Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Uithuizen is in de 10e eeuw ontstaan op een kwelderwal als uitbuurt van de bewoners van de oostelijk gelegen wierde Brunwerd of ’t Oldörp. De naam, die in 1000 voorkomt als Uthuson, wijst daar ook op. Het werd in de 11e eeuw al een zelfstandig kerspel. Het dorp ontwikkelde zich als een dubbele streek: Hoofdstraat en Schoolstraat vormen de hoofdstructuur. Ten oosten van het dorp is een weerbaar huis gesticht; tot 1400 was het een eenvoudig huis dat later tot de Menkemaborg werd uitgebouwd.Na 1850 groeide de nederzetting aanzienlijk met een bebouwing die vooral aan de Schoolstraat en de Hoofdstraat verdicht en verlengd raakte en het dorp een kleinstedelijk karakter gaf. Aan de Hoofdstraat West en de Hoofdstraat Oost, waar in het midden de kerk als een scharnier een bajonetvormige overgang deed ontstaan, kwamen de belangrijke functies en winkels.De oorsprong van de huidige dorpskerk ligt in de 12e eeuw. Het onderste van tufsteen gebouwde gedeelte van de toren is uit deze tijd. Het kerkschip verrees in het midden van de 13e eeuw en het koor werd twee eeuwen later toegevoegd. Tenslotte is aan het einde van de 18e eeuw een noordelijke zijbeuk toegevoegd. De toren, die aanvankelijk los van de kerk stond, is met het schip verbonden en kreeg met een verhoging in 1681 de huidige vorm. Onder de koepelgewelven met beschilderingen bezit de kerk een rijke inventaris met meubilair dat verband houdt met de bewoners van de Menkemaborg.Tegenover het westelijke front van de kerk verrees in 1909 op de hoek van de Hoofdstraat West het raadhuis naar ontwerp van A.L. van Wissen. Het gebouw heeft als hoekaccent een torentje gekregen. Na de gemeentelijke fusie is het aan de Kerkplein-zijde met een moderne vleugel uitgebreid. Het oude, in 1864 gebouwde raadhuis aan de Hoofdstraat Oost is thans hotel; een eenvoudig pand van twee verdiepingen. Ernaast verrees in 1866 de gereformeerde kerk. De zaalkerk in decoratieve mengstijl kreeg in 1892 een toren en in 1905 een zijvleugel.De doopsgezinde kerk aan het einde van de Mennonietenstraat is in 1868 gebouwd, een zaalkerk met rondboogvensters en een gepleisterd front. In deze straat staan enkele expressionistische panden van omstreeks 1930. Nummer 28, in 1928 ontworpen door B. Jager, is zeer uitbundig. Ertegenover staat de kleine, 17de-eeuwse sarrieshut met de hoog oprijzende molen De Jonge Jan, een achtkante pel- en korenmolen met stelling uit 1866.De neogotische kruisbasiliek voor de roomskatholieken is in 1861 aan de westzijde van de Hoofdstraat West verrezen naar ontwerp van J.F. Schepers. De pastorie is drie jaar later in min of meer neogotische vormen tot stand gekomen. Achter de kerk is een eigen kerkhof aangelegd en in 1890 een neogotische rouwkapel gebouwd. Met ook nog een kosterswoning aan de Hoofdstraat is hier een eigen enclave gegroeid.Aan enkele straten vormen deftige middengangswoningen uit de periode 1880-1905 fraaie ensembles, zoals aan de Borgstraat en de Oosterstationsstraat. Aan de Hoofdstraat verrijken exemplaren van dit type op de nummers 2, 18, 20, 21, 30, 32 en 35 het gevarieerde beeld. Uit de vernieuwingsperiode van vlak na 1900 laat de gestuukte villa Hoofdstraat West 72 nog een mengvorm zien, maar de robuuste villa Hoofdstraat Oost 26 is stijlzuiver met allerlei versieringen. Expressionisme in de Groninger variant op de Amsterdamse School is behalve in de Mennonietenstraat te vinden bij opvallend veel winkelhuizen: Hoofdstraat West 34, Hoofdstraat Oost 35, Kaakstraat 12, Noorderstraat 21 en Schoolstraat 6.De Menkemaborg, een fascinerend geheel ten oosten van het dorp, is van oorsprong een klein steenhuis dat na verschillende verbouwingen omstreeks 1700 door de familie Alberda aanzienlijk is uitgebreid tot de huidige vorm. De adellijke woning bestaat uit drie evenwijdige vleugels met zadeldaken tussen topgevels en een voorplein, geaccentueerd door twee hoektorentjes. Toen zijn ook de intussen gereconstrueerde barokke tuinen en de daaromheen liggende bosranden aangelegd. Het schathuis dateert in oorsprong uit 1686.

