van de Noordpolder.Van het middeleeuwse Johannieterklooster, in 1284 voor het eerst vermeld, resteert niets. Het was een vrouwenklooster, de grootste commanderij van het land, dat op maatschappelijk en bestuurlijk gebied een belangrijke rol in de geschiedenis van Warffum heeft gespeeld. De Kloosterweg leidt in zuidelijk richting naar de vroegere kloosterstee en de boerderij op deze plek heet het Warffumerklooster. Van de Warffumerborg ten zuidoosten van het dorp is evenmin iets over. In de 15de en 16e eeuw woonde de familie Sickinge er, vanaf 1683 was het in het bezit van de rijke Amsterdamse kooplui Trip. In het begin van de 18e eeuw is de borg gesloopt.De kerk op het hoogste punt van de wierde is aan het begin van de 12e eeuw als tufstenen schip met een halfronde apsis gesticht. Kort voor de reformatie is de kerk in baksteen verhoogd en verlengd en is de apsis vervangen door een vijfzijdig gesloten koor. In 1895 is de kerk bepleisterd en wel zo, dat zij een neogotisch uiterlijk kreeg. Onder en tussen het rijk gestukadoorde gewelf en de wanden staat een deftige inventaris met herinneringen aan de bewoners van de Warffumerborg en de Breedenborg. De forse toren met ingesnoerde spits is in 1638 opgetrokken. De gereformeerde kerk met pastorie in een decoratieve mengstijl is in 1886 aan de Hoofdstraat gebouwd.De compacte bebouwingsstructuur op de wierde is bewaard gebleven. Dat is vooral in de Torenweg, Hoofdstraat, Schoolstraat en Oosterstraat te ervaren. Wel zijn veel huizen in de loop van de 19de en de vroege 20e eeuw vernieuwd. Daarop maakt de pastorie aan de gelijknamige weg een uitzondering. De kern is een 13de-eeuws stenen zaalhuis dat verschillende malen is verbouwd en een 19de-eeuws gepleisterd uiterlijk kreeg.Nabij de kruising van de Hoofdstraat en de Schoolstraat maakt een groep panden deel uit van openluchtmuseum Het Hogeland. Kern daarvan is de in 1888 gebouwde zesklassige school met een gaaf breed front en een achterliggende klassenvleugel. Ernaast staat de in voorname neoklassieke stijl in 1874 gebouwde woning van de koster die ook schoolmeester was. Aan de achterzijde bevindt zich een ouder gedeelte. In de Hoofdstraat hiernaast is het Vrouw Franssensgasthuis, afkomstig uit Groningen, herbouwd. De bebouwing van Hoofdstraat en Schoolstraat bestaat voornamelijk uit dwarsgeplaatste woningen met schilddaken, eenvoudige exemplaren uit het midden van de 19de eeuw en rijker versierde huizen uit het einde van deze eeuw. De Torenweg vertoont meer variatie, mede omdat de rooilijn er minder strak is gehandhaafd. Aan de noordzijde staan enkele vroeg-19de-eeuwse woningen met afgewolfde geveltoppen. Het bebouwingsbeeld in de Oosterstraat is vergelijkbaar. Tussen de oudere panden valt het voormalige raadhuis uit 1928 in zakelijk kubische vormen op.

Warfhuizen is ontstaan op twee wierden, Warfhuizen en Burum, die in de middeleeuwen op een kwelderwal zijn opgeworpen. Warfhuizen betekent huizen op een warf, een ander woord voor wierde en Burum is een burengemeenschap. Op de noordelijke wierde is in de middeleeuwen de parochiekerk gesticht. De wierden liggen aan weerszijden van het Warfhuister Loopdiep, dat via de Kromme Rakken in verbinding met het Reitdiep staat. De kerk is in 1854 vervangen door het huidige, hoogst eenvoudige godshuis. Een door pilasters gelede zaalkerk met een driezijdige sluiting. De ongelede toren heeft een ingesnoerde spits.De twee borgen die bij het dorp stonden zijn verdwenen. Huis ten Berghe is al in de 18e eeuw gesloopt, er staat nu een boerderij. Lulemaborg is in 1828 afgebroken. Vanaf het midden van de 17e eeuw werd Lulema bewoond door de geslachten Entens, Van Ewsum en Van Asbeck, alledrie katholieke families. Aan hen is te danken dat in deze hoek van het Marnegebied veel mensen het oude geloof trouw bleven.Warfhuizen maakte in de tweede helft van de 19de eeuw een periode van bloei door en dat is nu nog te merken. In het zuidelijke gedeelte ontwikkelde zich aan het Loopdiep enige ambachtelijke, industriële en agrarische bedrijvigheid, waaronder een vellenbloterij en de industriemolen de Nijverheid. Na een onttakeling in 1955 is de molen een paar jaar later afgebroken. Van andere nijverheid is evenmin een spoor meer, maar de overige bebouwing heeft haar 19de-eeuwse karakteristiek behouden.Langs de Baron van Asbeckweg ligt tussen bescheiden bebouwing een aantal dwarsgeplaatste, notabele woningen met omlijste ingangen in het midden, dikwijls een onderkeldering en al dan niet een afgewolfd zadeldak.Helemaal in het noorden staat een expressionistische woning en ertegenover op een ruim erf de pastorie ‘Verblijdt u’. Ten noorden van de bebouwing rijst een uit de Koude Oorlog stammende luchtwachttoren op. Hij is naar ontwerp van architect Zwaagstra volgens het zogenoemde Raat-systeem vóór 1960 opgetrokken.

Waterhuizen is een kanaaldorp aan het Winschoterdiep dat in het begin van de 17e eeuw is ontstaan. Het werd een strategische plaats voor de Stad. Nadat de stad Groningen in de 15e eeuw de controle over de verveningen bij Kropswolde en Wolfsbarge had bemachtigd, wilde zij ook de venen oostelijk van de stad aanpakken. De Stad begon in 1618 met het graven van een kanaal in oostelijke richting. Dit gebeurde vanaf de Hunze, later het Drentsche Diep, waarover de turf al vanuit de Kropswolder contreien naar de stad werd vervoerd. Aan het nieuwe kanaal, het Winschoterdiep, kwamen veenkoloniën tot ontwikkeling.Voor de controle op de turfvaart vestigden zich op de driesprong van waterwegen opzichters van de Stad en dit was het begin van Waterhuizen. Eeuwenlang was het hier druk, vooral met de turfvaart. Aan het diep werden scheepswerven gesticht. Na de verveningen en de ontginning werd Waterhuizen een rustige agrarische streek aan de noordzijde van het diep. Een aantal, meestal voor andere functies benutte boerderijen aan de Rijksweg herinnert hier nog aan. Even verder ligt aan de Winschoterweg de voormalige lagere school in neoclassicistische stijl. Bij de in 1868 aangelegde spoorweg staat een blokhuis om het treinverkeer bij de lus naar het zuiden en het oosten te bedienen. Er is een particulier spoorwegmuseum ingericht.Toen de scheepsbouw omstreeks 1880 in korte tijd van houten naar grotere ijzeren schepen overschakelde, zijn de werven van Sappemeer en Hoogezand naar ruimer water in het westen verplaatst. Zo versnelde de ontwikkeling van Martenshoek, Foxham, Westerbroek en Waterhuizen. Omstreeks 1930 lag aan de oevers van het Winschoterdiep een reeks van ongeveer dertig scheepswerven met kenmerkende dwarshellingen. Waterhuizen had de slechtste plek voor deze grote industrieën. Het bedrijvige deel van het dorp kwam in de jaren vijftig bij de verbetering en omlegging van het Winschoterdiep op een eiland te liggen.

