Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Nansum is een van de drie middeleeuwse wierden van Holwierde en omgeving die het dichtst bij de Eemsdijk voor het noordelijk deel van de Bocht van Watum ligt. In de middeleeuwen komt het voor met de naam Nothensum, wat betekent: het heem van Nothi of Notha, en dat is een mansnaam. Nansum groeide niet, zoals de wierde Katmis wel, aan Holwierde vast en de buurschap wordt er nu van gescheiden door de Hogelandsterweg. Nansum heeft het nooit tot een kerk gebracht, de inwoners waren en zijn op Holwierde gericht.In de 16de en 17e eeuw stond hier op de wierde de borg Nansum die door een tak van de familie Ripperda, zich noemende Tho Nansum, werd bewoond. De borg is in de tweede helft van de 17e eeuw gesloopt. Er staat nu een woning met de naam Burchtstee. Op de plaats van de oude wierde is een losse woonkern ontwikkeld. Arbeiderswoningen uit het begin van de twintigste eeuw worden gevarieerd met nieuwe vrijstaande woningen in historische stijl en enkele eigentijdse. Tussen een paar kleine (woon)boerderijen valt een grote kop-hals-rompboerderij op, met hoog dwarsgeplaatst voorhuis, gebouwd kort na de Tweede Wereldoorlog. Verderop aan de Dijkweg staan verspreid enige boerderijen in het land en achter de dijk enkele betonnen bunkers.Ten zuiden van Nansum ligt aan weerszijden van de Marsumerweg een groep van zeven betonnen bunkers van het Navigatiestation Groningen van de Koninklijke Luchtmacht. Ze werden tussen 1952 en 1957 gebouwd, tijdens de Koude Oorlog. In totaal boden de twaalf meter diepe bunkers ruimte aan 378 manschappen. Het complex is in 1964 opgeheven. Het in redelijke staat verkerende geheel wordt beheerd door de Stichting Cold War Historical Center in Uithuizen.

Niebert is een wegdorp, in de late middeleeuwen ontstaan op een vrij vlakke zandrug tussen de venen. Niebert betekent nieuwe buurt, ter onderscheiding van de oude buurt: Tolbert. In het midden van de 16e eeuw telde het dorp twintig landeigenaren met opstrekkende heerden van verschillende breedte. Niebert was aan het begin van de 19de eeuw een dorp met een gevarieerde sociale structuur, met veel boeren, maar ook neringdoenden en ambachtslieden. Daarna is het achtergebleven in vergelijking tot de groeiende dorpen Marum en Leek.De kerk is op initiatief van de abdij van Aduard in het laatste kwart van de 14e eeuw op een verhoogd kerkhof gebouwd. Het is een ingetogen zaalkerk met een rechte koorsluiting die opvalt doordat zij spierwit is geschilderd. Kerkschip en koor zijn relatief lang, zes traveeën. De grote rondboogvensters zijn in 1831 op onregelmatige wijze geplaatst. De klokkenstoel is in 1773 vervangen door een dakruiter, die tijdens de verbouwing van 1831 is vernieuwd. Van buiten eenvoudig, bevat de kerk van binnen rijk, grotendeels uit de 18e eeuw daterend meubilair.Aan ’t Pad staat achter een lange oprijlaan op een omgracht terrein de Iwemastins, ogend als een gepleisterde kop-rompboerderij. In het voorhuis zit een onderkelderd steenhuis of stins, verstopt door een verbouwing in 1847. Het heeft een hoge zaal met dikke muren en dateert van omstreeks 1400. Het is het enige steenhuis dat in Groningen rest.De doorgaande weg heeft de naam Molenweg gekregen. Hieraan staat dan ook de enige molen die de gemeente nog rijk is. Het is een zeskante korenmolen uit 1899, met stelling, een houten romp en een bakstenen onderbouw. Het molenhuis dat eruit ziet als een kop-rompboerderij, dateert waarschijnlijk uit de vroege 19de eeuw. De lintbebouwing, grotendeels scheef ten opzichte van de weg omdat het de verkavelingsstructuur volgt, bestaat uit vrijstaande middenstandswoningen en enkele kleine villa’s en boerderijen.

Niehove is een wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan op een kwelderwal. Het is een van de fraaiste wierden met een radiale structuur. Om het kerkhof ligt een ringweg, de Kerkstraat, en daarvandaan lopen vijf radiale paden naar de ossenweg aan de zool van de wierde, de Rikkerdaweg die aan de noordzijde nog compleet is. Aan de andere kant is de wierde aan het eind van de 19de eeuw afgegraven en daar is de hoogte van de kunstmatige heuvel het best te ervaren.De dorpskerk is een vrij langgerekte zaalkerk uit de 13e eeuw met een driezijdig gesloten koor uit de 15e eeuw. In de noordmuur van het schip zitten nog oorspronkelijke smalle, laatromaanse vensters die vrij ver uit elkaar staan. Het inwendige is dus zeker overwelfd geweest.De grote spitsboogvensters zijn later ingebroken. De westelijke gevel is in 1613 vernieuwd. Deze wordt bekroond door een dakruiter met een hoge naaldspits. Er hangt een luidklok in van zeer hoge ouderdom, uit de 14de of zelfs de 13e eeuw. Het interieur met fraai meubilair bevat een presentatie van de geschiedenis van het wierdedorp.De bebouwing die zich aan de Kerkstraat om de kerk schaart is divers. Café De Eissenhof is het enige pand met twee bouwlagen. Het werd al in de 18e eeuw gebouwd en kreeg omstreeks 1900 een verdieping. Een stalling ontbreekt niet. De woningen zijn veelal in de breedte geplaatst en voornamelijk daterend uit de 19de eeuw. Dit zien we ook aan de radiale paden Kerkpad, Kloosterweg, Smidsweg en Molenpad, waar op nummer 2 de sarrieshut uit het eind van de 18e eeuw is te vinden. Aan de Ds. J. Wiegersweg zijn een paar woningen van kalkzandsteen gebouwd, maar staat ook een breed pand met grote vensters en metselmozaïek, waarschijnlijk de vroegere school. Aan de Rikkerdaweg liggen veel 19de-eeuwse dwarspanden, maar ook een grote, gepleisterde villa in vernieuwingsstijl.

Niekerk is een wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen, in de 6de eeuw na Christus, op twee kleine wierden op een oeverwal is ontstaan. Het komt voor het eerst in 1445 in de bronnen voor. Het dorp dankt zijn naam aan de kerk die er in de 13e eeuw is gesticht: de nieuwe kerk. Nadat de kerk van het ruim een kilometer oostelijker gelegen en nog kleinere Vliedorp was afgebroken, kerkten de inwoners van dit dorp en die van Houwerzijl ook in Niekerk.De wierden mochten dan klein zijn, die waar de middeleeuwse kerk nu nog op staat is vanaf de hier langs lopende Kerkstraat aanzienlijk hoog. Recent is een nieuwe trap gemetseld om de wierde te kunnen beklimmen. De kerk is een rechtgesloten zaalkerk, die in 1629 ingrijpend is verbouwd in opdracht van Evert Lewe, hoofdeling van de streek. De toren, een vrij gedrukte houten dakruiter met galmroosters en uurwerkplaten en een ingesnoerde achtkante spits, is toen opnieuw opgetrokken. Op een gevelsteen boven de ingang staat het verhaal van de verbouwing, waarbij vermeld wordt dat geld uit de opbrengst van de verovering van de Zilvervloot in 1628 door de provincie beschikbaar werd gesteld. Inwendig is de stenen overwelving vervangen door een merkwaardige zoldering van vlak gemetselde kloostermoppen op eiken balken.Naast de kerk staat de in kubistisch-expressionistische trant door Willem Reitsema ontworpen pastorie. De bebouwing aan weerszijden van de Hoofdstraat bestaat uit vrijstaande, meest in de breedte gebouwde huizen die grotendeels uit een ruime periode rond 1900 dateren. Aan het eind van de bebouwing staat een boerderij met dubbele schuur. Even buiten het dorp staat een eveneens door Reitsema ontworpen expressieve tuinderswoning (1929) met schuren en een stookpijp. Ten noordwesten van het dorp ligt over het Hunsingokanaal de Zuidemaklap, een decoratief uitgevoerde ijzeren ophaalbrug uit 1879.