Uithuizermeeden is een dorp van de derde generatie: vanuit ’t Oldörp is Uithuizen gesticht en daarna vestigden Uithuizers zich op de hooi- en weilanden, de meeden, in het kweldergebied. Het wierde- en streekdorp ontstond daar in de eerste helft van de 13e eeuw. Het werd spoedig een zelfstandig kerspel en in het midden van die eeuw kon een kerk op de wierde worden gesticht. Daar ligt de oudste kern. De streek aan weerszijden van de Hoofdweg is jonger en kreeg zijn huidige structuur en aanzien in de loop van de 19de eeuw. Tot omstreeks 1800 waren de twee delen goed te onderscheiden, ze lagen aan weerszijden van de oude zeedijk, die bij de Oudedijksterweg nog is te herkennen. Het zuidwestelijke deel lag binnendijks, de streek buitendijks. Beide hebben zeer geleden van de kerstvloed van 1717, toen pas met de torenbouw was begonnen. Ruim 200 mensen zijn verdronken, vele honderden stuks vee kwamen om.Nadat in 1893 de spoorlijn Groningen-Roodeschool was geopend, raakte het gebied bij het station in ontwikkeling en groeiden de kern rond de kerk en de streek in het oosten aan elkaar. In de oostelijke streek, aan Hoofdstraat 184 en op de hoek van de Kerkstraat, is in 1908 naar ontwerp van A.L. van Wissen het raadhuis gebouwd, een representatief gebouw op een L-vormige plattegrond met een hoektorentje tussen de topgevels. Het bouwwerk is enkele malen verbouwd en kreeg een bepleistering.Het thans voor andere functies gebruikte pand staat prominent aan het recent heringerichte Johan van Veenplein, dat het centrum van Uithuizermeeden is gaan vormen. Een grootschalig element in het gebied tussen oude kern en streek is de meelfabriek waarvan de hoogste silo in grote letters ‘’t Hoogeland’ geeft te lezen. Hij steekt met zijn forse profel ver boven de bebouwing uit.Een schitterend hoogtepunt in het profel van het dorp is de kerk en dan vooral de elegante, 48 meter hoge kerktoren die door het witgepleisterde uiterlijk met helderblauwe dakjes van de bekroning van verre opvalt. Het schip van de aan Maria gewijde kerk dateert uit de 13e eeuw; het gotische koor werd in de 16e eeuw toegevoegd en de dwarsarmen in 1705. Deze kruiskerk kreeg in de 18e eeuw een buitengewoon rijke inventaris. De graftombe van Rudolf Huinga met een houten beeld van de overledene in wapenrusting en liggende houding is van 1574. Met de bouw van de door Allert Meijer ontworpen toren was in 1717 nog maar net begonnen toen de kerstvloed voor ernstige vertraging zorgde. De vierkante torenromp gaat over in een achtkant, waarop twee verjongende lantaarns zijn geplaatst.De gereformeerden bouwden in 1874 hun kerk in de Kerkstraat en breidden haar in 1922 uit. Tegenwoordig is het gebouw in gebruik bij de vrijgemaakten, sinds de gereformeerden aan de noordrand van het dorp een nieuwe kerk stichtten. In de Kerkstraat zijn een zeer decoratief dubbel woonhuis in eclectische stijl uit 1911 en een paar expressionistische woningen van omstreeks 1925 te vinden. De bebouwing in de kern en de oude streek bestaat, met uitzondering van het centrale gedeelte van de Hoofdstraat dat aan de noordzijde aaneengesloten winkelpanden laat zien, voornamelijk uit representatieve woningen uit de periode van 1890 tot 1915. Ze zijn zeer gevarieerd en leveren levendige straatbeelden op. Hetzelfde geldt voor de Stationsstraat en de Torenstraat. Hier en daar is een iets ouder pand te zien: een sarrieshut, een dokterswoning en bij de kerk een voormalige herberg en een kosterswoning.Ten noorden van het dorp ligt achter een lange oprijlaan op een omgracht terrein borg Rensuma, die voor het eerst in 1623 wordt vermeld. In 1700 komt hij in handen van de familie Alberda. Onno Tamminga van Alberda heeft zijn borg geheel herbouwd. De borg is een eenlaags, blokvormig gebouw van een deftige eenvoud. Het schathuis heeft nog 17de-eeuwse onderdelen en is, net als de borg, in de eerste helft van de 19de eeuw gepleisterd. Toen is ook het front van de borg gewijzigd.

