Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Jipsingboermussel is een kanaalstreek, een veenkoloniale buurschap, vlakbij de Drentse grens. Het is ontstaan nadat het Stadskanaal in 1856 voorbij Musselkanaal richting Ter Apel werd doorgetrokken. Het kanaal werd aanvankelijk Stads Ter Apelkanaal genoemd. Het is een vrij korte veenkolonie van anderhalve kilometer lengte tussen de fauwe bocht naar het oosten bij Zandberg in Drenthe en de scherpe bocht naar het zuiden waar Ter Apelkanaal begint. De nederzetting is na de ontginningen van vervenersgehucht veranderd in een agrarische buurschap en kreeg een impuls toen hier in 1904 de aardappelmeelfabriek werd gesticht. Deze fabriek, nog steeds een van de belangrijkste vestigingen van het AVEBE-concern, bepaalt met zijn grote loodsen en silo’s het silhouet van het kleine Jipsingboermussel. Deze Coöperatieve Aardappelmeelfabriek Musselkanaal en Omstreken werd in 1904 geopend.In 1913 werd een tweede fabriek gebouwd met een tweemaal zo grote capaciteit. Kort na de oorlog, in 1952, werden de fabrieken samengevoegd tot een zeer modern bedrijf, de grootste fabriek in zijn soort in Europa. Het had toen een verwerkingscapaciteit van 150.000 hl aardappelen per week. De fabriek was toen al aangesloten bij de Coöperatieve Verkoop- en Productievereniging van Aardappelmeel en Derivaten, AVEBE in Veendam, waar het in 1970 in opging. Van de oude fabriek bestaat het kantoor uit 1910 in vernieuwingsstijl nog. Bovendien is een stoommachine uit 1913 bewaard die tot 1993 dienst heeft gedaan.De lintbebouwing bestaat aan de oostelijke zijde uit enige arbeidershuizen, maar voornamelijk uit boerderijen van het Oldambtster type. Ze dateren vrijwel allemaal uit het eind van de 19de eeuw, behalve nummer 44 die met enig expressief metselwerk uit circa 1915 zal stammen. De ernaast staande boerderij (42) heeft nog een stookhut. Aan de westzijde, Zandberg, staan voornamelijk arbeidershuizen, soms in rijen met de topgevels naar het kanaal gericht. Aan de noordzijde ligt over het kanaal een draai voor fetsers en voetgangers.

Jipsingboertange is een langgerekt wegdorp, een jonge ontginningsnederzetting die vanaf de jaren dertig als werkverschaffngsproject vorm kreeg. Het dorp heeft een voorgeschiedenis als een tange, een hoge rug in het hoogveen, waar al vanaf de 18e eeuw landloze boeren op kleine schaal aan de randen van de woeste grond wat land in cultuur trachtten te brengen. Van deze vroege bewoning zijn in Jipsingboertange geen sporen meer te vinden.In de jaren dertig hebben werklozen onder zware omstandigheden in het kader van de werkverschaffng woeste grond van het Jipsinghuizerveld in cultuur gebracht. De beste gedeelten werden omgezet in akkerland. De percelen die daar niet geschikt voor waren zijn met bos beplant. Flinke gedeelten van de ruim vijf kilometer lange Jipsingboertangerweg worden gefankeerd door bossen. Deze weg wordt begeleid door een vrij losse bebouwing van boerderijen, arbeidershuizen en burgerhuizen van recente datum.Het dorp heeft voorzieningen (gehad). Er heeft een kerk gestaan, een kleine zaalkerk die tijdens de oorlog nog als school heeft gediend en daarna is afgebroken. De voormalige, uit de jaren dertig daterende lagere school (nummer 128) vertoont wat expressief metselwerk en heeft een dak met fraai uitzwenkende dakschilden. Het dorpshuis Ons Hoes is een modern doosvormig gebouw op nummer 115 en café De Iembarg staat veel westelijker op nummer 35. Ongeveer in het midden van het dorp is er enige verdichting bij een paar zijstraten aan de zuidzijde: de Bosweg en de G. Buwaldaweg. Daar staan langs de hoofdweg en de Bosweg een finke rij volkswoningen van kort na de oorlog in een ingetogen traditionalisme, het Delfts Rood en bovendien een aantal nieuwgebouwde burgerhuizen. Vooral aan de noordzijde van de weg zijn boerderijen te vinden, zowel van het asymmetrische veenkoloniale type als kop-rompboerderijen van vlak na de oorlog en een soort stelpen met inpandige woningen met een baanderdeur. Van dit laatste type zijn 32 en 38 uit de jaren dertig fraaie voorbeelden.

