Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Kalkwijk is oorspronkelijk een veenkoloniale buurschap, ontstaan als vaartbuurt, maar nadat het Kalkwijksterdiep grotendeels was gedempt, werd het een buurschap langs een weg. Vanaf 1631 ging de Oude Friese Compagnie het veen ten zuiden van Hoogezand ontginnen en groef daartoe vanaf het Winschoterdiep een wijk in zuidzuidoostelijke richting het hoogveen in. De veenwijk dankt zijn naam waarschijnlijk niet aan een kalkbranderij, maar aan een familie Kalk die omstreeks 1680 aan het begin van de wijk en bij het Winschoterdiep een plaats aan de wijk bezat. Het eerste gedeelte van de vroegere Kalkwijk is opgenomen binnen Hoogezand. De zuidelijke voortzetting van de streek draagt de naam Lula, waarschijnlijk ook afgeleid van een eigennaam. Hier hebben uitgeweken Zwitserse doopsgezinden in het veen gewerkt.Door de demping van het grootste gedeelte van de wijk is het veenkoloniale karakter niet meer te ervaren. De bebouwde en met eiken omzoomde weg over het tracé van de gedempte wijk ligt nu vijfeneenhalve kilometer het land in. Met de gevarieerde bebouwing van woningen en vooral grote boerderijen en de boomzomen en erfbeplantingen met afwisselend besloten en open stukken met vrij zicht op de weidse landerijen, heeft de streek wel degelijk landschappelijke schoonheid. In het noordelijke gedeelte zijn veel oude woningen en keuterijen tot bescheiden landhuizen verbouwd. De meeste boerderijen zijn met hun krimpen tussen woongedeelte en schuur van het Oldambtster type en zijn in de laatste tientallen jaren van de 19de of in de vroege 20e eeuw tot stand gekomen. Nummer 109 bezit een fraai neoclassicistisch dwarshuis en op nummer 96 in Lula staat een veenkoloniale boerderij uit de eerste helft van de 19de eeuw.Bij de laatste ruime kilometer met dunne bebouwing wordt de weg tot de Provincialeweg begeleid door het water van de wijk en dit Kalkwijksterdiep loopt daarna zonder bebouwing nog twee kilometer door tot de Woortmanslaan.

Kantens is een wierdedorp, in de vroege middeleeuwen ontstaan op een kwelderwal. De wierde heeft een duidelijke radiale structuur. Om de zool van de wierde loopt de ringweg, de ossenweg en rond de kerk ligt eveneens een ringpad. Radiale paden verbinden ze. In de 14e eeuw komt het dorp voor als Canteze. De wierde is vooral aan de oostzijde bebouwd geraakt en langs deze kant is in 1670 het Boterdiep gegraven; een stuk ringweg kon als trekweg worden benut. Aan de Langestraat verdichtte de bebouwing, het noordelijke gedeelte werd een vrijwel gesloten lint. Na het midden van de 19de eeuw kwam geleidelijk enige bebouwing op de westelijke helft van de wierde, een proces dat na 1900 versterkte en vooral plaatsvond langs de ringweg die hier Pastoriestraat heet. Aan de noordwestzijde is toen een begraafplaats aangelegd. Ook de lintbebouwing van vrijstaande huizen aan de Middelstummerweg langs het Boterdiep strekte zich verder uit.Het westelijke deel van de dorpskerk, gewijd aan Sint-Antonius, is 12de-eeuws. Ook het onderste gedeelte van de achtkante toren, uniek in Groningen, kwam in deze eeuw tot stand. Het oostelijke deel van de kerk is in de 13e eeuw toegevoegd, later kwamen er spitsboogvensters. De toren is omstreeks 1500 verhoogd en voorzien van een ingesnoerde spits. Toen de toren in de 16e eeuw naar het westen begon te hellen, heeft men een zware, wigvormige steunbeer met doorgang aangebracht.Rond de kerk staan enige oude huizen, onder meer het voormalige molenhuis met schuur uit 1651. Aan de Langestraat is in 1818 de achtkante koren- en pelmolen Grote Geert verrezen, die in 1852 nog eens is verhoogd. Meer naar het zuiden is in 1932 de opmerkelijke gereformeerde kerk gebouwd, een expressionistisch bouwwerk met een naaldspits op de gevel. En even verder staat het voormalige gemeentehuis uit 1907, een representatief gebouw met hoektoren in Berlagiaanse stijl. Na de oorlog heeft Kantens aan de zuidwestzijde een nieuwbouwstrook gekregen.

Kibbelgaarn is een wegdorp dat omstreeks 1900 gestalte kreeg. De weg heeft de naam Kibbelgaarn. Het eerste deel van de naam wordt verklaard als mondelinge twist en het tweede als een gaare of goare, een gerend, wigvormig stuk land. De twist over zo’n stuk land is aan de gemeentegrenzen af te lezen. Het dorp ligt op de grens van drie gemeenten: Pekela met slechts één woning in het zuidoosten, Veendam en Menterwolde. De grens tussen de laatste twee is de sloot ten oosten van de weg. De meeste huizen staan aan de westzijde en dus in Veendam, maar de oostelijk gelegen huizen horen met de voormalige school bij Menterwolde, dat vanuit het noorden een smalle, wigvormige uitloper van het Meedenerveen bezit. Dit is de goare waarover kennelijk gekibbeld is. De oostelijke bouwsels vallen qua adressering onder Meedenerveen.Kibbelgaarn, dat geen dorpsborden bezit, kan wel degelijk als dorp worden beschouwd, al is het kerkje ten onder gegaan in een storm en afgebroken. De School met den Bijbel staat er nog wel. In de goede tijden toen aan de weg en aan de dwars hierop staande wijken nog een vijftigtal woningen en boerderijen stonden, gingen er tussen de dertig en vijftig kinderen naar de school. Deze is verbouwd en nu als bedrijfspand in gebruik. Het schoolgebouw is met de gerestaureerde meesterswoning omstreeks 1905 gesticht. De gebouwen vertonen, vooral met de lateien boven de vensters, details van de vernieuwingsstijl.De bebouwing wordt voornamelijk gevormd door arbeiderswoningen met krimp uit het begin van de 20e eeuw, soms opgeknapt, soms gepleisterd of met hout bekleed. Een van felrode baksteen gebouwde en met oranjerode pannen gedekte kop-rompboerderij van omstreeks 1920 is een kleurig element. Twee andere boerderijen zullen omstreeks 1930 zijn gebouwd. Het zijn min of meer Oldambtsters, met voorhuizen met gebroken kappen en expressionistische details, die bij beide wel heel verschillend zijn uitgewerkt.

