Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Ranum is oorspronkelijk een wierdedorp dat ten noordoosten van de Hunze in de middeleeuwen is ontstaan. Het komt in 11de-eeuwse bronnen voor als Renon of Renum, afgeleid van Rene, waterloop. Noordelijk loopt het Oude Temmaar om de wierde. Ranum lijkt nu alleen maar een groep uit elkaar staande boerderijen ten noorden van Winsum aan de driesprong van de N361 richting de Marnedorpen en de N363 richting de dorpen van Eemsmond. De grotendeels afgegraven wierde is in het landschap wel te herkennen en op het restant ligt nog steeds het kerkhof. Het kleine dorp heeft namelijk wel een kerk gehad. Deze is in 1815 afgebroken, waarna de kerkelijke gemeente is samengevoegd met die van Bellingeweer. Vanaf 1683 had de predikant van Bellingeweer de zielzorg van Ranum al op zich genomen. Merkwaardig, omdat tussen Ranum en Bellingeweer de dorpen Obergum en Winsum nog lagen. Bovendien is de kerk van Bellingeweer in 1824 gesloopt. De kerkloze gemeenten werden toen met die van Obergum gecombineerd.Het over een erfpad van de naastliggende boerderij te bereiken kerkhof heeft een ijzeren toegangshek tussen natuurstenen penanten. Er staan enkele grafmonumenten, maar de meeste zijn liggende zerken. De oudste dateert van 1663 en de jongste begraving heeft in 2001 plaatsgevonden. Fraaie barokke (wapen)zerken trekken de aandacht; enkele nog weer oudere hebben ongetwijfeld oorspronkelijk in de kerk gelegen.De boerderij bij het kerkhof is een kop-halsromp, bestaand uit een L-vormig voorhuis uit de jaren dertig met enig expressief metselwerk en een oudere schuur. Aan het wegje Ranum ligt een kop-hals-rompboerderij die mogelijk nog uit het begin van de 19de eeuw dateert; schilderachtig, maar wel in verval. Aan de andere kant van de driesprong van wegen staat een grote kop-hals-rompboerderij met dubbele schuur uit de 19de eeuw en een blokvormig, gepleisterd voorhuis van omstreeks 1890.

Rasquert is een wierdedorp met een radiale structuur dat in de middeleeuwen op een oeverwal bij de Hunze is ontstaan. De naam wordt verklaard als rietwierde. Om de wierde loopt het Andelstermaar dat bij de Zwijntil uitkomt op het Rasquerdermaar. Rasquert heeft nooit een kerk gehad, de inwoners kerkten in het nabijgelegen Bafo. Wel stond er een borg die in de 15e eeuw Aylkemaheerd heette. Later werd de borg Mathenesse genoemd, omdat in 1602 de Hollandse edelman Willem van Mathenesse het gebouw kocht. De borg is in 1729 gesloopt. Mogelijk is het huis Meijma een tweede borg geweest; deze is ook in de 18e eeuw afgebroken.Alleen het westelijke gedeelte van de wierde is bebouwd geraakt. Het oostelijke part is aan het begin van de 20e eeuw afgegraven en dient thans als sportterrein en ijsbaan. Daar staat de kleine boerderij Het Olhof die bij de afgravingen werd gespaard. De sfeer in de kern is goed bewaard gebleven. Aan de Meijmaweg, de Van Ewsumweg en de Klapperhornsterweg liggen voornamelijk arbeiders- en burgerwoningen uit het eind van de 19de eeuw, dwarsgeplaatst of met de afgewolfde kap naar de weg gericht. Hiertussenin zijn ook nieuwe huizen in traditionele vormen gebouwd.Aan de Meijmaweg 21 staat de voormalige herberg die ook als kruidenierswinkel dienst deed. Het brede pand met een fraai omlijste ingangspartij en een schuur uit 1864 vermeldt dat het dateert van 1780. Aan de Meijmaweg 2 pronkt een gepleisterd landhuis met een romantische, landschappelijke tuin. Het bestaat uit twee eenlaagsvleugels met een driezijdige middenpartij van twee lagen. De attieken op het dak en het balkonhek zijn in ajourvorm. De grote boerderij Meijma op nummer 4 ligt eveneens in een landschappelijke tuin met berg en vijver. Schuur en grote bijschuur kregen in 1924 een nieuw, blokvormig voorhuis naar ontwerp van Egbert Reitsma.