Niekerk is een wegdorp dat in de middeleeuwen op een zandrug is ontstaan. Het komt voor het eerst aan het einde van de 14e eeuw in bronnen voor als Nyerkerke en een aantal varianten daarop. De naam is ter onderscheiding van het nabije Oldekerk, maar gedurende de middeleeuwen werd dit oude dorp door Niekerk overvleugeld. De dorpen zijn intussen door nieuwbouw aan elkaar gegroeid. De zandrug duikt bij Niekerk op en zet zich voort in westelijke richting. Bij Niekerk kreeg de nederzetting niet een lineair patroon, maar een grilliger structuur met bajonet-vormige aansluitingen in de wegen.Het tufstenen schip van de dorpskerk dateert van omstreeks 1200; het romaanse uiterlijk is bij de restauratie van 1967 hersteld. De zadeldaktoren die in de benedenzone afwisselende lagen tuf- en baksteen laat zien, is er al in de 13e eeuw bij opgetrokken en later verhoogd. Het zuidelijke dwarsschip moet in de 13e eeuw zijn toegevoegd. Het huidige koor verving in de 17e eeuw een halfronde apsis. Een fascinerend afwisselend kerkcomplex is het resultaat.Dichtbij de kerk staat aan de Zandumerweg een fraaie, deels gepleisterde villa in vernieuwingsstijl met een samengestelde kap, drie geveltoppen en een inwendige portiek met een luifel. Aan de andere kant, aan het begin van de Bloemersmaweg, ligt Welgelegen, een middengangshuis uit 1860 in neoclassicistische trant. Daarvoor staat het haringmonument van Menno Jeltema die in 1476 schenkingen aan het Pelstergasthuis in de Stad deed. Als tegengeste worden de (arme) inwoners van zijn dorp nog steeds jaarlijks op haring getrakteerd.Aan de overkant ligt dorpshuis De Rotonde en aan de Aldringastraat ligt een klein winkelcentrum. Aan deze straten vormen arbeidershuizen van omstreeks 1900 en middenstandswoningen uit de jaren dertig aardige ruimtelijke ritmes. Bloemersmaweg 66 is een Oldambtster boerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw en Smidshornerweg 7 een kop-hals-romp, prachtig gelegen achter een kamp land met ooievaarsnest.

Nieuw Beerta is een wegdorp dat is ontstaan nadat in 1657 door de aanleg van de Schanskerdijk kwelderland was ingepolderd. Het cultiveren is voortvarend aangepakt, want al in 1665 maakte Nieuw Beerta zich met de bouw van een eigen kerkje los van Beerta. In 1689 werd het kerkje al herbouwd. De namen van de polders aan weerszijden zijn nogal verwarrend. Ten zuiden liggen de Uiterdijken, dit zijn buiten de Hamdijk (1605) liggende landen, en ten noorden liggen de Binnenlanden, deze liggen weer binnen de later aangelegde Schanskerdijk (1657). In deze polders staan aan de licht meanderende Hoofdweg monumentale boerenplaatsen. Bij de kerk liggen haaks hierop straten met lintbebouwing van arbeiderswoningen: aan de Molenlaan, hier zien we ook naoorlogse volkshuisvesting, de J.F. Zijlkerstraat en de Oostlaan.De dorpskerk is van een voorname eenvoud. De zaalkerk met driezijdige sluiting is in 1859 gebouwd naar ontwerp van E. van der Voort. Het muurwerk is met lisenen geleed en er zitten rondboogvensters met ijzeren traceringen in. De inzwenkende voorgevel gaat met daklijsten over in een toren met een lantaarn met koepeldak. Op het oude kerkhof staan en liggen nog wat grafmonumenten; achter de kerk ligt de begraafplaats met een grote verzameling zerken en monumenten.De bloei van de akkerbouw, vooral in de periode van 1840 tot het uitbreken van de landbouwcrisis van 1880, is af te lezen aan de deftige Oldambtster boerderijen langs de Hoofdweg. Klassieke zijn te vinden op de nummers 7, 11, 15, 19 (een oude uit de eerste helft van de 19de eeuw), 25, 27 (met kapschuur erbij) en aan de Verlengde Hoofdweg 11 en 55. De Ebelsheerd op Hoofdweg 51 met een sierlijk front is lang een soort proefboerderij geweest, maar op nummer 31 werd een nieuw onderzoekscentrum met een moderne boerderij gesticht. Van de villaboerderij op 81 is de schuur in 1970 gesloopt; het voorhuis in zuivere jugendstil staat nog te pronken. Ook aan de Verlengde Hoofdweg ligt een aantal monumentale boerderijen.

Nieuw Scheemda is een wegdorp, als dochternederzetting in de 17e eeuw ontstaan op de Dollarddijk van 1545 in een gebied dat in 1597 verder ingepolderd raakte. Het is als dorp in 1659 zelfstandig geworden van het moederdorp Scheemda. Het is een agrarische streek met ruim uit elkaar liggende, grote boerderijen in het zuiden en een kern met vooral arbeiderswoningen bij de kerk, tussen het Termunterzijldiep en de dijk die hier dicht bij elkaar komen.De eenvoudige in 1661 gebouwde zaalkerk kreeg vrij hoog geplaatste spitsboogvensters en een hoog schilddak met in het midden een dakruiter. In 1906 is de voorgevel vernieuwd met decoratieve nissen, een fries en de herplaatste stichtingssteen. Boven de daklijst is een kapel met uurwerk uitgemetseld. Op het kerkhof met een neoclassicistisch gietijzeren hek uit 1897 zijn een paar interessante monumenten te vinden, onder meer een gietijzeren piëdestal met urn voor predikant C. van Weeyden Abbesch.In het zuiden staan aan weerszijden van de Hamrikkerweg enkele krimpwoninkjes en andere arbeiderswoningen, maar vooral Oldambtster boerderijen. Die op nummer 3 bezit een expressionistisch voorhuis, 7 is een eenvoudige klassieke uit circa 1860 en 11 één met dubbele kapschuur en een voorhuis met omlijste middenpartij. Het voorhuis met risaliet van De Borgh op 13 kreeg sierlijke ajourranden bij de gevellijsten. Ertegenover staat de Ubbe Roelfsheerdt uit 1850 met twee zaadzolders en hiernaast een boerderij met een fraai eenlaags voorhuis. Het front met een grote uitgebouwde erker is van rijk sierstuc voorzien. In de dorpskern liggen aan de Hamrikkerweg vooral arbeidershuizen en kleine burgerwoningen, maar ook het café van omstreeks 1905, een voormalig bedrijf en een voormalige winkel. In de Kerkwijk, de zijstraten en aan de oever van het diep zijn voornamelijk arbeiderswoningen uit de eerste helft van de 20e eeuw te vinden, maar er is ook naoorlogse volkshuisvesting.

