Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Hamdijk is een dijkbuurschap op de in 1605 aangelegde dijk tussen Oudeschans en Booneschans. In de late middeleeuwen is de zee ver in het Oldambt geslagen, waarbij een dertigtal dorpen en vier kloosters door het zeewater zijn verzwolgen. De oostelijke inham van de Dollard heeft een diepte bereikt tot bij Bellingwolde. Op de plaats waar nu de Hamdijk ligt zijn in 1998 resten van het omstreeks 1400 verdronken dorp Houwingaham gevonden. Aan het begin van de 17e eeuw is men begonnen dijken aan te leggen, om zo land op de zee te heroveren. De eerste van deze dijken was de Hamdijk. Het gebied werd pas echt veilig na de aanleg in 1657 van de Schanskerdijk van Nieuweschans naar Finsterwolde.De Hamdijk buigt als een lint door de weidse polders met vooral aan de noordzijde van de dijk monumentale Oldambster boerderijen met boomsingels. Klassieke Oldambtster boerderijen zijn nummer 9 (1864) en 22 (1850) met drie en twee zaadzolders. De boerderijen 25 (1870) en 47 (18de-eeuws met een voorhuis uit 1912) verkeren in ruïneuze staat. De Remkesheerd is in 1887 herbouwd na een brand van de boerderij uit 1757. Deze heeft een robuust deftig voorhuis met een uitgebouwde erker over twee lagen. Boerderij Hamdijk 49 is oorspronkelijk 18de-eeuws en kreeg in 1922 een opmerkelijk voorhuis met een hoektoren.Aan de oostzijde van de Hamdijk ligt het restant van de Booneschans. De eenvoudige veldschans is in 1589 aangelegd door de Friese gecommitteerde Alfred Evert Bonen. Hij is in 1628 met een bastion versterkt. Noordelijker is in hetzelfde jaar de Langerakkerschans, later Nieuweschans genoemd, opgeworpen. Bij Booneschans is een wit buurtbord geplaatst, maar van de schans is alleen een kleine verhoging in het landschap over. De finke boerderij Olde Ambt uit 1887 met een neorenaissance voorhuis is tegenwoordig als glasblazerij en galerie in gebruik.

In de vroege middeleeuwen is Haren, thans hoofdplaats van de gelijknamige gemeente, op de Hondsrug ontstaan als esdorp. Er zijn bewijzen van vroegere bewoning die teruggaan van 1000 tot 500 voor Christus. Op de ongeveer zeven meter hoge zandrug legden boeren hun akkers aan; op de lagergelegen gronden aan weerszijden, westelijk naar de Drentsche Aa toe en oostelijk naar de Hunze, kwamen de veeweiden. Vanaf de 12e eeuw werden daar tegen wateroverlast de eerste dijkjes gelegd.In de eerste helft van de 13e eeuw kon het dorp in één bouwprogramma een finke kerk met een versmald, rechtgesloten koor en een finke toren oprichten. De westzijde van het schip bezit nog de oorspronkelijke kleine rondboogvensters, verder zijn er grote spitsboogvensters. Het romano-gotische gebouw met de fraai gedetailleerde toren is een belangrijk historisch accent in het vrij nieuwe dorpscentrum met winkels en andere bedrijven. Even achter de centrumbebouwing staat een ander hoogtepunt: molen De Hoop. Het is een hoge, ronde bakstenen stellingmolen die helemaal is bepleisterd. Hij is in 1843 gebouwd als oliemolen, maar later tot korenmolen omgebouwd.Tussen Haren en Paterswolde is in de 14e eeuw een dijk door moerasbos het Neerwold gelegd, de huidige Meerweg, die in noordelijke richting als Hoornsedijk werd voortgezet. De Drentsche Aa is in 1860 door het graven van het Noord-Willemskanaal als vaarwater vervangen en in 1870 kwam het dorp aan de spoorlijn Groningen-Zwolle te liggen. In de 17e eeuw is de landschappelijke schoonheid van de Hondsrug ontdekt. Welgestelden uit de Stad kochten er boerderijen om ze te gebruiken als zomerresidentie. Dit resulteerde soms in het stichten van buitenhuizen.Vanaf het einde van de 19de eeuw kwam het forensisme echt op gang. Daardoor is Haren van esdorp in een deftig wegdorp veranderd, want de buitenhuizen, villa’s en herenhuizen kwamen aan weerszijden van de oude route van Groningen naar Assen, de Rijksstraatweg, te staan. Groningen had in 1915 het noordelijke deel van Helpman geannexeerd, dat zich al duidelijk als buitenwijk van de stad aan het ontwikkelen was. Aan weerszijden van de oude ontwikkelingsas zijn villawijken gekomen, ook ten oosten van de spoorlijn. Helemaal in het zuidoosten, richting Onnen, is in 1920 een tuindorp aangelegd voor het personeel van het daar aangelegde rangeerterrein met lijnwerkplaats. De structuur werd met plantsoenen en groenstroken door tuinarchitect J. Vroom ontworpen. De arbeiderswoningen en grotere woningen voor hoger personeel waren van de hand van architect Hamers, die ook de school aan de Waterhuizerweg ontwierp met klassenvleugels gericht op de tuin. In 1936 werd dit dorp nog uitgebreid.In het noorden liggen aan de Rijksstraatweg de oudste buitens en villa’s. De geschiedenis van het Huis Hemmen (nummer 63) gaat tot de 17e eeuw terug, maar de huidige neoclassicistische uitdrukking dateert van 1918. Neoclassicistisch is ook nummer 24, gebouwd omstreeks 1875. Het Huis de Wolf (76) rijst sinds 1892 in een excellente neorenaissancestijl op en staat in een royale tuin. De villa op nummer 19 is ruim tien jaar jonger en ademt een heel andere sfeer: de chalet-vormen zijn verrijkt met details in jugendstil. De villa’s 68, 69 en 70 zijn eveneens gebouwd in vernieuwingsstijl. Huize Welkom op 59 is van iets latere datum. Veel zakelijker is villa De Dilcht (17) van omstreeks 1925. Aan de zuidelijke centrumrand staat een aardig tramwachthuisje van omstreeks 1910.Daarna wordt de villareeks voortgezet. Opvallende villa’s in de zuidelijke stroken langs de Rijksstraatweg zijn de twee neoclassicistische, Huize de Kempenaar (240) en het ernaast staande op nummer 242. Hester Stede (348) is een elegante villa in chaletstijl en ’t Zunneke (353) is circa 1930 in zakelijke stijl gebouwd. Zo staat er ook een aantal villa’s en herenhuizen in de Groningse versie van de Amsterdamse School-stijl. Verder zijn dergelijke fraaie panden aan de Molenweg, de Stationsweg, het Uilennest is een heel expressieve, aan de Terborchsteeg en aan de Weg voor de Jagerskampen te vinden.