Wedde is een esdorp met brink terzijde van een lange bebouwingsstreek, ontstaan in de 12e eeuw op een zandrug in het beekdal van de Westerwoldse Aa. De nederzetting lag op een strategische plaats langs de oude landweg van Groningen naar Duitsland. Hierdoor kon Wedde zich ontwikkelen tot bestuurscentrum van Westerwolde. Nadat het dorp deze functie verloor en na de vorming van de gemeente Bellingwedde zelfs het raadhuis werd gesloopt, is Wedde sinds 2001 toch opnieuw zetel van deze gemeente geworden. De organisatie trok, na een verbouwing en uitbreiding, in het voormalige waterschapsgebouw aan de oever van de Westerwoldse Aa. De strategische ligging deed de familie Addinga besluiten er in de tweede helft van de 14e eeuw een borg te bouwen, het Huis te Wedde.De stad Groningen verwoestte het sterke huis in 1478, maar in 1486 werd de huidige zuidelijke vleugel al herbouwd. Strijd, vernielingen en daaropvolgend herstel gingen tot aan het begin van de 16e eeuw voort, totdat stadhouder George Schenck van Toutenburg het van zijn heer, koning Karel V, in 1538 in leen kreeg. Hij heeft waarschijnlijk de noordelijke vleugel laten bouwen, gezien zijn wapensteen met het jaartal 1541. Gedurende de Tachtigjarige Oorlog trok de borg opnieuw krijgsgeweld aan en Münsterse troepen hebben het huis in 1660 en 1672 in handen gehad. Daarna werd het rustiger en kon het huis in de 18e eeuw worden verbouwd tot drostenwoning. In 1828 werd de borg van sloop gered. Daarna is het nog verschillende malen verbouwd en gerestaureerd tot zijn huidige gedaante. De hoofdvorm met twee ongelijke vleugels staat met aan de westzijde een achtkante traptoren daartussen op een omgracht terrein. Het kasteeltje dateert uit de late 15de en vroege 16e eeuw. Nadat het Waterschap en de Streekraad Oost-Groningen het in gebruik hebben gehad, krijgt het gebouw mogelijk een meer publieke functie.De voornaamste bebouwing staat aan het westelijke gedeelte van de Hoofdweg. Hoofdweg 8 is een kleine boerderij met krimp die in het midden van de 19de eeuw met een classicistische ingang tot rentenierswoning is verbouwd. Daarnaast staat een kleine boerderij met dwarshuis en er tegenover een voormalige smederij met afgewolfd dak en een notariswoning in neoclassicistische stijl uit 1850. Even verder, op 29, staat een jonger pand met middengang. Sinds de sloop van de dorpsschool is de gelijknamige straat wat kaal. De straat verleent toegang tot de es, waar het nieuwe dorpshuis De Voortgang en de kerk op het iets verhoogde kerkhof zijn te vinden.De dorpskerk is in de eerste helft van de 13e eeuw gebouwd en kreeg in de tweede helft van de 15e eeuw een iets breder koor, dat aanvankelijk hoger was. Na oorlogsschade in 1666 zijn schip en koor verlaagd en onder één dak gebracht. In 1860 is een vrijstaand houten klokhuis vervangen door een vrij lage westtoren met hoekpenanten en een ingesnoerde spits. In de kerk zijn verschillende heren en drosten van Wedde begraven. De esbebouwing om de kerk is hoogst ingetogen. De Hoofdweg kent in het centrum een bescheiden bebouwing met een café, voorheen Bazar, een samengesteld pand uit het begin van de 20e eeuw. De nieuwe supermarkt voegt zich goed in het straatbeeld. Op de nummers 37 en 49 staan boerderijen met krimp en opvallend lange voorhuizen.Aan de Lageweg bij het viaduct staat de omstreeks 1950 gebouwde chocoladefabriek van de frma Van Houten die zijn voor de naoorlogse periode kenmerkende uitdrukking vrijwel gaaf heeft bewaard. De drie lagen hoge fabriek is een opvallend element in de verder bescheiden bebouwing. De fabriek huisvest tegenwoordig een aantal kantoren. Wedderheide, een buurschap ten oosten van het viaduct, heeft bijna de status van een dorp, omdat er in de 19de eeuw een hervormde kapel is gesticht, die recent een verrassende nieuwe gevel ontving. De vriendelijke lintbebouwing bestaat uit arbeidershuizen met krimp en kleine burgerwoningen.

Wedderveer is een uitgestrekt buurschap noordelijk tussen Wedde en Blijham. De oorspronkelijk agrarische nederzetting ontstond op de westelijke oeverwal van het beekdal van de Westerwoldse Aa. De bebouwing staat aan de licht kronkelende Hoornderweg, overlopend in de Hoofdweg, die andere meanders maken dan de Aa-stroom, waardoor boeiende ruimtelijke beelden zijn ontstaan. De Hoofdweg is dichter bebouwd dan de Hoornderweg die met een bocht om de Weddermeden loopt. Ongeveer in het midden van de buurschap is een recreatiehaven aan de E. Mulderweg aangelegd en aan de andere zijde van de Westerwoldse Aa ligt het recreatiegebied Wedderbergen met bosschages en een camping. De naam van dit gebied is te danken aan een paar hoge stukken oeverwal. Achter dit gebied staat ten oosten van de autoweg de poldermolen Weddermarke, een finke achtkante bovenkruier uit 1898.Aan de Hoornderweg staan enkele arbeidershuisjes, maar vooral boerderijen waaronder een Oldambtster van ongeveer 1900, een kop-romp van tien jaar later en een stelp. Opvallend is er een wit gepleisterde villa met erker in vernieuwingsstijl. Op de hoek met de Oederweg staat aan de Hoofdweg op een verhoogd erf een fraaie villa in kubistische vormen. Hierop volgt aan de westzijde van de Hoofdweg een reeks boerderijen: een vrij jonge kop-romp en enkele Oldambtster boerderijen uit het einde van de 19de eeuw. Tussen rijen burger- en arbeiderswoningen valt het witgepleisterde huis Eben Haëzer op.Bij Hoofdweg 24, het herenhuis A-Stroom met een verdieping in expressionistische vormen, staat een spinnenkopmolen, in 1938 gebouwd op een stenen schuur. De zaagmolen met stelling, zelfzwichting en -kruiing en inwendig een enkel zaagraam, werd door molenaar L. Wiertsema zelf gebouwd. Op het achterterrein is ook nog een romp van een achtkante molen met gemetselde veldmuren te vinden.Naast het herenhuis staat het eveneens omstreeks 1930 gebouwde expressionistische burgerhuis Lucretia. Noordelijker volgen aan beide zijden van de Hoofdweg reeksen burgerwoningen, waaronder enkele witgepleisterde uit de vernieuwingstijd van vlak na 1900.

Wehe en Den Hoorn, hoewel dorpen van uiteenlopende ouderdom en verschillend karakter, zijn in 1963 tot tweelingdorp samengevoegd. Wehe is in de middeleeuwen ontstaan op een finke wierde met een rechthoekige structuur. Den Hoorn is een vaart- en streekdorp, na de middeleeuwen gegroeid langs de Hoornse Vaart en de Mernaweg. Ten noordwesten van Wehe lag de borg Huis te Wehe, ook wel Borgweer of naar het daar residerende geslacht Starkenborgh genoemd. De borg werd omstreeks 1650 gebouwd en is in 1823 afgebroken. De borgstee is nog te herkennen aan een deel van de oprijlaan en de grachten, omringd door bos. Het gebied wordt door Staatsbosbeheer beheerd.De hoog op de wierde staande kerk van Wehe dateert, gezien het dikke muurwerk, vermoedelijk uit het tweede kwart van de 13e eeuw. Zij oogt echter niet oud omdat ze in 1880 een gepleisterde mantel kreeg. De toren is deels opgetrokken van kloostermoppen en werd bij de herstelbeurt van de kerk in 1656 verhoogd met een achtkante bakstenen lantaarnbekroning. Inwendig is er heel wat gebeurd om het te laten dienen als cultureel centrum ’t Marnehoes. Na de reformatie bleef Den Hoorn katholiek, waarschijnlijk onder bescherming van de adellijke geslachten op de borg Lulema in Warfhuizen. In 1730 kwam er een kerkje dat in 1803 kon worden vervangen. In 1842 werd een eigen begraafplaats aangelegd en spoedig kwam er een eigen lagere school.Op de hoek van de Warfhuisterweg en de Mernaweg werd naar ontwerp van Jos en Pierre Cuypers jr. in 1927 de grote, triomfalistische kerk gebouwd en om de hoek in 1875 de nieuwe katholieke school in neogotische stijl die in 1921 werd uitgebreid.Aan de Mernaweg staat een lange reeks representatieve woningen, waarvan de oudste uit de tweede helft van de 19de eeuw dateert, een periode die de landbouw grote welvaart bracht. De witgepleisterde villa’s in vernieuwingsstijl van kort na 1900 vallen op in deze omgeving.

Weite is een wegdorp op de oude route van Vlagtwedde naar Bourtange, dat waarschijnlijk in de loop van de 19de eeuw vorm kreeg toen de randen van de hoogvenen geleidelijk ontgonnen raakten. Vroeger heeft er een stroompje bij het dorp gelegen dat in de Ruiten Aa uitmondde. De naam is mogelijk afgeleid van boekweit, meestal het eerste gewas dat op de in cultuur gebrachte landerijen werd verbouwd. Weite wordt haaks doorsneden door het in 1920 voltooide Ruiten-Aa Kanaal. Er ligt nu een vaste brug over het kanaal en de schutsluis is ook al eens vernieuwd met een betonnen rechthoekige sluiskolk. Wel bestaat de sluiswachterswoning van omstreeks 1920 nog. Ten noorden van het dorp wordt de Ruiten Aa door de zogeheten Voedingsleiding verbonden met het Ruiten-Aa Kanaal.In 1924 is aan de Vledderkamp 60 de gereformeerde kerk gebouwd. Het is een zaalkerk met een zadeldaktoren en aan de achterzijde een kleine aanbouw. De kerk is door steunbeerachtige lisenen in vier traveeën verdeeld en is geopend met rechthoekige vensters. Aan de voorzijde is een toren opgetrokken in drie sterk versneden geledingen en met een vierzijdige spits. Het bezit een orgel uit de tweede helft van de 18e eeuw.Aan de Bourtangerweg ten oosten van de brug staan voornamelijk arbeiderswoningen, 23 tot 29 zijn krimpwoningen. Op nummer 4 ligt hoeve De Weite, omstreeks 1950 gebouwd en met een dubbele kapschuur en op 8 staat een Westerwoldse boerderij uit ongeveer 1865. De keuterij op 20 dateert van omstreeks 1900, maar is voorzien van een 18de-eeuwse vensterindeling en 22 is een verbouwde Westerwoldse boerderij. Ook aan de Vledderkamp liggen boerderijen: 39 is een kleine Westerwoldse, 74 een groot exemplaar van circa 1910 met een ingangsrisaliet met rondboogportiek. De oudste is de kleine en brede Westerwoldse op 44, die uit circa 1880 zal stammen. Aan de Vledderkamp staan verder het vleesbedrijf Huls en een aantal bescheiden burgerwoningen.