De Nieuwe Compagnie is een vaartbuurschap, als veenkolonie ontstaan vanaf het midden van de 17e eeuw. In 1647 begon de Nieuwe Friesche Compagnie vanuit Hoogezand met het graven van het Kielsterdiep. Spoedig moest het kanaal vanwege privébelangen een andere richting krijgen en zo kwam er een knik in het kanaal.Aan het Kielsterdiep groeiden de kanaaldorpen Kiel en Windeweer. Vanaf de knik is ook het Nieuwe Compagnonsterdiep recht naar het zuiden gegraven met na anderhalve kilometer een dwarsvaart, de Leinewijk, die naar het westen toe naar de oude veenkolonie Wolfsbarge en het Zuidlaardermeer loopt. Deze Leinewijk werd breder dan het nu goeddeels gedempte diep.Nadat de hoogveengebieden van de Nieuwe Friesche Compagnie waren verveend, zijn ze met de dalgronden voor akkerbouw in cultuur gebracht. Daardoor is de kanaalstreek tot aan de Zuidlaarderweg een agrarische wegbuurt geworden met verspreid staande boerderijen en enkele woningen. In 1900 kreeg de buurschap een nieuwe impuls door de stichting van coöperatieve aardappelmeelfabriek De Toekomst aan de Leinewijk, met goede verbindingen over het water.De Toekomst is een van de weinige van tientallen aardappelfabrieken die grotendeels bewaard is gebleven. In een deel van het gebouwencomplex zijn onder meer een autohandel en een vlooienmarkt gevestigd. Het complex bestaat onder andere uit drie robuuste vleugels, twee met lage zadeldaken en één met een gebogen dak, die stoer aan de Leinewijk staan.Meer naar de hoek staan nog een paar bedrijfsgebouwen en woningen. De ijzeren ophaalbrug zal van circa 1930 dateren; de noordelijker gelegen Eendrachtsbrug is van hetzelfde type maar is ouder, van omstreeks 1900. In het noordelijke gedeelte van Nieuwe Compagnie staan aan de gelijknamige weg enkele finke boerderijen van het Oldambtster type. In het zuidelijke gedeelte eveneens, bijvoorbeeld de twee grote op de nummers 29 en 30. Nummer 32 is een veenkoloniale boerderij met een hoog woongedeelte met sierlijke dakranden. Deze dateert uit de eerste helft van de 19de eeuw.

Nieuwe Pekela is een kanaaldorp dat in de loop van de 17e eeuw aan de tot Pekelerhoofddiep gekanaliseerde Pekel Aa is ontstaan en dat in 1704 een van Oude Pekela afgescheiden zelfstandige kerk- en dorpsgemeenschap werd.Sinds 1635 had de stad Groningen het hier bij de verveningen voor het zeggen en de kerk werd dan ook door de Stad gesticht. Oude Pekela heette aanvankelijk Beneden Pekela en Nieuwe Pekela werd Boven Pekela genoemd omdat het stroomopwaarts lag. Omstreeks 1760 werd begonnen aan de verlenging van het diep in zuidelijke richting en daar ontstonden bij een drietal veenontginningen buurschappen die pas bij de herindeling in 1990 een zelfstandig dorp werden: Boven Pekela. Aan het eind van de 18e eeuw waren de verveningen klaar en nam ook het belang van de scheepvaart af. Op de dalgronden vestigden zich boeren die voornamelijk akkerbouw gingen bedrijven. In de loop van de 19de eeuw gingen de boeren hun teelt afstemmen op de agrarische industrie die hier kwam: strokarton- en aardappelmeelfabrieken.Door malaise in deze branches zijn in de jaren zeventig de meeste fabrieken gesloten. In Nieuwe Pekela zijn aan de Doorsneeweg zowel een kartonnagebedrijf als een vestiging van het AVEBE-concern nog in bedrijf. Er waren intussen in het diep dammen gelegd ter vervanging van oude bruggen. Deze zijn in het kader van de herinrichting en het bevorderen van de waterrecreatie aan het eind van de jaren tachtig weer weggehaald en vervangen door nieuwe bruggen, die met de gerestaureerde sluizen en het kanaalmeubilair een fraaie eenheid vormen.Architect Jan Timmer was verantwoordelijk voor het ontwerp. Hij heeft ook bij het viaduct in de N366 het kunstwerk ontworpen van een rij gestileerde gevels voor een spiegelwand, als herinnering aan de verdwenen huisjes die op de plek van het viaduct stonden.Achter de bebouwing van de Ds. S. Tjadenstraat staat aan de Torenlaan in een ruim groengebied de in 1704 gestichte kerk met kerkhof, een mooi, ingetogen veenkoloniaal bedehuis. De brede zaalkerk is in 1767 en 1826 vergroot, waardoor het de huidige T-vormige plattegrond met afgewolfde zadeldaken kreeg. De grote rondboogvensters zijn na het aanbrengen van galerijen deels dichtgezet.Op het kerkhof zijn verscheidene interessante monumenten te vinden. De evangelisch lutherse kerk is een zaalkerk die in 1753 aan de A. Westerstraat 1 tot stand is gekomen. Het gepleisterde gebouw heeft aan het eind van de 19de eeuw een slanke toren met opengewerkte lantaarn gekregen. De naastgelegen pastorie De Wartburg is een notabele, neoclassicistische woning met middengang van omstreeks 1880. Aan de A. Westerstraat 83 staat de in 1852 gebouwde eenvoudige doopsgezinde zaalkerk. Ook de baptisten hebben aan de Oldenburgerstraat een eenvoudig zaalkerkje. De christelijk gereformeerde kerk op een T-vormige plattegrond aan de Ds. S. Tjadenstraat is voor de helft gepleisterd. De wat ingebouwde, merkwaardige gereformeerde kerk met een soort neobarokke voorgevel is aan het eind van de 19de eeuw tot stand gekomen en een paar keer verbouwd. De rooms-katholieke SintBonifatiuskerk is de jongste van het kerkrijke Nieuwe Pekela, gebouwd in 1988 ter vervanging van een ouder godshuis.Het in 1940 aan de Ds. S. Tjadenstraat 53 voltooide voormalige raadhuis is een ingetogen traditionalistisch rechthoekig gebouw van twee lagen en een schildkap met een aan de korte zijde opgetrokken hoge, slanke zadeldaktoren.Aan de oevers van het diep ligt een boeiende variatie aan arbeidershuizen, middenstandswoningen, villa’s en boerderijen, de laatste vooral aan de oostzijde. Aan die zijde van de Ds. S. Tjadenstraat staat op de nummers 89, 91 en 96 een drietal midden 19de-eeuwse veenkoloniale woningen met een asymmetrische topgevel met de ingang in de krimp. Twee daarvan zijn ooit kapiteinswoning geweest. Van de in 1875 gegrondveste stoomhoutzagerij en -schaverij Nooitgedacht aan de J.R. Stuutstraat staat nog een aantal deels bakstenen, deels houten loodsen en een stuk van de schoorsteenpijp. Van het in 1992 gesloten bedrijf is het machinepark ook nog aanwezig.