Het kanaaldorp Kiel-Windeweer is een dubbeldorp dat ontstond nadat het in 1637 gegraven Kielsterdiep in 1647 werd doorgetrokken naar Windeweer. Vanaf Hoogezand strekt het zich ruim zes kilometer naar het zuidzuidoosten uit. Het heeft zijn veenkoloniaal karakter goed kunnen bewaren. Kiel dankt zijn naam aan de kiel, de knik, in het kanaal en de naam Windeweer heeft mogelijk met het wenden van de (turf)schepen te maken.De lintbebouwing bestaat uit karakteristieke boerderijen, arbeiderswoningen en hier en daar een winkel of een ander bedrijfspand. Van de in 1898 gestichte aardappelmeelfabriek De Eendracht is geen spoor meer over. Het overgrote deel van de boerderijen vertoont een variant op het Oldambtster type, daterend uit de laatste decennia van de 19de eeuw. Er zijn ook oudere boerderijen van het veenkoloniale type te vinden, zoals Dorpsstraat 28, 106, 178, 222 en 224 en Pieter Venemakade 167.Ongeveer in het midden staat aan de Pieter Venemakade de dorpskerk in een fraaie, landschappelijke tuin. Het is een door de Stad in 1755 gebouwde zaalkerk, rechtgesloten, met een schilddak en al in 1763 vergroot met een dwarspand. Op de geveltop staat een dakkoepeltje met een windwijzer met het stadswapen van Groningen. De Stad bezat tot 1870 het collatierecht van de kerk. Tegen de kerk staat de pastorie.Dichtbij de kerk ligt over het water de Middelste Klap, een houten ophaalbrug met hamei uit circa 1875. Veel noordelijker, waar het brede kanaal van de Nieuwe Compagnie in het Kielsterdiep uitkomt, ligt een ijzeren ophaalbrug van omstreeks 1935. De schutsluis is daar in 1907 in het diep geslagen en deze is in 1928 verbouwd. Even verder ligt een ijzeren draai van omstreeks 1900, een smalle voetgangersbrug die gedraaid kan worden. Bij de sluis staat een fraaie sluiswachterswoning. De kloeke woning (circa 1880) met krimp voor het uitzicht is voorzien van sier in metsel- en pleisterwerk en van decoratief gezaagde windveren.

Klein-Ulsda is een buurschap aan de gemeentegrens van Bellingwedde ten noorden van Oudeschans. Het wordt van het in de gemeente Reiderland gelegen Ulsda gescheiden door de autosnelweg A7 en de gekanaliseerde Westerwoldse Aa. De naam verwijst in elk geval naar een wida, een bos en het is frappant dat de hier aanwezige op- en afritten van de autosnelweg ook verpakt zijn in bos. In het Gronings wordt de buurt overigens Hutten genoemd, mogelijk vanwege de bescheiden bebouwing. Na de inbraak van de Dollard ten gevolge van stormvloeden vanaf het einde van de 13e eeuw, bleef het zandeilandje van Ulsda gespaard.Ulsda was een parochie en bezat een kerk, maar bij de stormvloed van 1509 raakte het godshuis zo zwaar beschadigd dat besloten werd het niet weer op te bouwen. Er is toen sloopmateriaal naar Bellingwolde gegaan om daar de beschadigde kerk te herstellen. Later zijn de kwelders rond het eiland van Ulsda weer opgeslibd en ingedijkt, onder meer door de stad Groningen. De aanspraken die de stad op deze gebieden deed, leidden dikwijls tot conficten. Door in 1657 van Stoksterhorn tot Nieuweschans de Schansker- of Beersterdijk te leggen lag Ulsda niet meer op een eiland.Bij de ophaalbrug aan de Westerwoldse Aa ligt aan de A-dijk een buurtje van kleine woningen. Aan de noordzijde van de Ulsderweg staat een rijtje nieuwbouwwoningen, maar verder bestaat de bebouwing van de kleine kern uit huizen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Op de hoek met de Hamdijk staat de grote Oldambtster boerderij De Stormhoek met hoog, dwarsgeplaatst voorhuis. Is bij Klein-Ulsda nog enigermate sprake van kernvorming, in de omgeving zijn nog een paar boerenstreken waar dit niet het geval is, De Koude Hoek – met onder meer een drietal grote Oldambtster boerderijen – en De Bult ten zuiden en de Hamdijk ten noordoosten van Klein-Ulsda. De laatste buurt behoort tot de gemeente Reiderland.