Uitwierde is een radiaal wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen op een kwelderwal is ontstaan. Het heeft een gave structuur met een ring- of ossenweg aan de zool en een kerkpad, het Bakkerspad, rondom het kerkhof. Het dorp heeft, zo vlakbij de zee, van stormvloeden te lijden gehad en is ernstig beschadigd geraakt bij het beleg van Delfzijl in 1814 aan het einde van de Franse tijd en opnieuw door de strijd in de laatste oorlogsmaand van 1945. Veel van de bebouwing dateert dan ook van na 1945, al zorgen oudere gebouwen en vooral de structuur voor een schilderachtige sfeer.De middeleeuwse kerk is bij het beleg van 1814 verloren gegaan; in 1839 verrees de huidige neoclassicistische kerk. Het gebouw is door lisenen geleed en voorzien van rondboogvensters en een schilddak. De omlijste ingangspartij wordt gefankeerd door twee tegen de muur gezette, vroeg-17de-eeuwse grafzerken van geharnaste mannen uit het geslacht Wyncken. In de kerk staat een zerk uit de 16e eeuw van deze familie. De forse, vrijstaande toren dateert uit de 13e eeuw en is redelijk door de perioden van strijd gekomen. Wel is de hoogste geleding verwijderd, waarna het piramidedak is aangebracht.De kerk staat op een ruim kerkhof met een aantal oude graven. Daaromheen, vooral aan de zuidwestzijde, staat de oudst bewaarde bebouwing. De deftige 18de-eeuwse pastorie is er dominant: een twee verdiepingen hoog en vijf vakken breed bouwwerk met een omlijste ingangspartij en aan de achterzijde een grote schuur. Aan het Bakkerspad staan enkele 19de-eeuwse panden, waaronder een kleine boerderij, een voormalig schooltje met rondboogvensters en een aangebouwde meesterswoning. Aan de oostzijde van de kerk, bovenop de wierde en achter de veelal nieuwe bebouwing van de Wierdeweg, ligt een fraai open veld. Aan deze Wierdeweg staan op de nummers 19 en 21 twee boerderijen uit de wederopbouwtijd met de woningen naar de ringweg gericht.