Reiderwolderpolder en Stadspolder zijn agrarische wegbuurschappen die centraal in de gelijknamige polders liggen. Deze polders rondden in 1740 en 1862 met de Nieuwe Stadspolder of Reiderpolder 2de afdeling in 1874 de indijking van de beide armen van de ingebroken Dollard af. Alleen de Carel Coenraadpolder is in 1929 nog voor het grootste deel van de Reiderwolderpolder gelegd. De Reiderwolderpolder is genoemd naar het verdronken dorp Reiderwolde.De Stadspolder en Nieuwe Stadspolder kregen hun naam omdat de stad Groningen er grote belangen had. Ongeveer een derde van de polders was lange tijd in beheer van of in huur uitgegeven door de Stad. De Stad werd wel de grootste boer van Nederland genoemd. De polders kunnen worden bereikt door coupures in de slaperdijken. Bij die boven Drieborg in de Kwelderdijk staat een schotbalkenhok.Boven Hongerige Wolf zit naast de slapersluis met voetgangersrolbrug een coupure naar de Carel Coenraadpolder en er is een coupure waar Opdijk, Egyptische Dijk en Kwelderdijk elkaar ontmoeten. In de oksel van deze dijken staat een boerderijvormige schuur met woning uit ongeveer 1890. De boerderijen liggen weliswaar ruim uit elkaar, maar in de weidse ruimte vormen ze toch linten, in de Reiderwolderpolder sterker dan in de Stadspolder. In de Stadspolder is de Kleine Ham op nummer 19 de fraaiste: de ingang van het voorhuis wordt omvat door pilasters en een balkon, de verdieping heeft sierlijke rondboogvensters en de daklijst ajourranden. De Fekko Mellesheerd is de grootste, een boerderij uit ongeveer 1960. In de Reiderwolderpolder zijn enkele grote, nieuwe agrarische complexen te vinden, onder meer op de nummers 1 en 3. Op 5 staat een gave Oldambtster boerderij uit circa 1890 en nummer 10 heeft een meerkapsschuur en een fraai traditionalistisch voorhuis uit het begin van de jaren vijftig. Topsum op nummer 18 is met zijn dwarsgeplaatste voorhuis uit ongeveer 1880 misschien wel de oudste boerenplaats.

Rhederbrug is een jong en klein dorp, aan de zuidkant en haaks liggend op de bebouwingsas van Bellingwolde. Het kreeg zijn naam van de brug in de Rhederweg over het Vereenigd of B.L. Tijdenskanaal. De weg voert naar het Rhederveld en verder naar het dorp Rhede over de Duitse grens. Het Rhederveld is een agrarisch gebied van 550 hectare met verspreid liggende boerderijen. Het moerassige veengebied is na onteigening van Duitse eigenaren tussen 1930 en 1935 door werkverschaffng in cultuur gebracht. Er werkten in 1935 liefst 1400 arbeiders; koningin Wilhelmina is er op bezoek geweest.De oorsprong van Rhederbrug is te vergelijken met die van de paden dwars op de Bellingwolder Hoofdweg, zoals de Sportweg, de Nieuwe Weg en de Koloniesweg. Boerenarbeiders woonden vanouds op of bij de boerderijen, maar ze moesten zich in de loop van de 19de eeuw zelfstandig vestigen aan de toen nog onverharde paden. De Rhederweg strekte zich nog langer uit dan de andere paden, omdat de brug de ontsluiting naar het Rhederveld is.De bebouwing heeft vooral plaatsgevonden aan de zuidzijde. Deze bestaat voornamelijk uit arbeidershuizen uit het begin van de 20e eeuw met hier en daar enige jongere woningen. Buiten de lange zuidelijke bebouwingszoom is bij de brug sprake van concentratie van bebouwing aan alle zijden van de kruising van land- en waterweg. Daar staat op de hoek de voormalige brugwachterswoning uit het begin van de 20e eeuw en vlak daarbij, in de breedte, de voormalige basisschool. Aan het Slengpad kwam een nieuwe basisschool en de oude eind-19de-eeuwse school is in gebruik gekomen als zadelmuseum, waar het productieproces kan worden gevolgd. Hier staat ook het vrij nieuwe dorpshuis De Brug waar het sociale, maatschappelijke en culturele dorpsleven zich concentreert. Wat verder naar het westen staat bescheiden teruggerooid het kerkje uit 1912. Het is niet meer voor de eredienst in gebruik.