Klein en Groot Wetsinge zijn wierdedorpen die rond het begin van de jaartelling zijn ontstaan op de oeverwal ten oosten van de Hunze. Deze waterloop is in 1629 rechtgetrokken en verplaatst naar het westen. Tegenwoordig is Klein Wetsinge groter dan Groot Wetsinge, maar Groot Wetsinge heeft de grootste wierde.De kerk van de Wetsingers stond in Groot Wetsinge. Het was een tufstenen zaalkerk uit de 13e eeuw met een zadeldaktoren. Wegens bouwvalligheid is het gebouw, gelijk met de oude kerk van Sauwerd, in 1840 gesloopt, waarna een nieuwe kerk voor Sauwerd en de Wetsinges in Klein Wetsinge is gebouwd.De kerk van Klein Wetsinge is een in 1840 gebouwde, neoclassicistische zaalkerk met rechtgesloten koor met lisenen en grote rondboogvensters. Op het front draagt een vierkante opbouw de balustrade en een achtzijdige, open lantaarn met spits. Daarin hangt de uit 1609 daterende luidklok uit Sauwerd. Aan de Molenstreek rijst stellingmolen Eureka uit 1872 op, een koren- en pelmolen met een gepleisterde bakstenen onderbouw. De ernaast staande molenaarswoning stamt uit dezelfde tijd. De bebouwing bestaat verder uit bescheiden woningen en boerderijen, waarvan enkele in het naoorlogse traditionalisme, aan de Molen- en Valgeweg.De wierde van Groot Wetsinge is alleen aan de noordoostzijde enigszins afgegraven, voor het overige is de hoge wierde nog goed te ervaren. Op het kerkhof zijn de contouren van de afgebroken kerk aangegeven. Hier liggen oude zerken en er staat een rij ijzeren puntpalen.Achter het kerkhof ligt de voormalige pastorie, bestaande uit een voorhuis en een driebeukige schuur. Mogelijk heeft het een 17de-eeuwse kern. Het is opgebouwd uit hergebruikte kloostermoppen. Het complex is later als veehouderij en smederij in gebruik geweest. Vooraan aan de Karspelweg ligt de in 1990 gereconstrueerde kosterswoning met school. De overige bebouwing bestaat uit eenvoudige woonhuizen uit de eerste helft van de 19de eeuw. Een nieuwbouwwoning met een traditionele hoofdvorm past hier goed tussen.

De naam Kleine Huisjes komt pas in 1899 voor, maar de buurschap had in de loop van de 19de eeuw al geleidelijk vorm gekregen. In de 12e eeuw was Noord-Groningen beschermd geraakt door de eerste complete bedijking. Aan de binnenzijde van deze Oude Provinciale Dijk zijn boerderijen gebouwd. De indijkingen gingen voort: tussen Kruisweg en Broek is later opnieuw een wigvormig gebied ingedijkt. Vanaf de Dijksterweg leiden landwegen naar grote boerderijen, zoals Groot Halsum, een kop-hals-rompboerderij met onderkelderd voorhuis, waarin een balk het jaartal 1599 te lezen geeft. Feddemaheerd, in 1765 op een omgracht erf gesticht, heeft een breed, dwarsgeplaatst en gepleisterd voorhuis met drie vensters aan elke zijde van de ingangspartij. De ramen zijn omlijst en met sierlijke kuifstukken bekroond.De kwelders konden vanaf het begin van de 19de eeuw worden ingepolderd: de Bokumerpolder in 1809, de Ikemapolder in 1815 en de grote Negenboerenpolder in 1873. Voor het werk in de nieuwe polders waren landarbeiders nodig en die vestigden zich in buurtjes in het achterland, waarvan Kleine Huisjes een kenmerkend voorbeeld is. De buurschap is verstoken van voorzieningen, er is geen kerk en ook geen school. De buurschap heeft zich langs een bajonetvormig verloop van wegen ontwikkeld. Vanuit het zuiden zijn dat de Witherenweg, vervolgens de hoofdas, de Dijksterweg, en dan weer verder naar het noorden de Feddemaweg die naar de Feddemaheerd leidt. Aan de Witherenweg opent een krimpwoning de bebouwing, die uitsluitend aan de oostzijde staat. Daarna volgt het kleinste huis van Kleine Huisjes, gevolgd door twee grotere woningen uit de jaren dertig en vijftig en een kleine stelpboerderij. Daarna ligt achter een hoge kamp land een groep huizen op het tweede plan. Na nog een viertal huizen volgt de vrijgelaten hoek naar de Dijksterweg die aan weerszijden is bebouwd met voornamelijk 19de-eeuwse huizen. Aan de uitsluitend aan de westzijde bebouwde Feddemaweg staat nog een zevental gevarieerde huizen.