Ulrum is in de middeleeuwen ontstaan op twee grote, rechthoekige wierden. In de 11e eeuw komt het wierdedorp in de bronnen voor als Uliuringhem en varianten daarop. Van de westelijke wierde is de rechthoekige structuur met Marktstraat, Nieuwstraat, Hendrik de Cockstraat, Kerkstraat en Snakkerburen nog goed te herkennen. Midden op deze wierde staat de middeleeuwse dorpskerk. Het dorp was ontsloten door het in 1650 gegraven Trekdiep met een havenkom aan de Nieuwstraat. Het kwam uit op de provinciale trekvaart naar Winsum.Nog steeds is Ulrum via het Hunsingokanaal over water ontsloten. Op de westelijke wierde stond tot 1810 de borg Asinga. Het geslacht met deze naam heeft hier gewoond. Na de sloop werd het borgterrein akkergrond. Tussen 1985 en 1988 is de door grachten omvatte borgstee met de barokke tuinaanleg gereconstrueerd tot wandelpark.De kerk op de westelijke wierde dateert uit het tweede kwart van de 13e eeuw. Het romanogotische karakter is vooral aan de koorpartij te genieten. Een deel van het westelijke gedeelte van het schip is in de 15e eeuw opgeofferd voor de bouw van de forse toren. Bij de ingrijpende restauratie van 1917 zijn de romano-gotische vensters gereconstrueerd en is het interieur met meloenvormige stenen gewelven ontpleisterd. Het interieur bevat rijk meubilair.Ten zuiden van de kerk staan een catechisatielokaal uit 1902 en de gepleisterde pastorie uit circa 1860. Predikant Hendrik de Cock trad in 1834 met een grote groep volgelingen uit de hervormde kerk: de afscheiding was een feit. De gereformeerden bouwden in 1901 een grote zaalkerk op de hoek Schapeweg-Leensterweg.De Noorderstraat wordt gefankeerd door compacte bebouwing van woningen en winkelpanden en kent aan de westzijde een accent van café-restaurant Neptunus van circa 1875. Aan de Spoorstraat is, net als aan de Leensterweg, bebouwing van bescheiden burgerhuizen en villa’s tot stand gekomen. Daar rijst ook het voormalige station van de lokaalspoorweg op, die van 1922 tot 1938 heeft gefunctioneerd.

Ulsda is een klein agrarisch komdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op een zandafzetting in het klei- en veengebied van het Oldambt. In bronnen komt het voor als Ulswida, wida betekent bos. Dankzij de ligging op een zandrug bleef Ulsda in de late middeleeuwen gespaard bij de inbraken van de zee waardoor zich de Dollard vormde; zelfs tijdens de grootste uitbreiding tot bij Bellingwolde kon Ulsda het hoofd boven water houden. Het leed wel schade. Bij de stormvloed in 1509 raakte de kerk zo ernstig beschadigd dat besloten werd het gebouw af te breken. Sloopmateriaal is hergebruikt bij de reparaties aan de evenzeer beschadigde kerk van Bellingwolde. In de 15e eeuw was er zoveel land weggeslagen dat Ulsda een eiland van veertien hectare in de oostelijke Dollard-inham was geworden. In 1562 kocht de stad Groningen hier gronden.Bij het indijken van de eerste stukken land door de aanleg van de Hamdijk in 1605 bleef Ulsda in de buitenlanden liggen, waar de Stad in 1616 om de noordelijke aangeslibde landen de Herensloot liet graven. De Stad maakte aanspraken op de landen tussen Ulsda en de Hamdijk. In het confict met de Beertsters kwam het in 1650 tot een vergelijk. Zeven jaar later betekende het leggen van de Schansker- of Beersterdijk tussen Nieuweschans en Finsterwolde het einde van het eiland Ulsda.Te midden van bosperceeltjes staan nu nog vier boerderijen in Ulsda. Daarvan is nummer 4 met de naam De Witte Vogel de oudste. De plaats kan nog uit het eind van de 19de eeuw dateren. Nummer 2 is een Oldambtster type dat omstreeks 1920 tot stand kwam. De andere twee boerderijen (nummers 5 en 7) zijn van recenter datum, uit de jaren zeventig en zestig en met losse, dwarsgeplaatste voorhuizen.Ulsda wordt van de in de buurgemeente Bellingwedde gelegen buurschap Klein-Ulsda gescheiden door de A7 en de gekanaliseerde Westerwoldse Aa.