Harendermolen is een wegbuurschap op de Hondsrug die aan weerszijden van de weg van Assen naar Groningen is ontstaan in de loop van de 19de eeuw. Er gebeurde daarvoor ook al het een en ander, maar van een nederzetting was nog geen sprake. De buurt dankt zijn naam aan een molen. Uit bronnen is bekend dat hier al in de 16e eeuw een standerdmolen moet hebben gestaan. De molen is, na een aantal vernieuwingen, in 1922 gesloopt omdat de molenaar zijn bedrijf naar Haren verplaatste. Wel bewaart de buurt nog een herinnering aan de molen: aan de Hoge Hereweg staat de uit de 18e eeuw stammende sarrieshut, een gerestaureerd pand met een zadeldak tussen topgevels. Het is het oudste gebouw van de buurt. Langs de Rijksstraatweg ligt op nummer 364 een witgeschilderde boerderij van het Gorecht-type, die uit ongeveer dezelfde tijd zal zijn.Op de grens van Harendermolen en Glimmen vestigde de uit Brabant afkomstige orgelbouwer Petrus van Oeckelen in 1850 zijn bedrijf. Hij heeft vele tientallen, vooral Groninger kerken van instrumenten voorzien. De bedrijfsvoering is in 1920 gestaakt. Even verder aan Rijksstraatweg 14 in Glimmen staat het Van Oeckelenhof met een bakstenen beeld van Sint-Martinus van architect Egbert Reitsma. Deze architect, vooral bekend van expressionistische gereformeerde kerken, bouwde op nummer 342 zijn eigen woning, die hij ’t Fortje noemde. Het landhuis Voorveld op nummer 361 met een verleden dat tot 1778 teruggaat, is in 1919 vernieuwd naar ontwerp van K.P.C. de Bazel in een mengstijl van classicisme en zakelijkheid. Ook de bijgebouwen zijn van zijn hand. Er is langs de Rijksstraatweg een grote verscheidenheid aan villa’s gebouwd, voornamelijk uit de periode tussen 1910 en 1940, zoals Mimosa in vernieuwingsstijl uit circa 1910 en het dicht daarbij staande, eenvoudige Nostra Vota.