Roodehaan is een kleine, voornamelijk agrarische nederzetting aan het Reitdiep. Het ligt deels op een hoogte die ook wel De Bult heet. Van het prachtig als een echte rivier meanderende Reitdiep kan hier samen met de bedijkingen en oudere dijkrestanten volop worden genoten. Bij een coupure in de noordelijke dijk staat zelfs een onlangs vernieuwd balkenhuis.De naam Roodehaan dankt de buurschap aan het veerhuis dat hier al in 1559 wordt vermeld. Het veer was een zeer belangrijke verbinding tussen Hunsingo in het noorden en het Westerkwartier in het zuiden. Hier werden mensen en goederen overgezet. Het was vooral van belang voor de veehandel van Hunsingo. Het verhandelde of nog te verhandelen vee werd in Roodehaan overgezet of op transport gezet naar Friesland, Holland en zelfs Engeland.Het oude veerhuis, tevens café, Roodehaan stortte tijdens een zware storm van 4 op 5 februari 1825 in. Het is weer opgebouwd en had oorspronkelijk een veranda, mogelijk toen al voor het mooie uitzicht. In 1877 is er politiek gekrakeel over aan te leggen bruggen over het Reitdiep. Over het Reitdiep lag toen nog geen enkele, terwijl er over het Boterdiep wel twintig lagen. Belanghebbenden bij een brug bij Roodehaan verloren het van de Garnwerders. Pas in 1906 is hier een draaibrug over het Reitdiep geslagen. Even westelijker dan het veer, dat meteen werd opgeheven. Het huidige brugwachtershuis, gepleisterd met decoratief vertand metselwerk op de hoeken en rond de gevelopeningen, dateert van deze tijd. Het café in het oude veerhuis is in 1921 gesloten.Verspreid liggen bij Roodehaan nog wat arbeidershuisjes; bij de dijk een groepje. Op het hoogste gedeelte van De Bult staat een forse boerderij met een grote bijschuur en een dwars voorhuis met een finke erker aan de mooiste zichtzijde. De boerderij aan de Roodehaansterweg 3 heeft een onderkelderd, neoclassicistisch voorhuis.