Omstreeks 1175 is in Kloosterburen vanuit het Friese Hallum een Norbertijner klooster gesticht. De kloosterlingen wierpen in het waarschijnlijk nauwelijks bedijkte land een hoogte op voor het klooster en de kerk. Monniken bedijkten het gebied. Een generatie later, in 1204, werd een tweede klooster, ten noorden van Den Hoorn, afgesplitst: het Nijenklooster. De oorspronkelijke stichting werd Oldenklooster genoemd. De nederzetting in de buurt van het klooster komt in 1462 voor het eerst als Cloosterburen voor. Na de reductie van Groningen in 1594 zijn de kloostergoederen verbeurd verklaard en is het klooster afgebroken. De kerk bleef en werd voor de protestantse eredienst gebruikt. In de 17e eeuw is de zadeldaktoren gebouwd die bij de sloop van de (klooster)kerk in 1815 gespaard bleef. Daarin hangt een klok, in 1501 gegoten door Gerhardus van Wou, een herinnering aan de kloostertijd. In 1843 is de huidige kerk gebouwd.De bevolking bleef na de hervorming grotendeels het oude geloof trouw. In 1840 kwam er toestemming om een rooms-katholieke parochie te vormen, zelfstandig van Den Hoorn, dat ook ‘rooms’ bleef. De parochie kon in 1868 de triomfalistische, neogotische kruiskerk naar ontwerp van Petrus Cuypers bouwen. De toren is met 56 meter de hoogste van de Ommelanden. Naast de kerk is in 1985 de Cloostertuin met bol- en knolgewassen ingericht. Daar weer naast ligt de r.k. begraafplaats met een devotiekapel. Aan de Hoofdstraat staat de neogotische, dubbelbeukige, voormalige r.k. lagere school en aan de Damsterweg kwam in 1927 het Theresiagesticht, een zusterhuis dat nu dient als hotel.Een belangrijk bouwwerk dat van functie is veranderd is het voormalige gemeentehuis. Het staat met toren in een fraaie vernieuwingsstijl aan de Hoofdstraat. Deze straat heeft een gevarieerde lintbebouwing met enige laat-19de-eeuwse notabele woningen, maar vooral enkele wit gepleisterde villa’s in vernieuwingsstijl vallen op, waarvan een met een mooie tuinkoepel. Aan de zuidzijde hebben enige dorpsuitbreidingen plaatsgevonden.

Kolham is een wegdorp dat in de middeleeuwen is ontstaan op de lange, buigende zandrug in het zuiden van Duurswold. De rug bereikte hier een aanzienlijke hoogte; in het midden van de 19de eeuw wordt gesproken van heuvels tot achttien voet hoog, zo’n zes meter. Hier heeft van ongeveer 1499 tot 1679, in de buurt van de kerk, het minderhuis - een huis behorend bij en borg - Roopoorte gestaan. Dat is mogelijk identiek met de aanduiding Het Hof, dat ook in oude vermeldingen opduikt. Er is geen spoor meer van te vinden. De kerk wordt voor het eerst in 1291 in bronnen vermeld. De provincie, die het collatierecht bezat, liet in 1641 een nieuwe kerk bouwen en verkocht de rechten in 1694 aan Henric Piccardt.De zaalkerk met een iets inzwenkend schilddak en een driezijdig gesloten koor is geleed door steunberen en geopend met in 1829 vergrote spitsboogvensters. Het schip is in 1808 aan de westzijde ingekort en het gebouw is in de tweede helft van de 19de eeuw gepleisterd. In 1829 kreeg het een dakruiter.Aan de Eikenlaan, omzoomd door volkshuisvesting uit de jaren rond 1960, staat het voormalige, uit 1927 daterende station van de Woldjerspoorbaan. Aan Hoofdweg 90 rijst de romp van molen Entreprise op. De stellingkorenmolen is in 1906 gebouwd en door brand in 2000 ernstig beschadigd. De op restauratie wachtende bakstenen onderbouw is imposant.De Hoofdweg wordt gefankeerd door bescheiden burgerwoningen, arbeidershuizen, waarvan een aantal van het krimpjestype (3, 120 en 123 zijn vrij gave) en veel boerderijen van het Oldambtster type. Op 52 is de Cockhoeve uit ongeveer 1865 er een treffend voorbeeld van, maar ook 8, 19, 68, 113 (met neoclassicistisch dwarshuis), 127, 137 en 140 werken mee aan het agrarisch dorpsbeeld. Aan de zijwegen, zoals de Knijpslaan richting Hoogezand, met aan het eind de joodse begraafplaats van ongeveer 1870, de Rengerslaan richting Foxham en de Vrouwenlaan Voor, staan veel arbeiderswoningen in mooie ritmes.

Kolhol is een agrarische dijkbuurt die aan het eind van de middeleeuwen is ontstaan. In de middeleeuwen heette het Koldeholsterhorne: koude, laag gelegen hoek. De buurt ligt vlakbij Zijldijk, een kilometer zuidwestelijker. Zijldijk kon ontstaan dankzij de aanleg van de Fiveldijk met sluis in 1317. Iets ten zuiden van de sluis stichtten de monniken van Wittewierum een agrarische uithof: het Zandster Voorwerk, waaraan op de driesprong van de Voorwerkweg en de Kolholsterweg twee grote boerderijen met dubbele kapschuren uit omstreeks 1880 en uit 1906 herinneren.Nadat in 1444 opnieuw een finke strook kwelderland met een Eemsdijk kon worden ingedijkt, waren voorwaarden geschapen voor het ontstaan van Kolhol. Bij de inpoldering is het premonstratenzer klooster Bloemhof van Wittewierum opnieuw actief geweest. De orde van ontginners en dijkenleggers stichtte hier een voorwerk. Van bewoning, hoe dun ook, moet al vroeg sprake zijn geweest. De boerderijen staan aan de veilige kant van de dijk; de reeks woningen kwam pas veel later, in de loop van de 18e eeuw, aan de buitenzijde. Hoewel het aanslibbingsproces voortging, raakte vanaf het midden van de 15e eeuw de dynamiek uit de bedijkingen. De kerstvloed van 1717 schudde velen wakker en een jaar later is begonnen met de bedijking van een diepe strook opgeslibde kwelder. De deels verspoelde Eemsdijk was eindelijk binnendijk geworden.In de buurt staat aan de Kolholsterweg 3 een boerderij van het Oldambtster type met een dubbele kapschuur uit ongeveer 1870 en op 5 staat het Feldwerder Voorwerk, een kop-halsromp uit 1869. Ertegenover strekt zich aan deze en de doodlopende Oudeweg een reeks voormalige arbeiderswoningen van verschillende ouderdom uit, waarvan enkele wit zijn gepleisterd. Aan het stuk Kolholsterweg dat naar het Zandster Voorwerk loopt ligt in de lengte een kop-hals-rompboerderij, waarvan de oorsprong wel voor het midden van de 19de eeuw kan liggen.