Harkstede is een wegdorp dat in de 12e eeuw op de zandrug van Duurswold, als meest westelijke van de zeven wolddorpen, is ontstaan. Tot in de 20e eeuw bleef de bebouwing beperkt tot de twee linten langs de Hoofdweg. De naam is waarschijnlijk afgeleid van de mansnaam Harke. In de 17e eeuw stonden hier Groot en Lutke Harestee. Bovendien lag hier het buiten Klein Martijn, dat in 1680 werd gekocht door het echtpaar Henric Piccardt en Anna Elisabeth Rengers. De ambitieuze Piccardt wist in Duurswold een vermogen aan vastgoed te verwerven en zo een machtspositie op te bouwen. Op Piccardts bevel is in 1691 de 13de-eeuwse kerk gesloopt en van 1692 tot 1700 een nieuwe kerk tegen de gehandhaafde 13de-eeuwse toren opgetrokken. Zij werd in laat-gotische trant gebouwd en zelfs van kruisribgewelven voorzien. Bovendien is de kerk onderkelderd, daar is het mausoleum voor het echtpaar PiccardtRengers en hun nageslacht. Zij lieten boven de deftige ingang met trappenvlucht op een grote gedenksteen hun namen en wapens achter. Ten westen van de kerk is in 2007 het nieuwe kerkelijk centrum De Graankorrel gebouwd. Het is bij de hoog oprijzende kerk een fascinerend contrasterende doos van rode steen met lichtspleten, glazen puien en lichtkoepels die inwendig een bijzondere sfeer scheppen.De Hoofdweg heeft een bebouwing van burger- en arbeidershuizen. De laatste verdwijnen voor en na om plaats te maken voor nieuwbouw. Aan de Scharmer zijde zijn ook een paar boerderijen te vinden. Nabij de bocht in de Hoofdweg rijst aan de Hamweg Stel’s Meuln op, een achtkante stellingkorenmolen uit 1851 en aan de andere kant is met de Appelhof een winkelcentrum gemaakt. Daarachter vindt aan de Dorpshuisweg een vernieuwende metamorfose plaats met moderne appartementsgebouwen en sportcentrum De Borgstee. Aan deze weg herinnert het nu als brandweerkazerne in gebruik zijnde station van de Woldjerspoorlijn aan het verleden.

Hebrecht is een jonge wegbuurschap met een agrarisch karakter, gelegen ten noorden van Bourtange en tussen het Ruiten-Aa Kanaal en de Duitse grens. Aan twisten tussen Groningen en het bisdom Münster (over het recht hebben) zou de streek zijn naam hebben te danken. Het was een gedeelte van het onbegaanbare hoogveengebied rond Bourtange en was een van de jongste veenontginningen van Groningen. Het veen werd in eerste instantie niet gewonnen, maar men bedreef landbouw op het bovenveen. Daartoe groef men de Noordelijke en Zuidelijke Hoofdwijk en daartussen, op gelijke afstanden, de dwarswijken. De eerste ontginningsfase werd door de Landbouwmaatschappij Westerwolde in 1914-1915 uitgevoerd, met inzet van onder meer Belgische oorlogsvluchtelingen. In 1934 was een tweede ontginningsfase noodzakelijk om de op 70 centimeter diepte zittende storende ijzerhoudende laag te verwijderen. Deze tweede fase werd door de Heidemij uitgevoerd, die een paar jaar later ook nog het Rhederveld in de gemeente Bellingwedde in cultuur bracht.Aan de S.W. de Clercqweg, waar in eerste instantie ontgonnen werd, lag voordat de boerderijtjes werden gesticht al de omstreeks 1880 aangelegde joodse begraafplaats. Het is een vrij grote dodenakker met ruim twintig graven. Sommige van de bescheiden boerderijen zijn tot woonboerderij verbouwd en op nummer 12 staat een grote boerderij met een dwarse uitbouw op de overgang van voorhuis en lange schuur. De boerderijen uit de tweede fase aan de H. Prinsenweg zijn niet van het in deze streken gangbare Oldambtster type, maar varianten op stelpen met steeds inpandige woonhuizen met dezelfde breedte als de schuren. Onderling zijn ze levendig gevarieerd door de ontwerpers B. en H.J. van Houten. Een topgevel, een dubbele topgevel, een afgewolfd dak, een dwarse uitbouw en nog meer verschillen geven de planmatige aanleg en bouw toch iets bijzonders. Aan de J. Buiskollweg in het oosten staan ook nog een paar boerderijen, waaronder op 12 een nieuwe variant van het Oldambtster type.