Nieuwe Statenzijl vormt de uiterste noordoostelijke hoek van Nederland. De zijl, de sluis, behoort met beide oevers van de Westerwoldse Aa nog bij Nederland, oostelijker ligt het Duitse Rheiderland. De sluis is in 1874 geslagen bij de bedijking van de Nieuwe Stadspolder en de Reiderwolderpolder 2de afdeling. Na de Oude Statenzijl uit 1707, ter hoogte van de Kroonpolder, was een nieuwe sluis noodzakelijk geworden voor de afwatering van het Oldambt en omliggende gebieden. Met de indijking van de Reiderwolderpolder kwam in deze hoek een eind aan de inpolderingen van stukken Dollard.In de late middeleeuwen was de zee diep in het Oldambt geslagen, de oostelijke inham van de Dollard reikte tot bij Bellingwolde. Vanaf de 17e eeuw zijn met dijken steeds stukken op de zee heroverd. De Hamdijk was in 1605 de eerste, daarop volgden in 1628 de werken rond de Nieuweschans en de aanleg van de Schanskerdijk met een wijde boog van Nieuweschans tot Finsterwolde in 1657. In 1696 werd daarvoor de Kroonpolder ingedijkt en in 1740 de Stadspolder.Er ontwikkelde zich na 1874 een kleine buurt bij de sluis met de woningen van de sluismeester en de sluiswachter, een paar boerderijen, ook één aan de andere oever bij de grens, en wat huizen, onder meer voor garnalenvissers. De woning van de sluismeester, vrij dicht bij de sluizen, is in 1906 vernieuwd en bestaat nog steeds. Het is een woning op L-vormige plattegrond in een eenvoudige vernieuwingsstijl.Aan de oever van de Westerwoldse Aa staat een finke krimpwoning. De sluizen, zowel spuisluizen als schutsluizen, zijn in 1907 vernieuwd en aan het eind van de jaren tachtig is dit opnieuw gebeurd. De indrukwekkende structuur is in mei 1991 offcieel in gebruik genomen. Het Waterschap Hunze en Aa’s heeft er een magazijn met kantoor laten bouwen.Buitengaats is een kleine getijdenhaven voor de recreatievaart aangelegd.

Nieuweschans is een vestingdorp dat in 1628 als Langakkerschans op een kleistrook bij de Dollard-inham is gesticht. In de Tachtigjarige Oorlog werd het grensgebied weliswaar verdedigd door de Bellingwolder- en Booneschans, maar door dijkaanleg en inpoldering was de grens in het noorden anders komen te liggen. Ingenieur Matthijs van Voort ontwierp een gebastioneerde regelmatige vijfhoek van wallen en grachten om het kruispunt van de zuid-noord lopende Hamdijk, nu Voorstraat, en om de dijk van hier naar Bunde, de huidige Kerkstraat. Hieromheen kwam een rechthoekig stratensysteem. De Voorstraat kreeg een breed profel om de pleinachtige ruimte te laten dienen als exercitieterrein.De Westerwoldsche Aa vormde het (noord)westelijke gedeelte van de vestinggracht. Aan de noordzijde werd een sluis geslagen, de Aa-sluis, mede om in geval van nood het land onder water te kunnen zetten. Westelijk van de Aa werd een kanaal gegraven met een tweede sluis, de Vierkarspelensluis. Beide sluizen spoelden weg bij een storm in 1669. Daarna is een deel van de vestinggracht gedempt en is in het omleidingskanaal een nieuwe sluis gelegd, de Tienkarspelenzijl. De strategische betekenis van Nieuweschans nam af door steeds noordelijker plaatsvindende inpolderingen, al zijn in de 18e eeuw aan de oostzijde nog wel voorwerken gelegd. In de 19de eeuw lag de vesting er verwaarloosd bij; het garnizoen vertrok in 1815.In 1870 is Nieuweschans als vesting opgeheven en aan het begin van de 20e eeuw zijn de wallen ontmanteld. Alleen aan de oostzijde bij de begraafplaats zijn nog sporen van de vesting met een stukje gracht te ervaren. De kern heeft nog zijn herkenbare ‘ideale’ stratenpatroon.De kerk, in 1751 gebouwd als garnizoenskerk, staat wat terzijde in de Kerkstraat. Het is een rechtgesloten eenvoudige zaalkerk met een zadeldak tussen topgevels. Boven de kerkruimte had het gebouw aanvankelijk een ammunitie- en hooizolder, de rondgesloten pakhuisvensters en aan de andere kant een hijsluik zijn hier de bewijzen van. Aan het eind van de 19de eeuw zijn de zolders weggehaald om er een gepleisterd gewelf in aan te kunnen brengen. De Hoofdwacht staat wel heel centraal in de vesting, aan de Voorstraat. Het is een gepleisterd pand van een enkele laag met een hoog, iets uitzwenkend zadeldak en een naar verhouding finke, met leien beklede dakruiter met uurwerk, galmgaten voor het uit 1868 daterende klokje en een ongesnoerde naaldspits.Hiertegenover vormen de dwarsgeplaatste panden uit de tweede helft van de 18e eeuw, Voorstraat 21 en 22, het Gouvernementshuis. Daar vonden vestinginspecteurs en andere belangrijke gasten onderdak. Van voorname eenvoud is de ongeveer even oude voormalige burgemeesterswoning op nummer 38-40. Deze maakt deel uit van een rijtje gepleisterde panden van allerlei vorm. Zo’n rij staat ook op de nummers 11-19.De Voorstraat begint bij de muziekkoepel, gefankeerd door twee notabele woningen, de één met de deur, de ander met een erker in het midden. In de verder compacte bebouwing domineren aan de even zijde eerst panden met lijstgevels uit de 19de eeuw, waarvan sommige een oudere kern hebben. Overigens zijn de opvallend zorgvuldig gerestaureerde gevelrijen hoogst gevarieerd. Aan het eind van de Voorstraat staan een voormalige barak en boerderij (50) en een rijk versierde villa uit de vernieuwingstijd rond 1900 tegenover elkaar. Daartussenin zijn in het plantsoen grenspalen van Hannover en Pruisen naast elkaar geplaatst.Heeft de Voorstraat een zekere voornaamheid, de Achterstraat heeft eenvoudiger bebouwing, maar doet er in schilderachtigheid niet voor onder. Hier staat een beetje verstopt een klein schuurkerkje. Het is de in 1811 gebouwde synagoge.Door een recent uitgevoerd programma om de cultuurhistorische kwaliteiten tastbaarder te maken is veel aan de vestingplaats verbeterd. Onder meer de Voorstraat met een riante plantsoenstrook en reeksen monumentale panden, maar ook de smalle, schilderachtige Achterstraat werden met zorg aangepakt. De westelijke dorpsrand kreeg vestingvormen, wallen, dwingers, een gracht en een riante brug naar het in 1985 geopende kuuroord Fontana en dit alles in een eigentijds idioom.