Roodeschool is oorspronkelijk een dijkdorp dat in de loop van de 17e eeuw is ontstaan. Het ligt binnen de middeleeuwse zeewering die hier nauwelijks meer te herkennen is. Het dorp kwam veilig te liggen toen vanaf 1718 een dijk een uitgestrekt kweldergebied tot de Oostpolder vormde. Er woonde eerder al zoveel volk dat de kerkvoogdij van Uithuizen hier in 1684 een school stichtte. De school is in 1730 door een nieuw gebouw vervangen dat met zijn rode bouwmateriaal naamgever van de nederzetting werd. In 1893 kreeg Roodeschool een spoorverbinding met Groningen, de noordelijkste lijn van het land. Met het toenemen en verdichten van de lintbebouwing vanaf het eind van de 19de eeuw kreeg Roodeschool het karakter van een wegdorp. Dit wordt als een probleem ervaren omdat de Hooilandseweg als deel van de N363 veel (zwaar) verkeer aantrekt.Hoewel de gemeenschap groeide, is hier aanvankelijk geen kerk gesticht. Die kwam oostelijker in het dorp Oosteinde dat na de kerkstichting in 1846 wel ‘’t Nieuw Kerkje’ werd genoemd. De afgescheidenen stichtten in 1871 aan de Hooilandseweg 82 een kerk waar omstreeks 1900 een pastorie bij kwam en bovendien een school werd gebouwd. Een nieuwe gereformeerde kerk is in 1950 op nummer 75 gesticht, een traditionalistisch gebouw in de trant van de Delftse School.De lintbebouwing varieert van kleine arbeidershuisjes van omstreeks 1900 en villa’s in vernieuwingsstijl (nummers 53 tot 57 en 93) van circa 1910 tot burgerhuizen en villa’s uit de jaren dertig (nummers 87 en 89) met een expressionistische karakteristiek. Enkele bedrijfsgebouwen uit deze tijd vallen op door formaat en uitdrukking: een garage op nummer 48 en een winkel op de hoek met de Tilweg. De voormalige bakkerij in de Trompstraat is het fraaiste expressionistische pand.Boerderijen ontbreken evenmin, enkele staan evenwijdig aan de Hooilandseweg, waaronder die op nummer 18, nu onderkomen van het dorpshuis en van Steunstee, een voorziening voor senioren.

Rottum is een wierdedorp dat uit de vroege middeleeuwen dateert. Het grootste deel van de vijf meter hoge wierde is afgegraven. In de bronnen is een vroege vermelding van Rottum uit 1280. Het benedictijnerklooster, gewijd aan Sint-Juliana, stond al eerder op de wierde, in ieder geval voor 1226. Het klooster is in de tweede helft van de 16e eeuw tweemaal aangevallen door reformatiegezinden en is toen door de kloosterlingen verlaten. In tegenstelling tot de meeste kloosters is het niet meteen afgebroken, maar kon het kloostergebouw het als school tot 1855 uithouden. Toen is het gesloopt en werd met de gewijde stenen een weg verhard. De oude kloosterkerk is in 1885 afgebroken en op de fundamenten is vier jaar later de nieuwe kerk gebouwd. Niet van de middeleeuwse kloostermoppen, maar van nieuwe steen, gebakken in de nabijgelegen fabriek Ceres bij de Eelswerdertil over het Boterdiep. Deze fabriek staat er met wat muurwerk en twee wankele schoorsteenpijpen ruïneus bij.Kloostermoppen zijn wel gebruikt voor de muur om het kerkhof waarop nogal wat 17de-eeuwse grafzerken liggen. Bij de muur staat het kleinste huisje van Rottum, een eenkamerwoning met bedsteden, ook voornamelijk van moppen opgetrokken. Daarbij fgureert bovendien het borstbeeld van Jan Boer, dichter in het Gronings, die in 1899 in dit dorp is geboren. Zijn geboortehuis, Jan Boerweg 1, een schuur met voorhuis, was toen een bakkerij. Aan deze weg staan verder voornamelijk dwarsgeplaatste woningen van omstreeks 1900 en bij de dorpsrand zien we een villa met serre uit circa 1910.Dwarsgeplaatste woningen uit de periode rond de vorige eeuwwisseling zijn ook te vinden aan ’t Lage End en aan de Kloosterweg die voor de kerk langsloopt. Aan de Jacob Tilbusscherweg met een aantal woningen van jonger datum heeft de diaconie in 1913 een eenvoudig onderkomen laten bouwen. Ten westen van Rottum stond het vrouwenklooster Bethlehem, nu een groepje boerderijen.