Het wierdedorp Weiwerd is in de vroege middeleeuwen ontstaan. Het dorp ligt ten zuidoosten van Farmsum en is aan de noordzijde omvat door de Oosterhornhaven en het Oosterhornkanaal. Het heeft een vrijwel gave radiale structuur met ring- of ossenweg en enkele radiale paden. In 1814 is het door de Franse bezetting van Delfzijl geplunderd en in brand gestoken. De Weiwerders zelf verwaarloosden hun middeleeuwse kerk, waardoor het gebouw moest worden afgebroken. Met het (gewijde) puin is een weg verhard. Wel is er een nieuwe kerk gekomen.De structuur van Weiwerd mag gaaf zijn, met de rest van het dorp is het droef gesteld. Het is een van de dorpen die ten prooi vielen aan de uitbreidingsdrang met gigantische bedrijventerreinen van Delfzijl. Van Oterdum resteert een begraafplaats, van Heveskes de desolaat liggende kerk. Weiwerd heeft zijn wierdestructuur nog en een paar boerderijen en huizen.In Weiwerd is men in 1974 begonnen met de sloop van de midden op de wierde gelegen kerk. De witgepleisterde zaalkerk met rondboogvensters dateerde uit 1877 en bezat een half ingebouwde toren met een achtzijdige naaldspits. Na de sloop van de kerk werden meer gebouwen gesaneerd en sommige huizen en boerderijen die wel bewaard zijn gebleven lijken op de ondergang te wachten. Navrant, bij de wetenschap dat de verwachte explosieve groei van de bedrijvigheid uitbleef en het dorp gespaard had kunnen worden.Aan de over de wierde leidende Heemkesweg ligt het kerkhof nog. Het heeft een hek en wordt onderhouden. Aan deze weg staan wat verloren een expressionistisch trafohuisje en een vervallen schuurtje. Aan het Borgpad is nog een onderhouden schuur en verder naar het noorden aan de Wierderond een robuuste boerderij met bijschuur en een vervallen exemplaar. Ook aan de T.J. Jansenweg is een goed onderhouden boerderij met bijschuur en hooiberg te vinden. Dit is alles wat van Weiwerd met zijn prachtige wierde rest.

Westerbroek is een langgerekt dijkdorp dat in de late middeleeuwen is ontstaan tijdens de ontginningen van het laagveen nabij de Hunze, waarbij de Oudeweg als achterkade werd gelegd. Westerbroek hoort daarmee tot de familie van dijkdorpen in het oostelijke Gorechtgebied, de reeks die langs Engelbert en Middelbert verder naar het noorden wordt voortgezet. Aan beide zijden van de weg is bebouwing gekomen. Door de verveningen lagen aan weerszijden van het bebouwingslint nogal wat petten, veenplassen. Een deel daarvan is bij het in cultuur brengen van de grond verdwenen, maar er resteert ook nog een aantal. Ze zijn onder meer te vinden in het door het Gronings Landschap beheerde moerasgebied bij de door eiken omzoomde Hesselinklaan.De huidige kerk is in 1889 tot stand gekomen, nadat de in 1721 gebouwde kerk door brand als gevolg van blikseminslag in 1785 was beschadigd en afgebroken. Ook die kerk moet een voorgangster hebben gehad; Westerbroek is een oud kerspel. De kerk is een rechtgesloten zaalkerk met een vooruitspringende ingangspartij die bekroond wordt door een lantaarn van hout en een achtkante spits. Het 18de-eeuwse meubilair heeft de ramp overleefd. Ten oosten van het lintdorp ligt Huize Vaartwijk, een ingetogen veenborg die veenbaas Willem Jacobs Hesselink in 1797 liet bouwen in een klein park. Aan de Rijksweg West ligt de herenboerderij Langwijk met oprijlaan en op een omgracht erf, als bij een borg. Het gepleisterde dwarshuis dateert al uit de 18e eeuw.In de jonge geschiedenis is het dorp wat verknipt geraakt. Door de A7 is het afgesneden van de andere oostelijke Gorechtdorpen, aan de zuidkant is het van zijn laaggelegen Westerbroekstermadepolder – ook een natuurgebied – afgesneden door het Winschoterdiep en door de spoorweg uit 1868. Tussen kanaal en spoorweg is rond 1900 een industriegebied met een zeer grote werf voor zeeschepen en slepers ontwikkeld.

Westerdijkshorn is een in de middeleeuwen ontstaan dijkdorp. Vanuit Bedum loopt de Oude Dijk naar de Westerdijk en even noordelijker ligt een scherpe bocht, een horn, in de dijk. Het is ooit een kerkdorp geweest, maar de middeleeuwse kerk is in 1801 afgebroken. Als herinnering aan deze kerk staat een eindje ten zuiden van de hoek, op een verhoogd en door knotwilgjes omzoomd en omgracht kerkhof, de toren. Deze toren kreeg zijn huidige sierlijke uiterlijk in mengstijl bij een verbouwing in 1872; er wordt ook bericht dat de toren het resultaat is van nieuwbouw na sloop van de oude toren. De toren heeft twee geledingen: een laag, geheel gepleisterd basement met de ingang in een spitsboognis en een hoog opgaande tweede geleding, waar aan elke zijde brede banen van pleister hoge spitsbogige nissen omlijsten. In deze nissen zijn kleine spitsboogvensters en galmgaten opgenomen. De luidklok dateert van 1658. De toren wordt bekroond door een kruisend zadeldak met daarop een fraai gedetailleerde, achtkante lantaarn. Het oudste graf van het vrij lege kerkhof, nu het domein van schapen, dateert van 1631. Naast het kerkhof staat een interessante boerderij met dubbele kapschuur en een voorhuis met een noordelijk dwarspand. De boerderij dateert uit ongeveer 1870 en is de opvolger van de weem, de pastorieboerderij. Iets noordelijker staat een breed pand met middengang uit ongeveer 1900. Het heeft de functie van diaconiehuis gehad.Verder bestaat Westerdijkshorn uit ongeveer twintig gebouwen, boerderijen en arbeidershuizen. Deze gebouwen stonden vroeger alleen aan de binnenkant, de beschermde zijde, van de dijk, later ook aan de buitenkant. Er wordt dan ook wel gesproken van binnen- en buitendijkse boeren. Ten noorden van de bocht in de dijk staan twee finke groepen boerenschuren van buitendijkers. Aan de dijk is nummer 14 een boerderij met dwarsgeplaatst voorhuis met deftige ingangspartij en nummer 22 met de naam Palder een stelp die verbouwd is tot woonboerderij.

Westeremden is een wierdedorp met een radiale structuur dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan bij de Fivelboezem. Het heeft aan zee gelegen met een haven die na dichtslibbing in 1219 is gedempt. Aan het eind van de 12e eeuw werden de eerste dijken gelegd en in de late middeleeuwen is ter ontsluiting het kronkelende Westeremdermaar richting Loppersumer Wijmers gegraven. Een dorpsbrand in 1238 vernielde de aan Sint-Andreas gewijde kerk, waarna een nieuw bedehuis is gebouwd. Aan het begin van de 20e eeuw is een belangrijk deel van de wierde, vooral aan de oostzijde, afgegraven.De herbouw tot kruiskerk was in 1259 voltooid. De dwarsarmen zijn in de 15e eeuw verwijderd, wat binnen aan de aanzetten van de gewelven te zien is. Aan de buitenkant zijn de gevels veranderd en er kwamen gotische spitsboogvensters. De kerk had tot 1808 een losse toren. Hij is gesloopt en vervangen door een dakruiter. De gewelven van het schip zijn in 1658 vervangen door een vlak balkenplafond, maar die van de viering en het koor zitten er nog, met fraai decoratief middeleeuws schilderwerk. Van het 17de-eeuwse meubilair valt vooral het fraaie koorhek met gesneden kuif op.De mooie Dorpsstraat met veel arbeidershuizen uit de tweede helft van de 19de eeuw loopt over de wierde. Het Abt Emopad met nog een paar oude huizen, waaronder het dorpshuis dat in de kern een kostershuis uit 1535 is, takt hier vanaf. Even verder ligt ten noorden van de kerk de door kunstschilder Henk Helmantel zorgvuldig herbouwde weem. Het pad loopt over de zool van de afgegraven wierde als voetpad verder naar de ringweg, de Pastorieweg, met het 17de-eeuwse rechthuis. In het noorden is het dorp iets uitgebreid en daar staan aan de Kosterijweg twee gereformeerde kerken met pastorieën tegenover elkaar, de oude van 1898 en een nieuwe in expressionistische stijl uit 1934.