Nieuwolda is een wegdorp dat in zijn huidige vorm aan het begin van de 17e eeuw als dochternederzetting van Midwolda is ontstaan op de in 1545 aangelegde Dollarddijk. Hier werden met het Oudland (1626), Oud-Nieuwland (1665) en Nieuwland (1707) door indijkingen polders op de Dollard heroverd. Dit gebeurde ver van de oude dorpen zodat er subnederzettingen bij het nieuwe land kwamen. In 1601 werd het Termunterzijldiep gegraven, waardoor agrarische producten als graan en stro naar zee konden worden vervoerd. Nieuwolda heeft een middeleeuws verleden. Het benedictijner dubbelklooster Menterwolde stond er. In 1247 wilden de kloosterlingen toegelaten worden tot de cisterciënzers. Het klooster moest worden gesplitst, de nonnen gingen mogelijk naar Midwolda. De monniken vertrokken ten gevolge van wateroverlast in 1299 naar het klooster in Baamsum bij Termunten.De in 1718 achter de lintbebouwing gestichte kerk is een driezijdig gesloten zaalkerk met grote spitsboogvensters. Hierbij werd in 1765 een toren opgetrokken die met een klein tussenlid aan de kerk werd verbonden en een achtzijdige bakstenen lantaarn met een ingezwenkte spits kreeg. Tot de gemeentelijke herindeling van 1990 was het gemeentehuis een ander brandpunt in het dorp: een robuust gebouw in kubistisch-expressionistische trant uit 1929. De voormalige winkel op nummer 31 laat baksteenexpressionisme zien en op nummer 95 staat een vergelijkbaar bouwwerk met ronde vormen.Het langgerekte Nieuwolda heeft aan weerszijden van de Hoofdstraat een kern met een compacte bebouwing. Daar zijn voorzieningen als winkels, bedrijven, het café en het dorpshuis.Het Termunterzijldiep heeft veel te bieden, er ligt een brug over, er staat een gemaal De Hoogte bij en het heeft boeiende oevers voor de waterrecreant. Zowel aan de Hoofdweg West als de Hoofdweg Oost liggen grote en vaak monumentale boerenbedrijven ruim uit elkaar, zoals De Bree, De Blink, Hoogheem en de Riemen Rienkesheerd. De bebouwing aan de oostzijde wordt als nederzetting Nieuwolda-Oost genoemd; daarbij ligt ook het buurtje met arbeiderswoningen dat De Kamp heet.

Niezijl is een dijkdorp, ontstaan bij een zijl, een uitwateringssluis in de zeewering voor de polder Okswerder Uiterdijk. Het Hoerediep stroomde vanuit het zuidwesten en ontlastte het westen van Vredewold van overtollig water. Daarin lag de Bomsterzijl; een bom was een laag, door water omringd gebied. Voor de waterafvoer van het oosten van Vredewold werd in de 16e eeuw het Niezijlsterdiep gegraven. Even oostelijker dan de Bomsterzijl kwam de Nijesloterzijl, later afgekort tot Niezijl. Deze naam werd ook gegeven aan het dorp dat zich later aan weerszijden van de dijk ontwikkelde. Het hoge profel is het best bij de brug over het Niezijlsterdiep te ervaren.Het was een strategische plek aan de hoofdweg van Groningen naar Friesland en er is een schans aangelegd. Nadat de Spanjaarden in 1581 de slag bij Noordhorn hadden gewonnen, hield de schans het. Door het openen van de sluis lagen de landerijen tot bij Enumatil onder water. De schans is later opgeruimd. De aanleg van de rondweg om het dorp in 1953, de Friesestraatweg, is in de jongste geschiedenis een belangrijk wapenfeit. Het verkeer dat zich daarvoor door het dorp wrong, rijdt er nu omheen.Het dorp werd in 1656 erkend als zelfstandig kerspel. De dorpskerk is in 1661 achter de bebouwing van de Hoofdstraat op een ruim kerkhof gesticht. Het is een zaalkerk met een rechte koorsluiting. Het muurwerk wordt door pilasters geleed en heeft grote rondboogvensters. De houten dakruiter kwam in 1862 op de westelijke gevel. Ten oosten van de kerk staat de pastorie, een blokvormige, onderkelderde notabele woning van omstreeks 1870. Aan de Hoofdstraat met gevarieerde, meest bescheiden en compacte bebouwing valt nummer 27-29 op. Het pand heeft een hoog zadeldak en pilasters in de voorgevel. Het dateert uit de 17e eeuw, maar de bepleistering is uit de 19de eeuw.Oude Haven 19 heeft een 18de-eeuws voornaam diep voorhuis en een schuur, als een kleine kop-rompboerderij.

Nijenklooster is een boerenstreek tussen Kloosterburen en Wehe-den Hoorn. Een op het eerste gezicht vrij jonge nederzetting met verspreid staande boerderijen, maar wel een streek met een hele geschiedenis.Omstreeks 1175 is vanuit het Norbertijner klooster in het Friese Hallum in het noorden van De Marne een abdij gesticht. Die kwam op de plaats waar nu de kerkwierde van Kloosterburen ligt. Het was een dubbelklooster met monniken en nonnen. Al vrij vroeg, in 1204, is het vrouwenklooster afgesplitst en een kilometer of drie zuidoostelijker gesticht door Henricus Cappenberg van Oldeklooster. De middeleeuwse zeedijk, die later werd ingericht tot weg tussen Kloosterburen en Den Hoorn, heeft in de buurschap Molenrij de naam H. van Cappenbergweg gekregen. Het oorspronkelijke klooster werd al spoedig Oldeklooster genoemd en het vrouwenklooster kreeg de naam Nijenklooster in de Marne. De laatste toevoeging onderscheidde het van andere nieuwe kloosters, bijvoorbeeld dat ten zuiden van Krewerd bij Appingedam. Na de reductie in 1594 is het klooster ten onder gegaan en in 1597 ontmanteld. Alleen de naam bleef bestaan.Bij de splitsing met de Broeksterkleiweg staat een stelpboerderij met bijschuur van rond 1900. De boerderij heeft ook nog een schuur aan de andere kant van de weg. Achter aan de Broeksterkleiweg ligt ook nog een boerderij. Even verder is een nieuwe boerderij met ligstallen en een apart huis gebouwd. Halfweg staat boerderij Baarveld, een kop-hals-rompboerderij met dubbele schuur die moeilijk te dateren is omdat voorhuis en hals gepleisterd zijn. De monumentaal gelegen boerennederzetting zal waarschijnlijk uit het einde van de 19de eeuw dateren. Op een ruim erf ligt even zuidelijker de fraaie boerderij Hettinga, een kop-hals-romp uit ongeveer 1880 met een dwarsgeplaatst onderkelderd voorhuis, een ingang met trap in het midden en daarboven een balkon voor de middenuitbouw.