Het dijkdorp Kommerzijl is als Opslachterzijl in de late 16e eeuw ontstaan. Na de inpoldering in 1570 van een stuk land in het stroomgebied van de Lauwers, moest in de Oosterwaarddijk en de Hoge Dijk een spuisluis komen. Het water van de Riet met waterlopen die vanuit de richting van Niezijl en Niehove kwamen, moest geloosd kunnen worden. De zijl werd genoemd naar een intussen vervallen schans die hier ter bescherming van de zoutwinning, de zelnering, door de heren van Ewsum was opgeworpen en die de Opslach of Upslachte heette. In het midden van de 17e eeuw kwam er een tweede sluis die de Kommerzijl werd genoemd, mogelijk naar de waterkom waar schepen konden wachten tot de sluisdeuren bij afgaand water werden geopend. Na aanslibbing van land kon het water verder door de Kommerzijlsterrijt om uit te monden in het Reitdiep bij het huidige Electra. Vanaf de afdamming van het Reitdiep in 1876 werd de oude dijk pas slaperdijk.Van het huidige sluiscomplex, tot stand gekomen omstreeks 1900, ontbreken de deuren en lijkt het een brug met overmaatse brughoofden en middenpyloon. ‘Buitendijks’ staat aan de westzijde een 19de-eeuws huis, mogelijk het oude waarhuis, en aan de oostzijde een kleine sluiswachterswoning uit 1902. Ertegenover, aan het begin van de Pamaweg, vinden we een expressief hoekpand van kalkzandsteen met een afronding op de hoek. Aan de Pamaweg en het eerste gedeelte van de Dorpsstraat ligt achter de oude dijk de oudste bebouwingsstreek. In de dorpskern liggen ‘binnendijks’ aan weerszijden kades langs het Kommerzijlsterdiep met vrij compacte, afwisselende en schilderachtige bebouwing. De naar het zuiden lopende arm van de Dorpsstraat vertoont zulke sterk verschillende bebouwingstypen en volumes dat er weinig samenhang bestaat. Aan een zijpad staat een achtkante molenromp die tot woonhuis is verbouwd. Vanouds is Kommerzijl geen kerkdorp, maar omstreeks 1900 hebben de gereformeerden aan de Kerkstraat een finke zaalkerk gebouwd.

Koningsoord is een jonge streekbuurschap achter de oude zeedijk, de Middendijk. Vanaf de middeleeuwen zijn opgeslibde kwelders ten noorden van het vasteland geleidelijk ingedijkt, een proces dat tot enkele tientallen jaren geleden doorging. De grote Oostpolder ten oostnoordoosten van Uithuizermeeden werd in 1718 ingedijkt. Er werden verspreid boerderijen gesticht en geleidelijk groeiden enkele kleine nederzettingen in deze polder. Alleen het finke Roodeschool aan de zuidrand van de polder is hierop een uitzondering.In deze Oostpolder is in de 19de eeuw ten noorden van Roodeschool het buurtje Koningsoord ontstaan, even achter de zeedijk. Toen was de Middeldijk al slaperdijk geworden. Door de aanleg van de Uithuizer Polderdijk was opnieuw een brede strook kwelder van gemiddeld één tot anderhalve kilometer diepte op de zee gewonnen. Koningsoord werd bevolkt door polder- en landarbeiders. De naamgeving wordt niet eenduidig verklaard. Misschien is het afgeleid van een niet meer bestaand huis met deze naam, maar mogelijk is het ook een verwijzing naar koning Willem III. Een van de boerderijen bij Koningsoord heeft de naam Nassau. Dat kan op een verband wijzen.Vanaf de Middeldijk loopt een onverhard en met steenslag versterkt weggetje naar de buurt. Er staat een heus wit buurtbord bij, wat de westelijker gelegen nog kleinere buurschap Heuvelderij moet ontberen. Het buurtje bestaat uit een ontspannen geheel van vijf woningen die zonder veel plan en regelgeving zijn gebouwd en de tijd zijn doorgekomen. De huizen dateren oorspronkelijk uit het einde van de 19de of het eerste decennium van de 20e eeuw. Al deze lage en kleine huisjes met schildkappen zijn in later tijd uitgebreid en laten een diversiteit aan oplossingen zien. Twee zijn opgeknapt, bij andere wordt aan verbetering gewerkt. Het open landschap waarin Koningsoord ligt is bestemd als gebied voor de grootschalige glastuinbouw.