De buurschap Hefswal ten noorden van Uithuizermeeden is een jonge nederzetting die uit drie nagenoeg haaks op elkaar staande streken bestaat: de oost-west lopende Hefswalsterweg en de Langelandsterweg en het Lutjewegje die noord-zuid, richting Uithuizermeeden lopen. In de loop van de 19de eeuw groeide de buurschap als landarbeidersstreek. Een kerk is er niet gesticht, al heeft een particulier aan het Lutjewegje op een kampje land een miniatuurkerk gebouwd en een modelmolen getimmerd. Hefswal heeft wel een molen bezeten. Deze korenmolen was in 1883 gebouwd en is na buiten gebruik te zijn gesteld in 1948 deels afgebroken en in 1977 helemaal opgeruimd. Zo is het ook met de bedrijven en winkels gegaan; ze zijn verdwenen.De Hefswalsterweg is de hoofdontwikkelingsas en daar liggen verspreid enige grote boerderijen. Op de zuidoostelijke hoek van de kruising met de Langelandsterweg staan een boerderij met tweekapsschuur en een witgestukadoorde villa met inzwenkende geveltoppen uit ongeveer 1910. Oostelijker staat aan de overkant op een ruim erf boerderij Herzfeld, eveneens met een witgepleisterd voorhuis. Verderop staan nog een paar boerderijen en een huizengroepje.Iets compacter is de bebouwing ten westen van het kruispunt. Aan weerszijden ligt een buurt van arbeiders- en burgerhuizen, bijna afwisselend in schoon metselwerk en gestukadoorde vorm. Verderop is nog een keer een huizengroepje te zien, overigens gaat het om finke boerderijen. Eerst een kop-hals-romp met een villa uit circa 1910 en een witgepleisterde villa uit ongeveer 1915 met een nieuwe schuur. Even verder rijst Nieuw Ungersma op, een boerderij met een villa van circa 1930 en weer westelijker op nummer 47 een boerderij uit 1877 met een villavoorhuis uit 1921. Deze villa-boerderij heeft nog een originele roskarnmolen.De Langelandsterweg naar Uithuizermeeden is bebouwd met voornamelijk arbeiderswoningen, al zijn er een paar nieuwbouwwoningen en een boerderij te vinden. Het Lutjewegje toont een alleraardigst ritmisch geplaatste rij van uitsluitend arbeiderswoningen.

Heiligerlee is een wegdorp van middeleeuwse oorsprong. Het heette aanvankelijk Oosterlee. Het dorp ligt op het hoogste gedeelte van de zandopduiking van het zogeheten schiereiland van Winschoten en heeft niet te lijden gehad van stormvloeden. Omstreeks 1239 is hier het premonstratenzer vrouwenklooster Mons Sinaï gesticht. De naam Heiligerlee betekent: op de heilige heuvel. Bij het klooster vond op 23 mei 1568 de Slag van Heiligerlee plaats; het begin van de Tachtigjarige Oorlog. Graaf Adolf van Nassau van de Staatse en graaf van Aremberg van de Spaanse troepen zijn gesneuveld. Het klooster bleef gespaard. Het toen al opgeheven klooster is in 1624 bij een inval wel beschadigd geraakt. Daarna is het afgebroken; de laatste resten in de 18e eeuw.Op de plek van het klooster is in 1863 in het plantsoen in een fauwe bocht van de Provincialeweg een obelisk ter nagedachtenis aan de Slag geplaatst. Deze hield geen stand en in 1873 is het grote monument voor graaf Adolf opgericht. Het verbeeldt de dodelijk gewonde graaf aan de voeten van de Nederlandse Maagd. De groep op een hoge sokkel is ontworpen door kunstschilder J.H. Engelberger en architect P. Schenkenberg.In 1795 vestigde klokkengieterij A.H. van Bergen zich in Heiligerlee. Het bedrijf goot kerkklokken en carillons. Na vernieuwing van de fabriek in 1862 werden ook torenuurwerken en brandspuiten vervaardigd. Het bijna kloosterachtige bouwwerk kreeg in 1942 zijn klokkentoren en is nu klokkenmuseum. De dorpskerk, de in 1873 gebouwde Graaf Adolfkerk, is een gepleisterde zaalkerk met een klokgevel en een dakruiter. De oudere dorpsbebouwing staat voornamelijk langs de Provincialeweg en bestaat uit arbeidershuizen en burgerwoningen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Op nummer 64 is een kleine Oldambtster boerderij te vinden, aan Halteweg 5 ligt een grote met een breed voorhuis met omlijste middenpartij.Op de hoek van de Halteweg staat een fraai expressionistisch pand met hoektorentje uit circa 1930.