Noordbroek is een wegdorp dat in de hoge middeleeuwen is ontstaan op een dekzandrug. De naam broek duidt op een ligging bij moerassig land. Vanaf de weg op de zandrug zijn aan weerszijden de landerijen in cultuur gebracht. Dit lukte in de loop van de 19de eeuw steeds beter dankzij een goede waterbeheersing. De landbouw bloeide, waardoor het dorp met agrarische lintbebouwing een laat-19de-eeuws karakter heeft gekregen. Langs de zuid-noord lopende Zuiderstraat staan voornamelijk boerderijen. Aan de kruisende Havenstraat en Scheemderstraat bevinden zich vooral arbeiderswoningen.De indrukwekkende romano-gotische kruiskerk uit de eerste helft van de 14e eeuw neigt zowel buiten als binnen naar de rijzigheid en openheid van de gotiek. Alle traveeën van schip en koor en de sluitmuren van de dwarsarmen zijn geopend met hoge, meervoudig geprofleerde spitsboogvensters, gefankeerd door hoge, van siermetselwerk voorziene nissen. Ook de vijf zijden van de koorsluiting bezitten zulke vensters. De vrijstaande, robuuste klokkentoren valt bij de rijzigheid van de kerk wat in het niet. Binnen bezitten de meloenvormige koepelgewelven een rijkdom aan schilderingen en eronder is het bijzonder fraaie meubilair uitgestald.De doopsgezinde kerk aan de Hoofdstraat 80 is een eenvoudige zaalkerk uit 1811; de pastorie ernaast dateert uit het midden van de 19de eeuw. Het voormalige neoclassicistische raadhuis (Hoofdstraat 65) is in 1880 gebouwd. Achter de Molenlaan rijst De Noordstar uit 1849 op, een achtkante rietgedekte stellingmolen op een bakstenen onderbouw. Het molenaarshuis dateert uit dezelfde tijd. Op de hoek van de Hoofdstraat en de Scheemderstraat vormt het gepleisterde voormalige café een kloek accent. Opvallend is de 19de-eeuwse onderwijzerswoning, nu bibliotheek, met name door de aardige, opengewerkte lantaarn op het dak.Aan de Hoofdstraat staan opvallend fraaie, al dan niet gepleisterde rentenierswoningen. Ook aan de Zuiderstraat zijn enkele te vinden, zoals de nummers 34 en 36, de laatste in zakelijk kubistische stijl. In de Zuiderstraat wordt de lintbebouwing vooral gedomineerd door monumentale boerderijen.

Noorddijk is een dijkdorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan op een rug parallel aan de Hondsrug. Deze rug, het Wold genoemd, liep door het moerassige en beboste veengebied in het lage oostelijke gedeelte van het Gorecht waarop een (achter)dijk is gelegd. Na ontginning van dit veen ontstond een reeks dorpen op de rug, waarvan Noorddijk de noordelijkste is. In de middeleeuwen komt het dorp in bronnen voor als Northdic en Nordike, de noordelijke dijk. Door de lage ligging, turfgraverij en ontginning had vooral buurdorp Middelbert dikwijls met overstromingen te kampen. Voor de waterafvoer moesten steeds andere oplossingen worden gevonden. Uiteindelijk is het land ingepolderd en met molens bemalen, vanaf 1910 met een stoomgemaal.In deze wat onherbergzame Woldstreek is een borg gesticht. De Lewenborg is in de 18e eeuw gesloopt. Hij is naamgever van de grote uitbreidingswijk van Groningen, waarvan de zoom erg dicht bij het dorp is komen liggen.Het schip van de kerk van Noorddijk is in het midden van de 13e eeuw gebouwd in romanogotische stijl. In het midden van de 16e eeuw is de kerk verlengd en is de vierzijdige koorsluiting toegevoegd. De toren in vier geledingen, met ingesnoerd tentdak en zandstenen banden, is in het vredesjaar 1648 opgericht en enkele malen hersteld. Kerk en toren vormen een voornaam ensemble.De open lintbebouwing bestaat voornamelijk uit Oldambtster en kop-rompboerderijen of varianten daarop. De Kerkenheem, naast de kerk, heeft allure en dateert uit circa 1930. Ertegenover staat een grote villa van omstreeks 1910 met een hoge en lage vleugel. De Lindenhoeve heeft een neoclassicistisch dwarshuis uit ongeveer 1850 en op nummer 25 staat een gaaf huisje met dubbele krimp en schuur. Een fraai samengesteld boerencomplex is De Rollen, waarvan het voorhuis uit 1798 dateert. Het staat wel erg dicht bij de autoweg langs het Damsterdiep.

Noorderhoogebrug is een jong buurschap, bestaande uit twee streken. Die aan de oude Wolddijk en de ander aan de Groningerweg. De buurt is door verkeersontwikkelingen in de verdrukking geraakt. Oorspronkelijk lag de buurt nabij het Boterdiep. Aan de zuidzijde is daar kort voor de oorlog het Van Starkenborghkanaal bij gekomen. Meteen ten noorden van de stad maakt de ringweg hier niet alleen een lus, maar snijdt de buurschap ook in tweeën.Verder liggen er wegen naar Winsum, Zuidwolde en Eemshaven, de buitenwijk Beijum en de Groninger schilwijken tussen de ring en het kanaal. Onverstoorbaar ligt de nederzetting er niet bij. De Groningerweg is aan de noordzijde bebouwd met vrijstaande huizen uit de periode 1910 tot 1940. De Wolddijk toont een veel gevarieerder bebouwingsbeeld met arbeidershuizen van omstreeks 1900, burgerhuizen uit de jaren dertig en volkshuisvesting van vlak na de oorlog met nog een paar kleine boerderijen hiertussen.De hoge achtkante korenmolen met stelling Wilhelmina heeft een witgepleisterde stenen onderbouw en is in 1907 verrezen op de plaats van een afgebrande voorganger. Bij de bouw zijn onderdelen gebruikt van een afgebroken molen in Sappemeer. De molen rijst op aan de Molenstreek, waar aan weerszijden van een grasplantsoen vriendelijke huizen van allerlei slag staan. Aan het Boterdiep staat de poldermolen ’t Witte Lam. De met riet gedekte, achtkante bovenkruier op veldmuren is in 1860 gebouwd.Selwerd is een streekbuurt die uit een aantal verspreid langs de Oude Adorperweg gelegen huizen en boerderijen bestaat, met namen als Klein Klooster, ’t Hemelrijk en Nadorst.Selwerd heeft een respectabele geschiedenis. Bij de huidige boerderij Grootklooster is aan het begin van de 13e eeuw het benedictijner klooster Siloe gesticht. Tijdens de bloeitijd in de 15e eeuw had het een scriptorium, waaruit manuscripten bewaard zijn gebleven. Bovendien stond westelijker een steenhuis, het zogenoemde kasteel van Selwerd dat een tijdlang het bestuurlijke brandpunt van het Gorecht was.