Kopstukken is een jong wegdorp, een veenontginningsdorp van de jongste generatie. Een vondst van een laat-Romeinse muntschat is een aanwijzing dat hier Romeinen zijn geweest of mensen die handelsbetrekkingen met hen hadden. Een verband met het huidige dorp kan niet worden gelegd omdat het hier tot diep in de 19de eeuw woest en ledig was. Kopstukken is aan het eind van de 19de eeuw gesticht door uit Duitsland afkomstige veenarbeiders. Daardoor komen Duitse familienamen hier nog veel voor. Bovendien waren deze arbeiders van katholieke huize, waardoor Kopstukken een katholieke enclave in de reformatorische diaspora werd.De naam is ontleend aan de geografsche ligging: stukken land aan de kop, het voorstuk, van het Mussel-Aa kanaal. Ten westen van Kopstukken ligt namelijk het in 1918 gegraven kanaal en ten noorden van het dorp is daarin de Kopstukkensluis geslagen. Het sluiswachtershuis, een eenvoudige woning onder een zadeldak met overstekende boeiboorden en enig kleurig metselwerk, is opgeknapt. De sluis is net als de Zandtangersluis tussen Kopstukken en Mussel afgedamd tot een stuw.Het dorp heeft zich aan een wegenkruis ontwikkeld, de west-oost lopende Zandtangerweg en de zuid-noord lopende weg die Kopstukken heet. Aan deze laatste weg is vooral agrarische bebouwing van bescheiden boerderijen en keuterijen gekomen. Aan de Zandtangerweg staan voornamelijk arbeiders- en burgerwoningen en zijn maatschappelijke voorzieningen als de kerk en de school gekomen. Die vormen in zekere mate de kern. De rooms-katholieke lagere school is omstreeks 1920 aan de Zandtangerweg 74 gebouwd. Het is een langgerekt bouwwerk voorzien van een fauwe schildkap met de gangenelementen aan de voorzijde en in het midden een blokvormige middenpartij met een beeld van het Heilig Hart. De ertegenover liggende kerk, gewijd aan Onze Lieve Vrouw van Lourdes, is in 1962 gebouwd naar ontwerp van J. Dresme. Deze zaalkerk met klokkenpiloon heeft verticale glaspuien en een perforatiegroep van kleine horizontale en verticale vensters.

Kornhorn is een relatief jong wegdorp. Als buurschap van verspreid staande kleine boerderijen en huizen bestaat het allang. Oude naamsaanduidingen leveren geen eenduidige verklaring op. Voor de hand ligt: korenhoek, maar vroegere namen als Corriger Sandt en Curringehorn wijzen op een afeiding van een persoonsnaam. Na het midden van de 19de eeuw verdichtte de bebouwing en ging het op een dorp lijken, een status die het pas in 1930 kreeg. De bebouwingsstreek van eenvoudige huizen en een enkele boerderij lag aan de rand van het laagveengebied dat in de middeleeuwen in ontginning kwam. In het landschap ten zuiden van Kornhorn ligt nog een herinnering daaraan: de vrij gave Leidijk, een bescherming tegen het zure veenwater.Afscheiding, doleantie en scheuring hebben het geestelijke leven in Kornhorn bepaald. Er staan drie gereformeerde kerken. Het dichtst bij het centrum, Provincialeweg 37, staat de uit 1925 daterende Christelijk Gereformeerde Kerk. Kort na de scheuring in 1903, toen de gereformeerden, die zich in 1881 hadden aangesloten, naar een andere plaats van samenkomst moesten uitzien, kwam hier al een kerk. Deze is in 1925 vervangen door het huidige gebouw, een zaalkerk met rechthoekige vensters en een toren op het dak. De gereformeerden konden omstreeks 1920 een eigen kerk stichten, een kerk met een dwarsbeuk, een geveltoren en rondboogvensters met glas-in-lood. In de herfst van 1945 was er opnieuw een scheuring. De vrijgemaakten bleven het kerkgebouw gebruiken en de gereformeerden moesten opnieuw naar een onderkomen uitzien. Verderop aan de Provincialeweg is kort daarna een kerkzaal met een uitbouw met gevelklokkenstoel gebouwd, de derde kerk in Kornhorn. Ten zuiden van het dorp ligt aan weerszijden van de Noordwijkerweg de buurschap De Snipperij, die ondanks de naam toch een vrij regelmatige lintbebouwing vertoont van bescheiden oude en nieuwe huizen die veelal met hun topgevels naar de weg zijn gericht.

Korte Akkers is een wegbuurt onmiddellijk ten oosten van het A.G. Wildervanckkanaal. Waarschijnlijk is het ontstaan in de loop van de 19de eeuw. Het ligt in het zuiden van De Vereenigde Polders, waarvan het noordelijke gedeelte met de buurt Beneden Veensloot in Menterwolde ligt en Boven Veensloot op de gemeentegrens ligt. In het zuidelijke gedeelte lagen kennelijk in vergelijking met omliggende gebieden korte akkers die de buurschap zijn naam hebben gegeven. Op oude kaarten is dit nog te zien, in de grootschalige weidsheid van de omringende gebieden valt de kleine perceelindeling op. Op een kaartje uit ongeveer 1870 is de naam ‘Egipte’ bij de gemeentegrens in het noordwesten aangegeven, een plek of zelfs een buurtje bij Korte Akkers.In de polder liggen slechts enkele boerderijen in het kale akkerland. Aan de naar het zuiden lopende weg Vosseveld staat een zevental boerderijen. In Korte Akkers wordt de weg vrijwel uitsluitend gefankeerd door arbeiderswoningen en keuterijen. De meeste keuterijen zijn oorspronkelijk arbeiderswoningen met aan de voorzijde een krimp en achter doorschietende dakschilden die een schuurtje vormen. Vroeger waren die schuurtjes in gebruik om akkerbouwproducten van het eigen erf op te slaan of om wat kleinvee te houden. Tegenwoordig zijn al deze kleine boerderijtjes geheel bewoond en dikwijls is dat te zien aan verbouwingen en uitbreidingen. Zo is een aantal wit gestukadoord en bij anderen is het muurwerk geheel vernieuwd. Op nummer 17 staat nog een vrij authentiek exemplaar en ook nummer 23 met een met hout beklede topgevel is redelijk oorspronkelijk. Enkele iets grotere boerderijtjes hebben kennelijk een verleden als keuterij; bij sommige staan ook nog schuren. In de aantrekkelijk rustige buurt zijn enkele nieuwe woningen gebouwd die in hoofdvorm respect tonen voor het bestaande. Een omvangrijk houten schurenpaar met finke vensterpartijen vormt een bijzonder element in de verder eenduidige omgeving.