Westerlee is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op een zandrug van het zogeheten schiereiland van Winschoten. Het dorp lag op de grens van de klei- en veengebieden in het zuiden. Het dorp is waarschijnlijk op initiatief van het premonstratenzer vrouwenklooster Mons Sinaï in Heiligerlee ontstaan. Het klooster had vrijwel heel Westerlee in eigendom. In de loop van de 19de eeuw kreeg het langgerekte lintdorp pas echt vorm met aan de westzijde agrarische bebouwing en in het oosten meer burgerwoningen en arbeidershuizen, die overigens ook aan haaks op de hoofdweg staande zijpaden werden gebouwd. De buurschap Bikkershorn is aan Westerlee vastgegroeid, Tranendal kon zich als zelfstandige buurschap handhaven. De zuidelijke venen werden pas in de tweede helft van de 19de eeuw ontgonnen.In 1776 is de dorpskerk gebouwd ter vervanging van een middeleeuws godshuis. Het is een eenvoudige, rechtgesloten zaalkerk van vier traveeën, geleed door lisenen en geopend met spitsboogvensters. De kerk heeft een afgewolfd zadeldak. De eenmaal versneden toren kreeg een vierzijdige, iets inzwenkende spits met een kleine lantaarn. Op het ruime kerkhof staat een aantal interessante grafmonumenten, onder meer een cippus voor A.H. van Bergen (1835-1913). Volgens het opschrift was hij in 1862 stichter van de klokkengieterij in Heiligerlee en eigenaar van de steenfabriek aldaar. In 1930 is ter vervanging van een kerkje aan de Molenstraat aan de Hoofdweg 134 een gereformeerde kerk naar plannen van W. van Straten gebouwd, een vriendelijke kruiskerk met een dakruiter op de kruising.Aan de Hoofdstraat staan voornamelijk burgerwoningen, vooral in het oosten. In het westen liggen enkele grote boerderijen, waaronder op de hoek van de Engelkenslaan Veldzicht uit 1910, een Oldambtster villaboerderij. Het voorhuis heeft aspecten van de vernieuwingsstijl. De boerderij heeft recent de functie van hotel-restaurant en zalencentrum gekregen. De Ruitersheerd is van hetzelfde type en heeft een dwars voorhuis met een middenpartij met topgevel.

Westernieland is een streekdorp uit de late middeleeuwen. Het ontstond nadat omstreeks 1300 de dijk om het noorden van het Marneland werd gelegd; de buurschap Kaakhorn bestaande uit arbeidershuisjes, ligt op deze oude dijk. Het dorp heette Mariaburen. Tijdens de kerstvloed van 1717 werd het dorp vrijwel helemaal weggevaagd, maar de kerk hield stand. Het dorp werd ten oosten van de kerk geleidelijk herbouwd en ging voortaan uitsluitend verder onder de naam Westernieland. De bevolking leefde voornamelijk als boer of landarbeider; er waren ook inwoners die de kost verdienden als visser en zelfs robbenjager. Op deze vangst stond een premie en het dier bracht ook nog wat op: de vacht voor de bontverwerking en de ‘smeer’ voor de zeep- en verfnijverheid. Enkele zerken op het kerkhof getuigen van deze jagers.De kerk, ongetwijfeld gewijd aan Maria, dateert uit het begin van de 14e eeuw; de vrij gedrukte zadeldaktoren is wat jonger. De rechtgesloten zaalkerk heeft geleden van stormvloeden en is dikwijls gerepareerd. In 1831 is het muurwerk voorzien van een geblokte pleisterlaag, aan de koorzijde kregen de vensters en een nis sierlijke omlijstingen. De eveneens gepleisterde pastorie, de weem, dateert van omstreeks 1875. De lintbebouwing van vrijstaande woningen en enkele boerderijen langs de kronkelende Dirk Wieringastraat is gevarieerd en dateert grotendeels uit het einde van de 19de en het begin van de 20e eeuw.De nabije zee heeft met geven en nemen het leven van de Westernielanders beheerst. Nadat in de jaren rond de Tweede Wereldoorlog de kwelders tot de Linthorst Homanpolder werden ingedijkt, kwam het dorp veiliger te liggen. Tijdens de crisis werd de polder als werkverschaffngsproject aangepakt. Voor de arbeiders werd in 1939 aan het eind van de Schaapweg een nog steeds bestaand kamp van houten barakken gebouwd. Na de oorlog was het een aantal jaren interneringskamp voor NSB-ers, SS-ers en andere politieke delinquenten.

Westerwijtwerd was een vroeg middeleeuws radiaal wierdedorp aan de westelijke kant van de Fivelboezem. Het komt rond 1000 in bronnen voor als Widuwurd: een met wilgen begroeide wierde. Maar wel met ‘wester’ erbij ter onderscheiding van Oosterwijtwerd aan de andere kant van de Fivelboezem. In Westerwijtwerd hadden de Ripperda’s het vanuit hun borg voor het zeggen. Het toeval wil dat een Ripperda trouwde met een Ukema van het Huis te Wijtwerd dat in Oosterwijtwerd stond. Zo kwamen de Wijtwerds bij elkaar; de Ripperda’s lieten zich voortaan in Oosterwijtwerd begraven. Nadat dit geslacht in 1744 uitstierf zijn beide borgen in de 18e eeuw gesloopt.Nadat de kerk ten westen van de wierde was gesticht, volgden geleidelijk de huizen en ging het dorp in zuidwestelijke richting aan de wandel. Het kwam ten westen van het in de middeleeuwen gegraven Westerwijtwerdermaar van het Damsterdiep naar het Boterdiep te liggen. De nagenoeg lege wierde kon omstreeks 1900 worden afgegraven. De waarschijnlijk aan Maria gewijde kerk kwam met een losstaande toren in het midden van de 13e eeuw tot stand. Het gebouw is in de 16e eeuw veranderd. De toren werd met de kerk verbonden en er kwamen grote spitsboogvensters in de muren. De halfronde koorsluiting is in de 19de eeuw vervangen door een rechte. De gewelven zijn gehandhaafd en deze dragen met de bovenzijde van de muren fascinerende 13de-eeuwse schilderingen.Aan het maar staan aan beide zijden wat woningen, meest uit de tweede helft van de 19de eeuw. Ze zijn onderling verbonden door een ijzeren hoogholtje. Even verder ligt de brug met op de hoek een woning met schuur uit circa 1860 met een huiskamercafé en verder aan weerskanten bescheiden woningen. Achter de bebouwing rijst de koren- en pelmolen Zeldenrust op, een achtkante stellingmolen op bakstenen onderbouw uit 1845. De Pastoriestraat loopt met vrij losse bebouwing om de kerk heen.

De agrarische buurschappen Westerzand en Oosterzand zijn in de middeleeuwen ontstaan op een zandrug te midden van lage landen, dezelfde rug waarop Lutjegast ligt. Ten zuiden liggen de resten van het Kolonelsdiep, vanaf het einde vanaf de 16e eeuw een goede waterverbinding tussen Groningen en Friesland. Ten noorden is later het Hoendiep gegraven, dat later weer is verbeterd tot het Van Starkenborghkanaal. Tussen Westerzand en Sebaldeburen kruisten Kolonelsdiep en Wolddiep elkaar; er kwamen een schutsluis en het buurtje Gaarkeuken ontstond. Een eetgelegenheid voor schippers was de naamgever.Nadat het Kolonelsdiep als vaarwater door het Hoendiep was vervangen, kwam noordelijker weer een Gaarkeuken tot ontwikkeling. Het al oude Wolddiep was vanaf Boerakker allereerst voor de ontwatering van het Westerkwartier gegraven, maar werd ook als vaarwater gebruikt. Het Wolddiep scheidt de buurschappen Ooster- en Westerzand en de in 1930 geslagen ophaalbrug, een ijzeren brug met vakwerk is daarvan het grensteken.In beide buurschappen liggen voornamelijk boerderijen verspreid langs en nabij de doorgaande route. In Oosterzand staat aan de Zandumerweg 19 een uit ongeveer 1870 daterende kop-hals-rompboerderij met bijschuur en stookhok. Op nummer 33 vinden we een stelp en Nooitgedagt op 35 is een kop-romp met stookhokje van omstreeks 1915. Op nummer 54 staat een gaaf arbeidershuis uit circa 1870 en aan de andere kant van de Zandumerweg op de nummers 55 en 53 zo’n huis uit circa 1905 en een gepleisterd boerderijtje. Er volgen nog een paar kop-rompen, zoals Charmant en Tassema, en dichtbij het Wouddiep ligt een fraaie uit circa 1930 daterende stelp. In Westerzand staat de grootste concentratie huizen nabij de brug, maar verder westwaarts zijn ook nog een paar grote boerderijen. Het zijn meestal koprompen en stelpen, al dan niet met stookhut.De oudste is mogelijk Westerzand 1 met een dwarsgeplaatst voorhuis uit circa 1880.