Ruigezand kan vanaf het eind van de 18e eeuw een zeer verspreid liggende agrarische buurschap worden genoemd. Het Ruigezand is lang onbedijkt kweldergebied nabij de monding van het Reitdiep in de Lauwerszee geweest. In de 15e eeuw was op twee huiswierden al bewoning. Ze werden later de Oude Plaatsen genoemd. Het gebied ligt tussen de Lauwers, hier Munnekezijlsterried geheten, in het westen, de Kommerzijlsterrijt in het zuidoosten en het Reitdiep in het noorden. Het dankt zijn naam aan ruig, dat is met riet en biezen begroeid gebied.Aan de hoge oostzijde van het Ruigezand kochten de broers Douwe en Aedsge Teenstra, 27 en 19 jaar oud, in 1793 twee boerderijen. Ze maakten plannen voor de bedijking van het gebied. Met de werkzaamheden werd twee jaar later in de zomer begonnen. Ze lieten spoedig ook twee nieuwe boerderijen bouwen. Douwe Teenstra probeerde nieuwe processen uit. Zo dorste hij koolzaad op een nieuwe wijze en wilde hij de effecten van gierbemesting weten. Van het succes van de Teenstra’s getuigen twee monumentale boerderijen. De Teenstraheerd is in 1798 gebouwd in opdracht van Douwe Teenstra op een dubbel omgracht en van boomsingels voorzien erf. De boerderij heeft een onderkelderd voorhuis met een vooruitspringende middenpartij met ingang en een bekroning van een halsgevel.Broer Aedsge bleef niet achter en bouwde in 1798 een grote schuur met bijschuur op een eveneens omgracht erf met boomsingel. In 1803 liet hij er het fraaie dwarshuis voor bouwen. Het heeft een afgewolfd zadeldak met kroonlijst.In de polder bevinden zich nog enkele boerderijen. Westelijk staat de grote kop-rompboerderij Hunzezicht en De Oude Plaats in het noordwesten is een kop-hals-romp met een blokvormig voorhuis. Verspreid in de weidse polder liggen enkele arbeiderswoningen.

Ruischerbrug is een jonge streekbuurschap tussen de dijkdorpen van het Woldgebied ten oosten van Groningen. Deze streekdorpen liepen van zuid naar noord over een rug in het moerassige en beboste veengebied. De bewoners hadden vaak te kampen met wateroverlast. De stad heeft van 1424 tot 1430 het Damsterdiep gegraven als afwateringssloot en deze kruiste bij de plek waar Ruischerbrug zou ontstaan de Woldstreek. Het Damsterdiep is later geschikt gemaakt voor de scheepvaart en in 1650 van een trekweg voorzien. Toen had de buurt op het kruispunt van dijk en water al vorm gekregen. Een oude naam van de buurt is Russcherbrug, genoemd naar Jacob Ruusche, een eigenaar van de brug.Vanaf de Franse tijd tot 1969, toen het Woldgebied ten oosten van de Hondsrug bij de gemeente Groningen werd gevoegd, vormde de streek dijkdorpen van Engelbert tot Noorddijk de gemeente Noorddijk. In 1907 is in Ruischerbrug een nieuw gemeentehuis aan de zuidelijke oever van het Damsterdiep gebouwd. In 1949 kreeg het door een verhoging met een verdieping en andere wijzigingen het huidige uiterlijk. Het is een representatief traditionalistisch pand met een middenpartij van portiek, inwendig balkon en een uurwerkkapel tegen het hoge dak. Het staat een beetje verloren in het oudste waterstreekje dat verder vooral uit bedrijfspanden bestaat.Aan de overkant van het diep staat een reeks karakteristieke herenhuizen uit de jaren dertig. Richting stad zijn in de vooroorlogse jaren aan de Woldweg vrijstaande woningen gebouwd. Hier en aan de omringende straten met graannamen staat volkshuisvesting uit de jaren zestig met op het plantsoen van het Roggeplein een klokkenstoel.In 1876 werd het Eemskanaal gegraven, waardoor Ruischerbrug tussen twee waterwegen klem kwam te zitten. De brug over het Damsterdiep werd een vaste en over het Eemskanaal kwam de grote stalen Driebond-klapbrug.Het vriendelijke buurtje aan de Harkstederweg met voornamelijk vrijstaande woningen van omstreeks 1925 werd hierdoor van de rest van de streek afgesneden.