Kostverloren en Finsterwolderhamrik zijn twee haaks op elkaar staande buurschappen. Kostverloren is een dijkbuurt, Finsterwolderhamrik een wegbuurt. Ze hebben verschillende karakters die de sociale achtergronden bij het in cultuur brengen van het poldergebied bij de Dollard tastbaar maken. De buurschappen liggen binnen de Schanskerdijk die in 1657 is gelegd om land op de ingebroken Dollard te herwinnen. In de late middeleeuwen brak de zee tot diep in het Oldambt en zo ontstond de Dollardboezem. Vanaf de 17e eeuw is geleidelijk door het leggen van dijken land op de zee heroverd. Vruchtbaar opgeslibd kleiland kon worden ingedijkt. Na de Hamdijk, veel zuidelijker, in 1605, is de Schanskerdijk in de oostelijke arm van de Dollardboezem in 1657 de tweede dijk waarmee land werd ingepolderd. De dijk liep vanaf de in 1628 gestichte Nieuweschans naar Finsterwolde. Hiermee ontstond de Schanskerpolder. Aan de oostelijke en noordelijke kant volgden in 1696 de Kroonpolder en in 1740 de Stadspolder. Vervolgens kreeg de Schanskerdijk de naam Oudedijk.Er waren veel arbeiders nodig voor het in cultuur brengen van het vruchtbare gewonnen land en zo ontstonden de dijkbuurschappen.De grote, vaak monumentale boerderijen staan in het achterland. Aan de oude dijk bij Kostverloren liggen een paar kleine groepen arbeiderswoningen. Vooral die welke op het doodlopende stuk richting Egyptische dijk staan, vormen een redelijk gaaf ensemble. Bij een tot keuterij uitgegroeid exemplaar is een minicamping ingericht. De naam Kostverloren heeft te maken met vergeefse investeringen. Hier zou het te maken hebben met gekocht land voor een waterlossing die toch weer niet doorging.De wegbuurt Finsterwolderhamrik bestaat uit kleine en grote boerderijen, waaronder een oude van het Oldambtster type en een jongere met een villa-voorhuis uit ongeveer 1930.

Krewerd is een wierdedorp, in de vroege middeleeuwen ontstaan op een kwelderwal. De wierde heeft een radiale structuur, maar die is door de dunne bebouwing niet zo goed te herkennen. Midden op de wierde staat de kerk en ten zuiden daarvan, aan de zool van de wierde, staat een Oldambtster boerderij op een omgracht terrein, mogelijk ooit de borgstee van de Steenhuusterheerd. Ten westen van de kerk ligt de begraafplaats. Vanaf de hoge wierde is de nabije omgeving goed te ervaren en vanuit het zuiden is er een fraai vrij uitzicht op de wierde met kerk.De kerk is een rechtgesloten zaalkerk, gesticht omstreeks 1280 met fraaie romanogotische muurgeledingen van spaarvelden en vensters. Omstreeks 1400 is de toren met traptoren opgericht en het westelijke schipgewelf vernieuwd. De oostelijke traveeën bezitten meloenvormige gewelven met patronen van siermetselwerk uit ongeveer 1500. Tussen deze traveeën is omstreeks 1300 een stenen oxaal gebouwd waarop een orgel uit 1531 is geplaatst.Aan de Holwierderweg staan arbeiderswoningen van omstreeks 1900, een paar naoorlogse woningen en een boerderij. Aan het Kerkpad liggen een stelpboerderij en enkele verspreid staande oudere huizen, tegenover de kerk staat de voormalige kosterij met de jaartalankers 1764. Ook aan de Pastorieweg zijn nog enige woningen te vinden, waaronder de in een ruime tuin gelegen voormalige pastorie van omstreeks 1905. Tezamen met de ruim staande kerk roept de bebouwing van Krewerd een prachtig ontspannen en harmonieuze sfeer op.Ten zuiden van Krewerd stond het in 1209 gestichte Nijenklooster. Het was korte tijd een dubbelklooster van premonstratenzers, maar nadat de monniken naar het klooster van Wittewierum waren getrokken, waren er alleen nog nonnen en kreeg het klooster de naam Rozenkamp. Het werd in 1594 opgeheven en drie jaar later afgebroken. Op de twee wierden, waarvan de westelijke nog de oude dobbe bezit, staan nu boerderijen, waaronder een kophals-romp met een voornaam, onderkelderd, dwarsgeplaatst voorhuis uit circa 1850.