Wierum is een wierdedorp dat dateert uit de middeleeuwen. Het ligt ten oosten van het Reitdiep en samen met Dorkwerd, Selwerd en Noorderhoogebrug vormde het een dorpenwaaier vlak ten noorden van de stad Groningen. Wierum had een uitgestrekt kerspel dat van Harssens tot bij Aduard reikte. De kleine buurschap Paddepoel ligt zuidelijk; een noordelijke uitbreidingswijk van Groningen is er naar genoemd. Bij Paddepoel, waar een gelijknamige kop-hals-rompboerderij uit het midden van de 19de eeuw staat, ligt het in 1937 gegraven Van Starkenborghkanaal. Het Dwarsdiep, een voortzetting van het Selwerderdiepje meandert als slootje om Wierum heen. Van het dorp is in de loop der tijd niet veel overgebleven.De dorpskerk is in 1818 gesloopt en de wierde aan het begin van de 19de eeuw grotendeels afgegraven. Door deze vergraving lijkt het gehandhaafde kerkhof opmerkelijk hoog te liggen. Een ijzeren toegangshek markeert de ingang. Het is omzoomd door een essensingel en bevat interessante monumenten, onder meer met grafpoëzie. Bij de afgegraven wierde staan nog twee boerenbedrijven: Paddepoelsterweg 1 met een oude schuur, maar met nieuwe bijschuren en woning en nummer 3 op een restant wierde, een boerderij met een dwars voorhuis, een schuur en een zeer lange bijschuur. Het kop-rompje op 6 is tot woonboerderij verbouwd. Aan de Wierumerschouwsterweg 23 staat een grote Oldambtster boerderij uit circa 1880.Ten westen ligt Wierumerschouw, genoemd naar het overzetveer over het Reitdiep en nu een buurt die net iets volkrijker is dan Wierum zelf. Nu ligt er een draaibrug met een middenpyloon over het water. Aan de westkant is achter de dijk een schilderachtig buurtje van een handvol huizen ontstaan, waarvan die op de hoek, Scholleweg 1, een woning van omstreeks 1900, een zadelkap met afwolvingen heeft.Oostumerweg 2 is een stelpboerderij met een fraai uitgebouwde middenpartij met pilasters en een fronton, waarvoor later een erker is geplaatst.

Wildervank is een langgerekt kanaaldorp, een veenkolonie ontstaan langs het in 1659 doorgetrokken Westerdiep op initiatief van de stad-Groninger Adriaan Geerts Wildervanck. Van hieruit werd fabrieksturf verscheept naar Holland en Utrecht, vooral naar steenbakkerijen. Ruim een eeuw later, van 1764 tot 1775, is parallel aan het Westerdiep het Oosterdiep doorgetrokken tot bij Bareveld. Vanaf 1655 vormden Veendam en Wildervank een afzonderlijk kerspel en in 1702 werden de nederzettingen kerkelijk gesplitst. In Wildervank was in 1687 al een kerkgebouw gesticht. Na de turfwinning zijn de dalgronden in cultuur gebracht. In het dubbele kanalenstelsel, met een onderlinge afstand van een kleine 250 meter en met dwarssloten en bruggen die telkens twee kavels ontsloten, bouwde men aan de binnenkanten van de diepen veelal woningen en aan de buitenzijden boerderijen. Deze karakteristieke structuur heeft Wildervank kunnen bewaren.De kerk is in 1687 gebouwd als zaalkerk met rondboogvensters en een driezijdig gesloten koor en met een toren. In 1777 zijn aan de noord- en zuidzijde dwarsbeuken toegevoegd waardoor een kruiskerk ontstond. De toren kreeg in 1834 een slanke, achtzijdige verhoging met een houten lantaarn en een ui-vormige spits. Tegen de koorsluiting staat een gedenksteen voor de stichter van de kolonie.Even noordelijker aan de Torenstraat is in 1911 een grote, door Tjeerd Kuipers ontworpen kruiskerk gebouwd, de gereformeerde Concordiakerk, met een hoge, slanke toren. De evangelisch lutherse kerk is in 1760 gesticht, een eenvoudige zaalkerk die in 1911 een bepleistering en bovendien een lage toren met lantaarn kreeg.Wildervank heeft zich na de turfwinning vooral agrarisch ontplooid. Vanaf eind 19de eeuw vestigden zich hier agrarische industrieën zoals aardappelmeel- en strokartonfabrieken en kwamen er bovendien machinefabrieken en een tricotagefabriek. Van deze bedrijvigheid resteert weinig. Aan de Kammingastraat 6 staat een grote loods met het opschrift Veenkoloniale Boerenbond, een kunstmestloods die in 1923 is opgericht op het terrein waar een scheepshelling en een stoomzagerij stonden.Het bedrijf voor kunststeenwerken van de frma H. Prummel aan de Kammingastraat 103 is in 1897 gebouwd als zuivelfabriek. De schoorsteenpijp is van 1915 en de frma Prummel kwam er in 1924. Achter de Poststraat 21 staat de borstelfabriek van de frma Kuik uit omstreeks 1910. De winkel in manufacturen en confectie van Ketel aan de Nijverheidsstraat 73 is een pronkje. Het pand is in 1898 gebouwd en kreeg in 1910 het fraaie jugendstil front met winkelpui en vensterpartij onder een boog.Het voormalige raadhuis (Raadhuisstraat 16), een blokvormig pand van voorname eenvoud, is in 1891 gebouwd. Erbij is een gedenknaald voor Adriaen Geerts Wildervanck geplaatst. Op 17 staat café Boelens, een rijzig, kloek pand met siermetselwerk uit ongeveer 1895. Aan de Poststraat vinden we het in 1912 gebouwde voormalige deels gepleisterde postkantoor en ernaast een voormalige lagere school met onderwijzerswoning uit 1911. Bij de uit ongeveer 1880 daterende sluiswachterswoning Nijverheidskade 14, nu café, ligt in het Oosterdiep het Boven Verlaat met daarbij een wachthuisje uit 1930.De sinds de tweede helft van de 19de eeuw ontwikkelde welvaart laat zich afezen aan de monumentale boerderijen, herenhuizen en villa’s. Aan het Westerdiep, de Torenstraat en aan de Landbouwstraat zijn finke boerderijen gesticht. Aan de Torenstraat staat op 55 een veenkoloniale, de andere zijn varianten op het Oldambtster type. Sierlijk is de uit circa 1880 daterende Torenhoeve met een driezijdige erker over twee lagen en Nooitgedacht op 41 is een klassieke uit 1894. Aan de Landbouwstraat dateert nummer 3 uit 1888 en 7 is met zijn hoge topgevel een uitzondering. Nummer 9 heeft een blokvormig voorhuis, 17 een dwarsgeplaatst voorhuis en 23 een expressionistisch voorhuis uit ongeveer 1925. Ook aan de Kammingakade en -straat, de Postkade en de Raadhuiskade staan tientallen grote boerderijen. Uit het eind van de 19de eeuw zijn enkele notabele woningen met middengang, waarvan Nijverheidskade 91 een met zuilen en fronton geaccentueerde middenpartij heeft. Villa’s uit voornamelijk het begin van de 20e eeuw zijn te vinden aan de Nijverheidskade 6, 20 en 22, de Nijverheidsstraat 1, 13, 21 en 67 en de Postkade 2 en 34.

Wildervanksterdallen is een buurschap aan het Dalkanaal die in de loop van de 19de eeuw, toen het land in cultuur werd gebracht, vorm kreeg. De kanaalbuurt ligt bij de grootschalige veenontginningen van Wildervank en ten westen van het Veendam-Musselkanaal. Door de Dalweg 12 en de Dalweg 36 is de buurschap met Wildervank verbonden. De nummers van deze wegen zijn afgeleid van de nummering van de veenwijken. Het Dalkanaal, met voor een veenkanaal opvallende meanders, heeft naar het zuiden toe, met een paar scherpe bochten, verbinding met het Stadskanaal. De andere kant op loopt het Dalkanaal met bochten naar het noordwesten om in het A.G. Wildervanckkanaal uit te komen. Ten zuiden ligt een vrij nieuwe fetsbrug over het VeendamMusselkanaal. Deze John Smitbrug is genoemd naar de archeoloog die samen met anderen hier in de buurt vondsten heeft gedaan uit de midden-steentijd en nog eerder. Honderden haardkuilen van jagers-verzamelaars zijn hier blootgelegd.Aan de noordzijde staan vooral boerderijen waarvan sommige duidelijk zichtbaar buiten gebruik zijn en misschien alleen nog dienen voor opslag. Enkele van de grotendeels uit de periode rond 1900 daterende boerderijen bezitten een onder de schuurkap opgenomen woongedeelte met de baanderdeur ernaast, een soort stelp. Nummer 10, de Kainstobbe (met een theetuin) is een krimpboerderij uit het eind van de 19de eeuw. Een van de krimpen is later ingevuld waardoor het een kop-rompboerderij is geworden. Een kleine Oldambtster boerderij staat op 19 en 25 is een boerderij van het veenkoloniale type uit het begin van de 20e eeuw.In het midden van de buurt is met woningen uit de eerste helft van de 20e eeuw enige verdichting opgetreden en aan de zuidzijde van dit buurtje is op 59 omstreeks 1930 een school gebouwd van opmerkelijk expressieve architectuur. Ongelijke klassenvleugels met forse dakpartijen worden gescheiden door een ingangsvolume met een geprofleerde portiek en een kubistische opbouw. De school is thans als sauna in gebruik.