Usquert is voor het begin van de jaartelling ontstaan als radiaal wierdedorp op een kwelderwal. Het komt in de 9de eeuw al in bronnen voor. In de levensbeschrijving van missionaris Liudger wordt van Wiscwird verteld dat er al in de 8ste eeuw een kerk stond. Vlak ten zuiden van Usquert stond op de wierde Wijtwerd een commanderij van de Johannieters. Dit vrouwenklooster zou in 1217 zijn gesticht en is pas in 1625 gesloopt. De wierde is afgegraven en er kwam een boerderij op het kloosterterrein. In deze boerderij met een lang voorhuis uit het midden van de 17e eeuw worden een 15de-eeuwse schouw en een zandstenen Veronicastatie in reliëf bewaard.De bevolking hield zich vooral bezig met landbouw, maar Usquert is vanouds ook een vissersdorp. Tot de Uiterdijksche Landen in 1718 werden ingepolderd, lag Usquert vrij dicht aan zee. In 1814 is met het voltooien van de Noorddijk de uitgestrekte Noordpolder daar nog voor gelegd. Nog steeds wonen er enkele vissers in het dorp die vanuit Noordpolderzijl hun netten uitwerpen.De kerk, gewijd aan Petrus en Paulus, is als zaalkerk van tufsteen in de 12e eeuw opgericht. In 1231 is het gebouw in brand gestoken. Veel muurwerk kon bij de herbouw met een verhoging en verlenging in baksteen weer worden gebruikt. Op enkele fragmenten beschildering aan de oostzijde van het interieur na, is de middeleeuwse herkomst niet meer te herkennen omdat de kerk in 1863 in neogotische vormen werd gepleisterd. Bovendien verrees zes jaar later tegen de westgevel een hoge neogotische toren ter vervanging van een losstaande oude toren. Ten noorden van de kerk staat de decoratief in mengstijl gepleisterde grote pastorie. Rond de kerk is gevarieerde bebouwing te vinden, waaronder middengangshuizen van omstreeks 1900. Ook de Torenstraat, die op het kerkgebied uitkomt, is voornamelijk bebouwd met middengangswoningen met schildkap, de oudste met afwolvingen.Tot het midden van de 19de eeuw was de bebouwing vooral op de wierde en langs de daaromheen liggende ringweg geconcentreerd: de Hoofdstraat, Schoolstraat, Raadhuisstraat en Boermanjeweg. Er stonden ook nog wat huizen en boerderijen aan de uitvalswegen naar Warffum en Uithuizen, ten zuiden van de Oude Dijk en bij de haven in het zuiden. Het dorp was namelijk naar het zuiden toe ontsloten door het Usquerdermaar dat via de Delthevaart bij Onderdendam in verbinding stond met het Winsumer- en Boterdiep. Een nieuwe belangrijke ontsluiting bood in 1893 de spoorlijn Groningen-Roodeschool, die zoals elders de aanleg van en bebouwing met villa’s en burgerhuizen aan de Stationsstraat tot gevolg had. Daar staat ook het voormalige stationskoffehuis Huize de Landbouw uit 1894. Aan de zuidkant van de spoorweg ontwikkelde zich nabij de haven enige bedrijvigheid met onder meer een korenmolen en een zuivelfabriek.De welvaart, te danken aan het forerende boerenbedrijf, is nog steeds aan dit dorp af te lezen. Representatieve herenhuizen en villa’s zijn in de laatste decennia van de 19de en vooral aan het begin van de 20e eeuw aan de uitvalswegen Raadhuisstraat-Wadwerderweg en de Steeksterweg gebouwd. Aan de Raadhuisstraat staat het in 1930 door H.P. Berlage ontworpen voormalige raadhuis, de enige gemeenschapsvoorziening die deze beroemde bouwmeester heeft kunnen bouwen. Van de twee onderling licht verschoven vleugels bevat de hoogste de raadzaal en staat voor de laagste de slanke toren met uurwerken, een toren die Berlage op eigen kosten tijdens de bouw nog heeft verhoogd. Verder naar het centrum rijst molen Eva op, een koren- en pelmolen met stelling uit 1891. Aan deze straat en vooral aan de Wadwerderweg staan prachtige villa’s, vooral witgepleisterde in gevarieerde vormen en in de vernieuwingsstijl van omstreeks 1910. Daaronder ook een hoogst decoratieve middengangswoning van vroeger en een expressionistische villa die Willem Reitsema in 1925 ontwierp. Aan de Streeksterweg staan eveneens representatieve woningen, waarbij op nummer 2 een kloeke, plastisch gevormde villa in fraaie Jugendstil.