Kromme Elleboog is een jonge wegbuurt ten zuiden van het agrarische dorp Finsterwolde. Het is vanaf het begin van de 19de eeuw gevormd, nadat de polders ten noorden van Finsterwolde waren ingedijkt, de Oosterwolderpolder in 1769 en de Finsterwolderpolder in 1819. De boeren schakelden over van veeteelt naar akkerbouw omdat de vette klei zeer geschikt was voor de verbouw van granen. De boerderijen stonden op de dekzandrug van Finsterwolde, de arbeiders vestigden zich in de lager gelegen en minder waardevolle gronden ten zuiden van het dorp. Aan de latere Klinkerweg kwamen linten van arbeiderswoningen tot stand en ook zuidelijker bij Ekamp en Kromme Elleboog zijn ze in een dicht ritme bij elkaar gebouwd. Kromme Elleboog wordt wel tot de oudere buurschap Ekamp gerekend.Kromme Elleboog heeft zijn naam gekregen door het kromme verloop van de weg. Vanuit het zuiden, de Molenstreek van Ekamp, buigt deze in westelijke richting naar de grens van de gemeente Reiderland, naar Oostwold. Op deze grens ligt de enige boerderij van de buurt, Boszicht, een kop-rompboerderij die waarschijnlijk dateert van omstreeks 1920. Er is inderdaad uitzicht op bos, ten noorden van de Kromme Elleboogweg liggen tot de bebouwing van Finsterwolde en Goldhoorn bospercelen. De bebouwing strekt zich vrijwel uitsluitend ten westen en zuiden van de weg uit. Het zijn voornamelijk landarbeidershuizen uit het begin van de 20e eeuw, waarvan sommige nog in vrij gave staat verkeren. Vlak na de oorlog is ook een klein rijtje woningen in de traditionalistische stijl van de Delftse School gebouwd. Nabij de Dwarsweg, met onder meer dorpswoningen uit circa 1920, kwam zelfs nog een rij volkswoningen uit de late jaren zeventig.Door de ontwikkeling van Blauwestad ten zuiden van Kromme Elleboog veranderde de infrastructuur in de omliggende dorpen en buurten. Kromme Elleboog is zo de doorgaande route tussen Winschoten en Oostwold geworden.

Kropswolde is een wegdorp langs de Woldweg dat in de 15e eeuw ten oosten van het Zuidlaardermeer is ontstaan als veenkolonie. Verveningsactiviteiten waren er al vroeger, vanaf de 13e eeuw door monniken van Aduard en door het dochterklooster Essen aan de andere kant van de Hunze. Klooster Essen had in 1249 onenigheid met de inwoners van Crepeswolde over bepaalde kavels van de te ontginnen grond. Dit klooster stichtte hier een kapel die bekend is geworden dankzij een miraculeus Mariabeeld. In 1409 is een afaat van veertig dagen voor bezoekers aan het beeld gedocumenteerd. Mogelijk heeft dit gestimuleerd tot bedevaarten.De in de middeleeuwen begonnen verveningen die het dorp deden ontstaan, zijn in de 15e eeuw voortgezet door turfgravers uit Groningen. Hierdoor is Kropswolde een van de oudere dorpen van het Gorecht en de oudste veenkolonie van het gebied van HoogezandSappemeer. Tot in de 17e eeuw was de Stad er de grootste veenbaas. De dalgronden werden daarna voor de akkerbouw benut.Ter vervanging van een ouder gebouw is in 1773 een nieuwe kerk aan de Woldweg gebouwd, een driezijdig gesloten zaalkerk waarvan de muren geleed zijn met lisenen die aan de onderzijde uitzwenken. De vrijstaande klokkentoren is in 1888 vervangen door de huidige geveltoren van vier geledingen, een balustrade en een ingesnoerde spits.De in het noorden aan weerszijden en in het zuiden vooral aan de oostzijde staande bebouwing bestaat voornamelijk uit eenvoudige huizen en een paar boerderijen. In het noorden, dicht bij de spoorweg, werd in 1923 korenmolen De Hoop gebouwd ter vervanging van een ouder exemplaar dat al van 1787 dateerde. Het is een achtkante met riet gedekte bovenkruier op een houten basement. Het stationsgebouw aan de in 1868 aangelegde spoorlijn Groningen-Winschoten verrees in 1915 met een hoge – met de dienstwoning op de verdieping – en lage vleugel. Het gebouw functioneert nu als galerie.

Kruisweg is een dorp dat in de loop van de 19de eeuw als buurschap is ontstaan, maar pas in de 20e eeuw zijn naam kreeg. De bebouwing staat aan elkaar kruisende wegen, vandaar. Hier vestigden zich vanaf het begin van de 19de eeuw boerenarbeiders. Op een noordelijke kwelderwal was aan het eind van de 12e eeuw al een dijk aangelegd, de eerste complete indijking van Noord-Groningen. Bij deze Oude Provinciale Dijk waren boerderijen gesticht aan de Dijksterweg. Vanaf het begin van de 19de eeuw lonkten de opgeslibde kweldergronden en na volgende bedijkingen konden deze nieuwe polders in cultuur gebracht worden. In de omgeving van Kruisweg waren het van west naar oost de Hornhuisterpolder in 1806, de Zevenboerenpolder in 1802, de daar ten noorden van liggende Julianapolder in 1923 en de Bokumer- en Ikemapolder in 1809 en 1815.Intussen mag Kruisweg zonder reserve een dorp worden genoemd omdat deze volkrijkste arbeidersbuurt van het noorden in 1931 een kerk kreeg. Zij is aan de Leensterweg gebouwd en kreeg de naam Eben Haëzer. Het is een bouwwerk in zakelijk expressionistische vormen met een geveltorentje. Ernaast staat de pastorie in een duidelijk baksteenexpressionisme. Niet overal aan het wegenkruis staat de bebouwing gelijkmatig. Aan de westkant van de Marneweg is de bebouwing van dwarsstaande huisjes vooral aan de noordzijde te vinden, aan de oostkant vooral zuidelijk. Aan de naar het noorden lopende Hogeweg staan ze eerst oost en vervolgens west. De Leensterweg kreeg wel een gelijkmatige lintbebouwing. Het schilderachtigste huisje staat bij de kruising, een fraai gerestaureerde krimpwoning.Even buiten het dorp was van 1839 tot 1964 de cichoreifabriek van Musschenga in bedrijf; de gebouwen herinneren hier nog aan. De cichoreiteelt is verdwenen, een nieuw gewas is de bloembol. Het Trainingscentrum voor Bloembollen Noordwest-Groningen en NoordoostFriesland is aan de Groene Wierde gevestigd.