Noordhorn is een wegdorp, in de middeleeuwen ontstaan op een brede en ongeveer vier kilometer lange keileemrug of gast van ruim vier meter hoog, waar Zuidhorn ook op ligt.Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog is hier bloedig slag geleverd tussen de Spaanse en Staatse troepen. De Staatsen onder bevel van de Engelsman Norrits verloren; er vielen meer dan duizend doden. Op het Norritsveld ten westen van Noordhorn zijn in de 19de eeuw nog geraamten van slachtoffers opgegraven.De kerk is net naast de hoofdas, de Langestraat, gebouwd. Het vele malen gewijzigde bouwwerk laat nog sporen van rondbogige ingangen en vensters zien die op een oorsprong van de 13e eeuw wijzen. De oostelijke sluitmuur toont de ingetogen romano-gotiek het best, met kleine rondboogvensters en in de geveltop gepleisterde nissen in geblokte vormen. De 14de-eeuwse hoge toren met ingesnoerde spits is later beklampt met kleine steentjes. Rond het geruimde kerkhof ligt vrij losse bebouwing van bescheiden huizen.De doopsgezinde kerk is in de Langestraat nauwelijks te onderscheiden van de overige bebouwing: een bescheiden zaalkerk uit 1838 met een afgewolfd dak, rondboogvensters en een omlijste ingang. De Langestraat kent een compacte bebouwing van veelal dwarsgeplaatste woningen uit de tweede helft van de 19de en het begin van de 20e eeuw. Herberg De Gouden Leeuw is een hoogtepunt. Het heeft een 18de-eeuwse kern, is later bepleisterd en het herbergt een kostuummuseum. Op nummer 38 zorgt een notabele woning met sierpleister voor een verrassing.Aan de Noorderweg wordt de bebouwing wat losser en dit geldt ook voor de zuidelijke uitloper die overgaat in de Rijksstraatweg. Hier zijn vrijstaande burgerhuizen en kleine villa’s uit de eerste helft van de 19de eeuw gekomen. Hiertussenin rijst aan de Schipperstraat molen Fortuna op, een achtkante stellingkorenmolen op bakstenen onderbouw die in 1890 is gebouwd. Het molenaarshuis uit de 18e eeuw heeft een halsgevel.

Het esdorp Noordlaren, ontstaan op de oostelijke fank van de Hondsrug, komt voor het eerst in bronnen voor in 1160, maar er is al veel vroeger bewoning geweest. Op de Noordlaarder Esch is een deel van een hunebed van ongeveer 2500 jaar voor Christus gevonden: twee dekstenen, rustend op twee paar draagstenen en een sluitsteen. Het is in de 18e eeuw al deels vernield. Westelijk van het dorp ligt voor de akkerbouw de tot negen meter hoogte reikende es en oostelijk lopen de landerijen af voor de veeweiderij, richting het Zuidlaardermeer.Het dorp is langs twee parallelle wegen ontwikkeld, de hooggelegen Zuidlaarderweg en de Lageweg. Aan de laatste vormt de kerk op het ommuurde kerkhof de oostelijke dorpsrand. De aan Sint-Bartholomeus gewijde kerk is in fasen tot stand gekomen. Het koor is het oudst, mogelijk al van vóór 1200. De onderste twee geledingen van de op zwerfkeien gefundeerde toren is uit het begin van de 13e eeuw en het schip is er in de eerste helft van de 13e eeuw tussenin gebouwd. In de 15e eeuw is de toren verhoogd en kreeg het koor een nieuw gewelf.Ten zuiden van de kerk staat de pastorie uit 1861, een fraaie middengangswoning in neoclassicisme met lattenblinden bij de vensters. In het midden van het dorp staat aan de schilderachtige Kerkstraat een Oldambtster boerderij uit omstreeks 1850 en aan de Zuinigstraat een hallenhuis-type met een dwarsdeel met 17de-eeuwse onderdelen. Even verder staat aan ’t Wegje een rijtje traditionalistische woningen van vlak na de oorlog dat zich er thuis voelt. Aan de Lageweg is een reeks fraaie boerderijen te vinden, Oldambtster typen en één met een eclectisch gepleisterd voorhuis, alle van omstreeks 1880.Korenmolen De Korenschoof van 1849 staat op de hoge kant, aan de Zuidlaarderweg, die net een jaar eerder was verhard. Het is een achtkante stellingmolen met houten romp en een bakstenen onderbouw.

Noordpolderzijl is een sluisnederzetting die na het leggen van de Noorderdijk in 1811-’14 is ontstaan. De eerste steen van de zijl, een uitwateringssluis, is in 1811 gelegd. Naar de sluis liep het stroomkanaal met de naam Zijlsterriet en buiten de zijl kwam een kleine haven voor vissers uit Usquert, die vooral op garnalen visten. Het is de kleinste zeehaven van het land en hij wordt nog steeds door enkele vissers gebruikt. Bovendien vinden vanuit Noordpolderzijl sporadisch vaartochten plaats naar de onbewoonde Groninger waddeneilanden Rottumeroog en Rottumerplaat.Bij de dijkophoging tot deltahoogte in 1980’81 is het front van de zijl aan de polderzijde gespaard. De sluispoort met wanden en houten sluisdeuren is nog te ervaren. Op de dichtgezette bres bracht men tegen het dijklichaam een steenmozaïek aan, ontworpen door kunstenaar J.H. van Loon. De waterlossing is opgelost met een nieuw gemaal in de vorm van twee gekoppelde hoge huisjes. Ten oosten staat het zogenoemde ‘Zielhoes’, het sluiswachtershuis, een blokvormig bouwwerk van twee lagen met hoge vensters en een plat dak. Het huis wordt bekroond door lijstwerk en een balustrade. Er is een schuur met een afgeknot schilddak tegenaan gebouwd. In de omgeving staan nog wat werkplaatsen en schuren en een woning van omstreeks 1950.De Noordpolder werd door de indijking van 3500 hectare het grootste ingepolderde gebied van Noord-Groningen. De kwelder was al in gebruik, er waren wat kleine wierden opgeworpen. Enkele raakten in elk geval in de 17e eeuw al bewoond: die van de boerderijen Groot en Klein Zeewijk. Andere wierden waren vluchtplaatsen voor vee bij hoog water. Na de inpoldering zijn in de Noordpolder grote boerderijen gesticht, waarvan vele namen kregen die verwijzen naar de plek: Noorderlicht, Noordpool, ’t huis Noordwijk en Noorderwijk.Achter de Noorderdijk stonden vroeger herderswoningen waaruit de schapen die het dijklichaam begraasden werden verzorgd. Er resteert nauwelijks iets van dit aspect van de dijkgeschiedenis.

Noordwijk is een wegdorp dat in de late middeleeuwen is ontstaan. Het dorp kreeg zijn naam vanwege de noordelijke ligging ten opzichte van Marum en niet omdat het aan een (veen)wijk lag. Het dorp was zelfs niet over water ontsloten. Het ligt ruim een kilometer ten noorden van het Oude Diep. Ongeveer evenwijdig aan dit diep, maar dan ten noorden van Noordwijk, loopt vanaf Lucaswolde de Leidijk naar het westzuidwesten bij Trimunt. Het is een van de weinige gaaf bewaarde dijken die werden aangelegd om voor cultuurlanden overlast van zuur veenwater te voorkomen.Bij Noordwijk stonden enkele tichelwerken. In de nabije omgeving is dus klei gewonnen. Turf voor de ovens was er in overvloed. Bij herontginningen in de jaren zestig is nogal wat scherfmateriaal tevoorschijn gekomen.De dorpskerk is waarschijnlijk in de 15e eeuw gebouwd op een verhoogd kerkhof aan het centrale kruispunt van het dorp. De geschiedenis van het gebouw ligt onder een in 1868 aangebrachte pleisterlaag verborgen. Deze laag kreeg bij de recente restauratie een warme okerkleur. Onder de pleisterlaag zitten kloostermoppen en de diepte van de vensters geven aan dat het een middeleeuws bouwwerk is. De aardige dakruiter uit 1710 met elegant geschulpte spits draagt een klokje van twee jaar later. Het is een geschenk van een van de Kniphuisens die ook de leeuw uit zijn wapen als windvaan laat wapperen. Op de hoek van het kerkhof staat een baarhuisje en naast de kerk ligt aan de Westerweg dorpshuis De Weme.Aan de andere kant van het kruispunt bevindt zich als contrast de in 1900 gestichte zuivelfabriek. Deze is blijven draaien en is nu gespecialiseerd in het verwerken van boter tot industrievet. De bebouwing langs de Noorderweg en Westerweg is ingetogen met vrijstaande woningen van voor en na de oorlog en enkele boerderijen, vooral aan de westzijde.