Winneweer is een dijkdorp langs het Damsterdiep dat pas na bedrijfsvestigingen in de tweede helft van de 19de eeuw tot ontwikkeling kwam. Daarvoor stonden er enkele huizen en boerderijen en een in de 18e eeuw gesticht weeshuis. Lang heeft dit niet gefunctioneerd; er werd een herberg in gevestigd met de naam Windeweer. Ook de buurt komt voor als Windeweer. Een weer is een waterkering, winde is afgeleid van de bochten in het Damsterdiep en het is hier inderdaad wenden of keren. Het is Winneweer geworden.In 1858 vestigde houthandel Nanninga zich bij de (inmiddels verdwenen) houtzaag- en korenmolen. Het bedrijf bloeide en breidde uit. Na de oorlog werden er onder meer keukenblokken gemaakt. Het bedrijf moest in 1981 sluiten. De Onderneming, een steen- en buizenfabriek, werd in 1902 gesticht. Ook dit bedrijf ging het goed, maar de concentratie en schaalvergroting in de steenbranche dwong de fabriek in 1980 tot sluiting. In 1901 kwam er in Winneweer bovendien een kleine stoomzuivelfabriek. In het nijvere dorp werden vanzelfsprekend huizen voor arbeiders en functionarissen gebouwd, in linten langs het Damsterdiep. Deze regelmatige structuur aan het meanderende diep is lastig te ervaren omdat de autoweg N360 dwars door het dorp is getrokken.De timmerfabriek met schoorsteenpijp staat nog aan de Stadsweg. Op de hoek bij de brug ligt de neoclassicistische directeursvilla van Nanninga. Aan de andere kant van het diep is aan de Rijksweg het complex van de steenfabriek te vinden met onder meer een rij arbeiderswoningen uit het begin van de 20e eeuw.Even verder ligt de oude herberg en Rijksweg 277 is een prachtige, gepleisterde notabele woning met afgesnoten hoeken en een hoge middenpartij. Ernaast staat een villa uit omstreeks 1930 en verderop ligt aan het Damsterdiep een hele rij burgerhuizen. De Stadsweg heeft voornamelijk arbeiderswoningen en op 114 staat een eigenaardige villa met een erkeruitbouw over twee verdiepingen.

Winschoten is een oud dorp en een jonge stad, ontstaan op een zandopduiking, het zogenoemde schiereiland van Winschoten. Het komt in de 12e eeuw al in bronnen voor en in de middeleeuwen wordt het, liggend aan de route van Groningen naar Münster, druk bezocht. De Langestraat, de Torenstraat en de Blijhamsterstraat vormden de hoofdroute. In 1593 werd het voorzien van vestingwallen die in de 18e eeuw werden ontmanteld. Intussen was het dorp in 1637 via het Winschoterdiep verbonden met Groningen. Daarbij ontwikkelde zich de bedrijvige Molenhorn en ten zuiden van de Langestraat kwam een binnenhaven. In 1825 werd de vlek als stad erkend. In 1863 werd Winschoten ook over het spoor ontsloten en tussen de kerk en het station ontwikkelde zich een woongebied. De bedrijvigheid verplaatste zich naar het oosten. Een belangrijke ruimtelijke verandering was de noordelijke omlegging van het Winschoterdiep (1956), waardoor na demping de Nassaustraat en de Molenweg ontstonden. Voor de oorlog waren er stadsuitbreidingen op kleine schaal, na de oorlog zijn vooral aan de west- en noordzijde finke uitbreidingen gekomen.De aan Sint-Vitus gewijde kerk is omstreeks 1275 tot stand gekomen. De langgerekte kerk met fraai geprofleerde vensters en nissen met siermetselwerk en andere plastische effecten is aan het begin van de 20e eeuw grondig gerestaureerd tot een perfect romano-gotisch gebouw. De klokkentoren met een romp uit de 13e eeuw en een latere bekroning van een achtzijdige stenen opbouw met lantaarn, de Olle Witte, staat verwijderd van de kerk een eigen leven te leiden.Van de andere kerken doet de rooms-katholieke Sint-Vituskerk in de Langestraat, in 1881 naar plannen van Alfred Tepe gebouwd, met zijn toren duidelijk in het stadssilhouet mee. De in 1901 gebouwde gereformeerde Vennekerk met zijn fronttoren kan dat eveneens. Bescheidener zijn de kleine, neoclassicistische evangelisch-lutherse kerk (1836), de brede eveneens neoclassicistische synagoge (1854) – met de rabinaatswoning in Moorse stijl uit 1900 –,de vrije evangelische kerk (1876) en de Vredeskerk (1925). De doopsgezinde vermaning aan de Viëtorstraat is de bescheidenheid zelve.Aan de Blijhamsterstraat is in 1845 een kloek raadhuis van voorname eenvoud gebouwd. Het raakte in 1895 buiten gebruik toen het nieuwe raadhuis aan de Langestraat in gebruik kwam. Architect C.H. Peters ontwierp het in een mengstijl geaccentueerd door een forse, hoge toren met een spits met kapellen, lantaarn en ui-vormige bekroning. Het werd enkele malen uitgebreid. Het postkantoor uit 1907 (Burgemeester Venemastraat 9) is ook van de hand van C.H. Peters. De befaamde herensociëteit De Harmonie kwam in 1899 aan het Bosplein tot stand in sierlijke neorenaissancestijl. Langestraat en Venne vormen met de omgeving het belangrijkste winkelgebied.Westelijk daarvan is recent het nieuwe winkelcentrum ’t Ronde met een appartemententoren en parkeergarages gekomen. Op de hoek van de Torenstraat is het oude Hotel der Nederlanden te vinden waarvan het gebouw uit omstreeks 1890 dateert.De Blijhamsterstraat kent interessante bebouwing. Op 19 staat een voormalig bankgebouw van omstreeks 1910 en er zijn hoge herenhuizen (37-41) en notabele woningen met opvallende sier (25, 46-52), die alle van omstreeks 1900 dateren. Ook aan de Emmastraat (5, 7, 8 en 10 zijn fraaie exemplaren), de Stationsstraat en de Stationsweg zijn veel van dergelijke herenhuizen en notabele woningen te vinden.Daar staan ook enkele in vernieuwingsstijl van omstreeks 1905. Aan de Stationsweg vallen een gepleisterde, notabele woning met souterrain en traptoegang op en een villa in vernieuwingsstijl die naar de jugendstil neigt. Een reeks herenhuizen in vernieuwingsstijl is ook te vinden in de Burgemeester Venemastraat.Aan de Nassaustraat staat een drietal hoge industriemolens met stelling. De korenmolen Edens is in 1763 gebouwd op een stenen romp en houten bovenbouw en is in 1870 verhoogd. Het molenaarshuis kwam in 1774 tot stand. De slanke molen Dijkstra is van 1862, een houten achtkant op een bakstenen onderbouw. Het is een koren- en pelmolen met een omstreeks 1860 gebouwd molenaarshuis. Korenmolen Berg, nog iets westelijker (Grintweg 61) is van 1854 en heeft een vergelijkbare opbouw.