Jipsinghuizen is een esdorp, ontstaan in de late middeleeuwen bij de beek de Ruiten Aa. Het komt sinds de 17e eeuw in bronnen voor met de huidige naam. Het betekent: de nederzetting van het geslacht Jipsing. Bij Jipsinghuizen zijn in 1939 sporen gevonden van vroege menselijke aanwezigheid, een groot kringgreppelurnenveld uit de late bronstijd. Jipsinghuizen heeft in de geschiedenis een zekere bekendheid gekregen vanwege ‘de slag’ en ‘de hel’.De eerste is de slag die de Groningse troepen uit de vesting Bourtange hier in 1665 leverden met het leger van de bisschop van Münster, Bernhard van Galen. De Münsterse gesneuvelden zijn op het zogenoemde Bisschopskerkhof begraven. De weg ernaartoe heet de Heidenslegerweg. Bij de brug op de hoek van de Wollinghuizerweg staat een steen met gedenkplaat van de slag. Met ‘de hel van Jipsinghuizen’ wordt de werkverschaffng in de jaren tussen 1924 en 1939 bedoeld. De werkomstandigheden van de arbeiders bij de ontginning van het Jipsinghuizerveld moeten erbarmelijk zijn geweest. Bij de brug over de Ruiten Aa is een zuil met een bronzen beeld van Eddy Roos geplaatst ter herdenking van deze hel.Jipsinghuizen heeft geen kerk, wel een basisschool. Het gebouw aan de Wollinghuizerweg 27, oorspronkelijk daterend uit het begin van de 20e eeuw, ligt met zijn grote klassenvensters in de breedte. Ernaast staat een expressionistische meesterswoning van omstreeks 1930. In de zuidelijk gelegen wegbuurschap Lammerweg met enkele interessante boerderijen met voor Westerwolde karakteristieke asymmetrische gevels, ligt op nummer 22 een breed, witgeschilderd bouwwerk dat mogelijk een school is geweest. Aan de Weenderstraat is een boerderij met dubbele schuur uit 1895 ingericht tot hotel De Waalehof. In de kern rondom de brug worden verschillende wegen met voornamelijk burger- en arbeiderswoningen en enkele boerderijen schilderachtig door het groen omzoomd. Een deel daarvan dateert nog uit de eerste helft van de 19de eeuw, maar er zijn ook veel naoorlogse gebouwen.

Jonkersvaart is een langgerekt vaartbuurschap, tussen Zevenhuizen en De Wilp. Het is ruim vijf kilometer lang en een kenmerkende veenkolonie die in de loop van de 19de eeuw is gevormd. De heren van het geslacht Ewsum van Nienoord bij Leek begonnen al vanaf het midden van de 16e eeuw met het winnen van turf in de uitgestrekte veengebieden in het zuiden van het Westerkwartier. Nadat de investeringen er eerst niet uitkwamen en de onderneming failliet ging, werden in de 17e eeuw weer grote winsten gemaakt. Latere generaties lieten de verveningen sloeren. Ferdinand Folef van In- en Kniphuisen, in 1768 heer van Nienoord, hervatte de verveningen met elan. Hij liet samen met de steenrijke patriot Willem de Lille uit Nietap vanaf Zevenhuizen naar het westen een kanaal graven dat naar hem de Jonkersvaart werd genoemd. Een van de wijken kreeg de familienaam van zijn vrouw: Graafandsdiep. De vaart is vermoedelijk pas na 1815 voltooid.De Jonkersvaart ging in theorie de Groninger en Friese veenkanalen verbinden. Van het Leeksterhoofddiep via de Jonkersvaart naar de Wilpstervaart, de Wilpster Hoofdvaart, de Frieschepalenvaart en vervolgens naar de Opsterlandse Compagnonsvaart. Voor het waterverkeer was deze verbinding pas te gebruiken na het slaan van een sluis, het Jonkersverlaat. Deze werd in 1871 van hout gebouwd en kreeg in 1900 een stenen structuur. De vaart dient tegenwoordig alleen voor de waterbeheersing van het gebied.De buurschap aan weerszijden van de vaart is met de bruggen van een onbedorven schilderachtigheid. Er staan enkele boerderijen, waaronder één die een mengvorm van een stelp en een Oldambtster type is. Verder zijn er kleine kop-rompboerderijen, veelal met stookhut, keuterijen en arbeidershuizen die vrijwel alle met de topgevels naar de vaart zijn gericht, wat een vriendelijk ritme oplevert. Er zijn enkele nieuwbouwwoningen die uit deze historische pas lopen. Nummer 61 uit de vernieuwingsperiode rond 1900 is met siermetselwerk en sierspant een uitzondering op de eenvoud.

Jukwerd is een klein wierdedorp uit de vroege middeleeuwen met oorspronkelijk een radiale structuur. De wierde is in 1917 grotendeels afgegraven. De Jukwerderweg, de doorgaande weg van Appingedam naar Nijenklooster, loopt nog wel hoog over de wierde en aan de westzijde hiervan ligt het kerkhof nóg hoger. Daardoor kan een goede indruk worden verkregen van de oorspronkelijke hoogte van de wierde. De kerk dateert uit 1866. Zij verving een kerk uit het begin van de 16e eeuw. Het is een deels gepleisterd zaalkerkje met lisenen in het muurwerk en een dakruiter op de westgevel.Hoe klein het dorp ook was, na de nieuwbouw van de kerk werd de gemeenschap nog bediend door een dominee en er waren een koster en een voorzanger. De koster was tevens schoolmeester. Sinds de jaren tachtig is het godshuis in gebruik als atelierruimte en woning.De verspreide bebouwing bestaat uit wat huizen en enkele finke boerderijen, waaronder een schuur met dwarsgeplaatst voorhuis uit het einde van de 19de eeuw en een 20ste-eeuwse stelp. Twee staan aan de noordwestzijde aan de nog min of meer herkenbare ossenweg die uitkomt op het ds. Christophoripad. De woningen, waaronder een dubbele arbeiderswoning en een tot landhuisje verbouwde woning met schuur, staan aan het ds. Christophoripad en nabij de Jukwerderweg.Ten noordwesten van Jukwerd ligt de behuisde wierde Wierhuizen die bekend is geworden door het wetenschappelijk onderzoek dat A.E. van Giffen in 1916 aan de toen al gedeeltelijk afgegraven wierde kon uitvoeren. Ten zuiden van het dorp ligt bij de spoorbaan met spoorbrug over de oude waterloop de Groote Heekt een Duitse bunker uit 1944 van het type Tobruk. Oostelijker staat bij de Groote Heekt een oude steenfabriek die met de dikke, korte schoorsteenpijp en grote schuren een markant element in het landschap vormt.