Het streekdorp Noordwolde is in de middeleeuwen in de voormalige woldstreek – moerassig veenbos – ten noorden van Groningen ontstaan. Het is een klein, vooral op agrarische bedrijvigheid gericht dorp gebleven. In tegenstelling tot Zuidwolde, Bedum en Onderdendam kwam het in 1653 niet aan de belangrijke waterverkeersas het Boterdiep te liggen. De vruchtbare gronden hebben niettemin welvaart gebracht. Ten westen van de dorpskern stond aan de Wolddijk de heerd Mensema en ten noordwesten nabij de Wolddijk de borg Thedema, waar onder meer de belangrijke familie Van Berum resideerde. Beide borgen zijn in de jaren rond 1800 vervangen door boerderijen. De boerderij op de plek van Thedema is gebouwd op de fundamenten van deze borg en mogelijk zitten in het voorhuis ook nog gedeelten van het oude huis.De welvaart van de bevolking en de borgbewoners is af te lezen aan de rijkdom van de kerk. Deze is in het tweede kwart van de 13e eeuw tot stand gekomen in romano-gotische stijl. De rechtgesloten koortravee is in de 14e eeuw toegevoegd. De vrijstaande toren is in 1639 met een tussenbouw aan de kerk verbonden, verhoogd en voorzien van een balustrade en een ui-vormige spits. Het interieur bevat rijk gesneden eiken meubilair uit de 17de en 18e eeuw. Aan enkele van deze meubels is de naam verbonden van de Van Berums, waaronder de op hoge zuilen geplaatste herenbank en de preekstoel. Ook het gebrandschilderde glas uit 1718 is een geschenk van deze familie.De lagere school is al in de jaren dertig gesloten. Aan de Noordwolderweg staan de voormalige school en het meesterhuis naast elkaar. Begin jaren zestig kon in één daarvan dorpshuis De Woldstee komen. Zo’n gemeenschapsvoorziening was nodig voor allerlei bijeenkomsten. Van de vele cafés in het dorp en de omgeving resteerde toen al geen enkele meer. De bebouwing in de dorpskern bestaat vooral uit woningen uit de jaren twintig en dertig, enkele huizen uit het begin van de 20e eeuw en een paar boerderijen.

Nuis is een wegdorp dat in de middeleeuwen op een vrij vlakke zandrug is ontstaan. De bebouwing ontwikkelde zich zowel aan de Oudeweg als aan de Nieuweweg. De Oudeweg is alleen in de buurt van de Coendersborg verhard, verder is het oude pad van Marum (Malijkse Pad) tot bij de Iwemastins in Niebert met rust gelaten. Aan de Oudeweg staan voornamelijk boerderijen en aan de Nieuweweg een lintbebouwing van woningen.De kerk is in de eerste helft van de 13e eeuw gebouwd in de hier zeldzame romano-gotiek. De rechtgesloten zaalkerk telt drie traveeën, in het muurwerk aangegeven met lisenen met in de bovenzone een fraaie plastische geleding van nissen met metselmozaïek en vensters. Het schema is verstoord door later geplaatste grote rondboogvensters met een eigen ritme. De oostelijke sluitmuur vertoont duidelijk het oorspronkelijke programma, al zijn de 13de-eeuwse vensters hier dichtgezet. Weinig passend is het in 1906 toegevoegde tochtportaal. Binnen liggen zerken van bewoners van de Fossemaheerd en de reeks rouwborden zijn van de Van Teijens uit Beetsterzwaag, die door een huwelijk verbonden raakten met dezelfde plek, maar dan in de latere Coendersborg.De Coendersborg is als landgoed ontstaan uit drie heerden: Fossema, Harckema en Heringa. De Groninger raadsheer Coenders liet de Fossemaheerd tot borg verbouwen, de andere heerden zijn verdwenen. Vanaf 1699 tot 1866 was deze in handen van de Van Teijens, die het huis in 1813 tot het huidige buiten lieten verbouwen. Het rechthoekige neoclassicistische bouwwerk heeft een deftige middenpartij met omlijste deur en middenvenster, bekroond door een fronton. In de 19de eeuw werd er een schuur aangebouwd. Deze biedt tegenwoordig onderdak aan een landbouwmuseum. Aan weerszijden van de borg liggen monumentale boerderijen.Aan de Nieuweweg ligt voornamelijk eenvoudige bebouwing van vrijstaande woningen. Nummer 108 is een karakteristiek pand onder een zadeldak uit omstreeks 1850. Naar het westen zijn een stelpboerderij van circa 1895 en de villa Dalberhof in vernieuwingsstijl van rond 1905 te vinden.

Numero Dertien is een veenkolonie die waarschijnlijk aan het begin van de 18e eeuw landschappelijk vorm kreeg, maar pas een agrarische wegbuurschap vormde in 19de eeuw.Numero Dertien is een kind van Ommelanderwijk, een verveningsproject van Ommelander jonkers vanaf 1654. De verveningen vorderden hier vrij traag. Vanaf het Ommelanderdiep zijn wijken, smalle slootjes, het veen in gegraven om het veen te ontwateren en de turf op schuiten te kunnen vervoeren. Na de vervening zijn de wijken bij het in cultuur brengen van de dalgronden meestal weggehaald, maar juist in deze streek zijn de smalle, lange kavels van de verveningen nog grotendeels te herkennen. Wijk Nummer Een ligt pal naast het VeendamMusselkanaal en Wijk nummer Dertien ligt nu als zevende wijk in het landschap, de tussenwijken zijn verdwenen.Na het winnen van het veen zijn de landerijen in cultuur gebracht als akkerland. Eerst voor het verbouwen van boekweit en spoedig ook voor de graanteelt en het verbouwen van aardappelen. Bij Numero Dertien kwam een weg, bij Wijk Nummer Een eveneens, maar daar is geen buurt gevormd. Helemaal in het noorden, aan de Sluisweg, is de joodse begraafplaats voor de hele Veendamse omgeving aangelegd. Een verhoogd grafveld, een stille plek in de weidsheid met goed onderhouden grafmonumenten.Aan Numero Dertien staan vrijwel uitsluitend boerderijen en wel op grote afstand van elkaar, waardoor qua bebouwing geen buurt is gevormd. De meeste boerenbedrijven zijn een mengvorm tussen het veenkoloniale en het Oldambtster type. Ze bezitten vrijwel alle een baanderdeur aan de frontzijde, in de voorgevel of in de krimp. Een fraai voorbeeld van bescheiden omvang staat op nummer 20, een veenkoloniale boerderij met de baanderdeur in de krimp en met een stookhut. Hier zijn bovendien een paar moderne agrarische concerns te vinden, varkensfokkerijen van finke omvang.