Het wierdedorp Winsum is enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling bewoond geraakt. De Hunze stroomde ten westen langs deze wierde en daardoor ontwikkelde het dorp zich voorspoedig. Daar kwam bij dat de oostelijker gelegen mond van de Fivel verlandde en de dorpen in Fivelgo op Winsum aangewezen waren als plek met een open zeeverbinding. Het werd een handelsplaats voor een groot verzorgingsgebied en verkreeg in 1057 munt-, markt- en tolrecht. Het oorspronkelijke Winsumerdiep, waarschijnlijk gegraven voor de afwatering, werd voor vervoer en handel een belangrijke verkeersader.In 1276 werd door de dominicanen een klooster op de wierde gesticht, een kloosterorde die zich uitsluitend vestigde in stedelijke of proto-stedelijke nederzettingen. Het groeide uit tot een van de belangrijkste kloosters van Groningen. In de 16e eeuw vergaderden de Staten van de Ommelanden in de kloosterkerk. Na de reformatie zijn de kloostergebouwen omstreeks 1600 afgebroken. Het is niet precies bekend waar ze hebben gestaan, maar het is aannemelijk dat het ergens aan de zool van de terp is geweest.De twee borgen die bij Winsum lagen waren beide in handen van de Ripperda’s. Ze waren betrokken bij de beeldenstorm en voegden zich bij de geuzen. Hun in beslag genomen bezit kwam aan de stad Groningen die het daardoor in Winsum voor het zeggen kreeg. Als handelsnederzetting was Winsum voorspoedig gegroeid met een concentratie aan bebouwing aan het diep. Ook de andere wegen en straten kregen een geconcentreerde bebouwing en gaven Winsum een kleinstedelijk karakter. De ontwikkeling stagneerde en Winsum kon het niet tot stad brengen. Nadat het aan het begin van de 19de eeuw hoofdplaats van de gemeente was geworden, kwam er in de tweede helft van de 19de eeuw weer wat groei met vooral bebouwing langs de zuidelijke uitvalsweg. De ingebruikstelling van het spoor van Groningen naar Roodeschool (1893) betekende een nieuwe impuls.De kerk is in de 12e eeuw om nooit verklaarde redenen niet op, maar buiten de oostelijke rand van de wierde gebouwd. Het is een in de kern tufstenen gebouw, maar het is zo vaak gerepareerd dat alleen stukken in de zuidgevel dit materiaal laten zien. De grote spitsboogvensters zijn laat ingebroken. Het vijfzijdig gesloten koor is in de 13e eeuw in romano-gotische stijl toegevoegd. De toren met zijruimten is omstreeks 1635 verbouwd en voorzien van de ingesnoerde spits. Boven het overwelfde portaal is de verdiepingsruimte met een buitentrap bereikbaar.Nabij de kerk rijst sinds 1801 de achtkante pel- en korenmolen met stelling op. De molen heeft een met hout beklede voet en een rietgedekte romp. De tweede molen staat in de schilderachtige Molenstraat met arbeidershuizen uit het eind van de 19de eeuw. De Ster is een achtkante korenstellingmolen uit 1851 met houten romp en bakstenen onderbouw. Het voormalige raadhuis is in 1907 aan het begin van de Hoofdstraat gebouwd, een Berlagiaans bouwwerk met een geveltop en een hoektoren met een klokkenstoel, ontworpen door A.L. van Wissen. De bibliotheek aan de Praediniusstraat is de voormalige openbare lagere school met een grote, hoge middenpartij en kleinere zijvleugels, in 1883 gebouwd in neoclassicistische stijl. Herberg De Gouden Karper is in de kern 17de-eeuws, maar is in de 19de eeuw sterk verbouwd en gepleisterd en het voormalige logement Alders is vlakbij het diep een 17deeeuws en later gepleisterd pand met een 18de-eeuwse vleugel.Het eerste gedeelte van de Hoofdstraat wordt verder vooral door tot winkels verbouwde panden gefankeerd. Buiten de kern wordt het een uitvalsweg met vrijstaande burgerhuizen en villa’s, waarvan enkele gepleisterde in vernieuwingsstijl. Ook de Stationsweg laat een paar panden in deze stijl zien, waaronder het dubbele herenhuis op de nummers 6 en 8, met portieken die hoefjzervormig zijn gesloten. Op de nummers 14 en 18 staan fraaie villa’s van omstreeks 1930 in de kubistische variant van het expressionisme. Dergelijke woningen sieren ook de Van Sytzamastraat en de Ripperdastraat en omgeving. Veel van deze villa’s zijn van de hand van W. Reitsema, E. Reitsma en K. Olsmeijer.

Wirdum is een wierdedorp met een radiale structuur dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan. Het heette in vroege bronnen Uurthun of Uuirthion. Het betekent: op de wierde. Bij Wirdum heeft de Fromaborg gestaan die in 1866 is verkleind tot boerenhuis en later werd afgebroken. Er liggen Froma’s in de kerk begraven. In de late middeleeuwen kreeg het dorp via het Wirdumermaar verbinding met het Damsterdiep. De wierde is in 1917 voor een groot gedeelte afgegraven. Het dorp ging zich steeds meer op het zuiden richten, naar het Damsterdiep.De brede zaalkerk kwam in het begin van de 13e eeuw tot stand op een ruim kerkhof. Op het vernieuwde westelijke gedeelte van de zuidmuur na, hebben de muren een kenmerkende romaanse indeling. Beneden een zone met rondbogige spaarnissen en daarboven rechthoekige velden met kleine rondboogvensters, bekroond door een rondboogfries. In de noordmuur is dit het gaafst bewaard gebleven. Daarin zitten aan de koorzijde een hagioscoop en een knielnis. De toren is in 1878 afgebroken; er kwam een dakruiter op de westgevel.Tegenover de kerk ligt aan de Fromaweg de voormalige pastorie, nu dorpshoes, in 1887 gebouwd naar ontwerp van O. de Leeuw Wieland. Naast de kerk staat het even voorname schoolmeestershuis uit 1878 en erachter de nogal verbouwde voormalige lagere school. Aan de Kerkeweg, de Fromaweg en het Streeksterpad staat eenvoudige, grotendeels uit het eind van de 19de eeuw stammende bebouwing.Langs de Wirdumerweg zijn ook dergelijke woningen te vinden, maar verderop is ook jongere bebouwing. De bebouwing gaat voorbij de autoweg over in de waterbuurt Wirdumerdraai aan weerszijden van het Damsterdiep. Er ligt geen draaibrug meer. Deze is vervangen door een houten klapbrug. Aan de Rijksweg staan enkele fraaie boerderijen en een finke reeks woningen. De Stadsweg vertoont deze variatie eveneens. Hier is in 1937 de nieuwe basisschool gebouwd met expressionistische karakteristieken. De boerderij Sybellemaheerd met een neoclassicistisch voorhuis is van 1870.

Wittewierum is een wierdedorp dat mogelijk is ontstaan toen hier in 1213 een klooster werd gesticht. Het klooster Bloemhof of Floridus Hortus was van de premonstratenzer orde. In 1289 werd het dorp Werum genoemd, later Wittewierum vanwege de witte kleding van de monniken. Ze waren actief op waterstaatkundig terrein en hebben delen van de Fivelboezem ingepolderd, waardoor het klooster een aanzienlijk grondbezit verkreeg. Over de bouw van de in 1238 gestichte abdijkerk is veel bekend omdat Emo en Menko er in hun kroniek – van onschatbare betekenis voor de geschiedenis van Groningen in de 13e eeuw – over schreven. In de glorietijd waren hier wel duizend monniken, maar in 1568 was het klooster vrijwel verlaten en het is daarna op afbraak verkocht. De kloosterkerk bleef tot 1863 bestaan.De geschiedenis van Wittewierum is niet uitsluitend de geschiedenis van het verdwenen klooster. Na het opheffen van het klooster werd Wittewierum een buurschap bij Ten Post. De drie borgen in de omgeving kunnen tot beide dorpen worden gerekend. Ze waren alle in bezit gekomen van het geslacht Rengers uit Ten Post: Tammingahuizen dat in 1765 op afbraak is verkocht en Tuwinga of Tuinga dat in 1788 ten onder ging. Van Oldenhuis, in 1715 gesloopt, is het borgterrein te herkennen bij de gelijknamige boerderij.In 1863 is op een deel van de grondvesten van de kloosterkerk een nieuw kerkgebouw verrezen. Er zijn wat boerderijen en ook woningen op en rond de wierde gebouwd. De nieuwe, brede zaalkerk kreeg een geleding met lisenen en grote spitsboogvensters. Op de westgevel kwam een finke dakruiter die net als de bekroningen van de hoekpenanten opengewerkte gietijzeren versieringen kreeg. Aan het interieur is te zien dat de familie Rengers het gebouw als mausoleum gebruikte. Het meubilair uit de bouwtijd is met gietijzeren ornamenten versierd. Ten westen van de kerk staat de kloeke, uit de 19de eeuw daterende gepleisterde pastorie.

In de vroege middeleeuwen is Woldendorp ontstaan als radiale wierde, opgeworpen op een kwelderwal. Op een afzonderlijke wierde is de kerk gebouwd. Woldendorp komt in de late middeleeuwen in bronnen voor als Waldemandorpe, het dorp van de woldmannen. Wolden zijn lagergelegen gebieden begroeid met moerasbos. Vanaf de tweede helft van de 19de eeuw is het dorp geleidelijk uitgebreid, de nieuwe woningen kwamen als lintbebouwing aan de uitvalswegen, vooral aan de Ae Weg en de A.E. Gorterweg. Na de oorlog heeft de dorpsuitbreiding aan de oostzijde plaatsgevonden.Woldendorp was tot 1960 hoofdplaats van de gemeente Termunten die opging in de gemeente Delfzijl. Aan het begin van de Tweede Wereldoorlog is een nieuw gemeentehuis gebouwd. In april 1945 is het gebouw zwaar beschadigd. De herbouw vond plaats in 1947. Sinds 1990 is het forse bouwwerk in gebruik als hotel Wilhelmina. Het draagt de spreuk: ‘Beschaduwd is de vreugd bij het helen mijner wonden, om hen die na het geweld niet weder opgaan konden.’In de laatste oorlogsmaand, toen de Duitse bezetter trachtte te ontkomen via de Punt van Reide, beletten Canadese en Poolse troepen deze vlucht. Woldendorp lag in de frontlinie. Er zijn 24 doden geteld, 57 woningen en boerderijen waren verwoest en 138 zwaar beschadigd. Meteen na de oorlog begon men aan de wederopbouw en dat is de reden dat in de kern van het dorp zoveel woningen staan in de stijl van de Delftse School, dankzij de rode steen en de oranjerode pandaken ook wel Delfts Rood genoemd. De zwaarbeschadigde kerk is toen eveneens gerestaureerd. Zij bestaat uit het schip van een romano-gotische kruiskerk uit het derde kwart van de 13e eeuw, van buiten maar vooral binnen prachtig geleed met nissen en voorzien van meloenvormige koepelgewelven met schilderingen. Bij het herstel na de oorlog zijn de westtoren en een soort apsis toegevoegd.

Wolfsbarge is een wegdorp dat in de 15e eeuw langs de Woldweg ten oosten van het Zuidlaardermeer in het Gorecht is ontstaan als veenkolonie van de Stad. Het komt in de middeleeuwen voor als Wulvesberge, dat heuvel van de wolf kan betekenen of van een eigennaam kan zijn afgeleid. Er waren al vanaf de 13e eeuw verveningsactiviteiten door monniken van Aduard en door het dochterklooster Essen aan de andere kant van het Zuidlaardermeer.Het klooster kocht in 1269 percelen weiland ten oosten van de Hunze. Essen stichtte mogelijk hier of in Kropswolde een kapel met een miraculeus Mariabeeld. In de loop van de 15e eeuw ging de stad Groningen de verveningen domineren en dat heeft tot de dorpsvorming geleid. De turf kon gemakkelijk via de Hunze en het Schuitendiep naar de Stad worden verscheept.Na onenigheden tussen de Stad en het landschap Drenthe was het noodzakelijk de te vervenen gebieden secuur van elkaar af te grenzen. In 1615 is de grens opgemeten door de landmeters Johannes Sems en Jan de la Haye. De grens liep vanuit de Martinitoren via Wolfsbarge in rechte lijn tot De Haar bij Ter Apel. Zo werd deze zogenoemde Semslinie vastgesteld. Deze grens heeft met gekrulde muren aan weerszijden van de Woldweg recent vorm gekregen. De stad bleef hier tot in de 17e eeuw de grote veenbaas. Na de verveningen werden de dalgronden in cultuur gebracht om ze te benutten voor de akkerbouw, waarbij de schrale gronden aanvankelijk met stadsafval en later met grond van afgegraven wierden werden verrijkt.De vrij verspreide bebouwing is bij een paar reeksen arbeiderswoningen wat compacter, maar een aantal boerderijen, meestal van het Oldambtster type, staat zeer ruim zoals Woldweg 160, 191, 221 en 239. Daartussen ligt de begraafplaats, waarvan de penanten van het hek uilen dragen.

Wollinghuizen en Vlagtwedder Veldhuis zijn esbuurschappen ten oosten van de Ruiten Aa en ten westen van het in 1918 voltooide RuitenAa Kanaal. De naam is afgeleid van de familienaam Walinga of Wallinga. Bij de Pollenberg zijn in 1920 overblijfselen van een urnenveld met kringgreptumuli onderzocht onder leiding van A.E. van Giffen. Ten noorden van Wollinghuizen zijn de Bergakkers; dichterbij de buurt liggen de essen de Stengen, Hooiakkers en Ronde Akkers en ten zuiden vinden we de Zuidveldskampen, allemaal ten oosten van de Ruiten Aa. Ten zuidwesten van Vlagtwedder Veldhuis ligt de Veldhuizer Esch. Ten oosten van Wollinghuizen is de jonge ontginningsbuurt Wollingboermarke ontstaan.Tussen de twee buurschappen ligt de Wollinghuizersluis in het Ruiten-Aa Kanaal, en er ligt een brug over. Het is een na de oorlog vernieuwde ijzeren klapbrug en een sluis met een rechthoekige, gemetselde sluiskom. De sluiswachterswoning is ook kort voor 1918 gebouwd in de gebruikelijke ingetogen vernieuwingsstijl. Ook hier is in 1939 een klein kazemat van het model stekelvarken gebouwd. Nabij de sluis ligt aan de Hogebrugweg ook nog een keuterij van het krimptype. Gezien de hoekpartij is het mogelijk een winkel geweest.Langs de Wollinghuizerweg staan enkele keuterijen en arbeiderswoningen, waarvan enkele met krimp. De enigszins van de weg verwijderde groep boerderijen 75 tot 79 vormt een schilderachtig geheel. Het zijn twee Oldambtsters en een Westerwoldse uit het begin van de 20e eeuw. Een Oldambtster met portaal en balkon uit circa 1915 staat op 90 en op 92 vinden we één van hetzelfde type uit het begin van de 20e eeuw.In Vlagtwedder Veldhuis loopt de Wollinghuizerweg gewoon door. Aan het begin staat op 101 een brede woning met vensterpartijen die doen vermoeden dat het gebouw omstreeks 1920 als kleine school is gebouwd. Verder liggen er nogal wat burger- en arbeiderswoningen, waarvan enkele met krimp. Op 141 staat een gaaf exemplaar, terwijl degene die op 145 stond kortgeleden is vervangen door een nieuwbouwwoning.

Woltersum is een wierdedorp met radiale structuur dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan op een oeverwal. In Woltersum hebben twee borgen gestaan: Ackingaheerd en het Huis te Woltersum, ook wel Glimmershuis genoemd. Het dorp werd naar het noorden via het Lustige Maar naar het Damsterdiep en richting het zuidoosten via de Woltersumer Ae naar Schaaphok en het Slochterdiep verbonden. Ten oosten van de dorpswierde is in de 19de eeuw lintbebouwing ontwikkeld langs beide zijden van het Lustige Maar.Aan de zuidzijde is de historische infrastructuur doorkliefd door het in 1876 gegraven en in 1965 verbrede Eemskanaal, waarbij beide keren dorpsbebouwing verloren ging. Het nogal geïsoleerde dorp is nu te bereiken over de kronkelende Bouwerschapweg vanuit Ten Post met streekjes huizen en een monumentale boerderij met dwarshuis op nummer 60 en ook over de even kronkelige Kollerijweg vanaf Wittewierum met een Oldambtster boerderij op nummer 86.De niet georiënteerde zaalkerk met rechtgesloten koor is in twee perioden tot stand gekomen. De oostelijke frontpartij is in 1765 verrezen, het westelijke schip met licht spitsbogige vensters en de torenopbouw van een achtzijdige bakstenen lantaarn met spits zijn in 1838 gebouwd. Naast de kerk staat het uit de 19de eeuw daterende kerkelijke gebouw Voorhof. Aan het Kerkpad ligt een reeks nieuwbouwwoningen van omstreeks 1980.De Hoofdweg wordt gefankeerd door bescheiden bebouwing, onder meer het dwarspand met afgewolfd dak op 13 en een krimpwoning op 16, beide uit het eind van de 19de eeuw. Op de hoek bij de betonnen Witte Brug is café Schuurman te vinden. Aan het water van het Lustige Maar staan aan de K. de Boerweg kleine woningen, waarvan enkele met een erkervormig front en aan de Kollerijweg een enkele boerderij en een aantal notabele woningen. Daar staat nabij het Eemskanaal de indrukwekkende houtzaag-, pel- en korenmolen Fram uit 1867 met zaagschuren en opsleep.

Woudbloem is een vaartbuurt die na 1904 is ontstaan en in een erg oude omgeving ligt. Door het initiatief van plaatselijke boeren een aardappelmeelfabriek te stichten is Woudbloem ontstaan. Er kwam bewoning en later zelfs een school. Door na de campagne van 1967 de fabriek te sluiten is de groei van Woudbloem stilgevallen, maar de opmerkelijke geschiedenis is nog steeds aan de buurschap en het landschap af te lezen.De geschiedenis van het landschap begint met de Fivelstroom. De rivier stroomde vanaf het Foxholmeer langs Scharmer en een andere tak uit de buurt van Slochteren naar het noorden. Ze kwamen even ten zuiden van het huidige Woudbloem bij elkaar om zich toch weer in twee armen te splitsen om zo van Woudbloem tot Schaaphok een kleinschalig rivierenlandschap te vormen. Noordelijker heeft de Fivel, een getijdenstroom die langs Woltersum, Wittewierum en verder liep om tussen Uithuizenmeeden en Spijk een brede mond naar de Waddenzee te vormen, zoveel klei aangevoerd dat de bedding is dichtgeslibd. Deze slechts drieëneenhalve kilometer lange zone langs de Scharmer en Slochter Ae’s is van onschatbare natuurlijke en historische betekenis. Het gebied wordt beheerd door Staatsbosbeheer.Het fabriekscomplex van Woudbloem is er nog grotendeels. Er staan bovendien een villa met erker en een burgerhuis aan de kade van de Scharmer Ae, ongetwijfeld ooit bestemd voor fabrieksfunctionarissen. Nabij de klapbrug over de Ae staan twee rijen gepleisterde woningen voor de vroegere fabrieksarbeiders. De bebouwing aan de Woudbloemlaan bestaat uit burgerwoningen. Een gepleisterde woning vertelt dat deze in 1909 is gebouwd. Aan de oostzijde ligt bij de Slochter Ae een aantal finke boerenbedrijven.In 1972 is ten zuiden van de buurt een gemaal in de Ae’s gebouwd, toen het grootste van de provincie. Het kon met twee krachtige Bronsmotoren voor een gebied van 6000 hectare de waterstand gaan beheersen. Een groot aantal poldermolens en dertien kleine gemalen werden hierdoor overbodig.