Hellum is een wegdorp dat in de eerste helft van de 12e eeuw is ontstaan op de zandrug van Duurswold. Het lag tussen de klei- en de moerassige veengebieden. De familie Menolda had het in Hellum vanaf de 13e eeuw voor het zeggen en bezat hier ook een borg. Dit huis kwam in de 15e eeuw in bezit van het geslacht Rengers. Van deze familie hangen in de kerk rouwborden, de oudste in de provincie. Aan het eind van de 18e eeuw is de sinds 1663 al niet meer bewoonde borg gesloopt.In een kleine bocht in de Hoofdweg staat op een verhoogd kerkhof de dorpskerk. Het bakstenen schip uit de eerste helft van de 13e eeuw verving een tufstenen schip van omstreeks 1100. Het diepe en uitwendig vijfzijdig gesloten koor met afwisselende lagen tufsteen en baksteen is in 1295 aan het schip toegevoegd. De gepleisterde toren dateert uit de middeleeuwen en kreeg in 1872 de bekroning met de lantaarn met ingesnoerde spits. De pastorie Helmheerd, een in 1882 gebouwde notabele woning, is aan de Hoofdweg 54 in neoclassicisme vormgegeven.In de buurt van de kerk kent de lintbebouwing van voornamelijk burger- en arbeiderswoningen aan de Hoofdweg enige verdichting. Huis Menalda op nummer 29 is in 1901 in neorenaissance gebouwd. Iets ouder is de gepleisterde notabele woning op 40 en op 82 staat een villa in vernieuwingsstijl. In dezelfde stijl is Populierenlaan 1. De molen uit 1798 is in 1945 door brand deels verwoest; er is een woning in ondergebracht. Oldambtster boerderijen zijn vooral aan de oostelijke en westelijke fanken te vinden. De oudste ligt aan Hoofdweg 27, daterend uit de 18e eeuw met een gepleisterd uiterlijk van omstreeks 1870. Op 2 staat een kleine met een aangebouwde stookhut van omstreeks 1850. Verder liggen ze op de nummers 11, 20, 23 (met fraaie middenpartij), 30, 34, 75, 92 en 107 (met sierlijk pleister).

Heuvelderij is een kleine buurschap die uit een zestal huizen bestaat en waarschijnlijk pas aan het eind van de 19de eeuw is ontstaan. Het buurtje ligt ten noorden van Roodeschool en tussen de slaperdijken Uithuizer Polderdijk en Middendijk. Men heeft niet eens de moeite genomen een behoorlijke coupure in de Middendijk te maken. Het pad ernaartoe, nu een geasfalteerd weggetje, is geleidelijk in de dijk gesleten. De buurschap dankt haar naam aan een ooit hier wonende familie Heuvel. Een wierde of andere verhoging in het vlakke land is niet te bespeuren. Op een gemeentekaart van 1867 heette het buurtje overigens Mosselderij.Voor liefhebbers van weidsheid is de plek aantrekkelijk. Met de buurschap Valom, vier kilometer westelijker achter de Uithuizer Polderdijk, is dit het noordelijkste buurtje van het Nederlandse vasteland. Ten noorden van deze dijk liggen de Eems- en Emmapolder, onbebouwde akkergebieden met alleen, bij de dijken, lange reeksen grote turbines van het grootste windmolenpark van het land.Ten noordoosten ligt het haven- en industriegebied van de Eemshaven. Het contrast met Heuvelderij kan bijna niet groter zijn. Hiertussenin doet de uit 1897 daterende poldermolen Goliath zijn best om wat geschiedenis van de polders te vertellen.De woningen bestonden oorspronkelijk uit een voorhuis dat achter een krimp bij de woonkamer doorschietende daken heeft die een schuur vormen. Eigenlijk zijn het boerderijen van het kleinste type of arbeiderswoningen met schuur om zelf nog wat klein vee of een paar koeien te houden. Deze oude landarbeiderswoningen worden geleidelijk getransformeerd tot kleine buitentjes.

Heveskes is een wierdedorp dat dateert uit de middeleeuwen. Het heeft vlak achter de Eemsdijk bij de bocht van Watum veel stormvloeden overleefd en oorlogsgeweld doorstaan, maar het mocht de 21ste eeuw niet halen. Het hele dorp is net als Oterdum in de jaren zeventig van de 20e eeuw opgeofferd voor de aanleg van uitgestrekte industriegebieden tussen het buitengaats aangelegde Zeehavenkanaal en de Oosterhornhaven ten oosten van Delfzijl. Tot voor enige jaren resteerden van het dorp alleen nog de kerk en een boerderij. De laatste is onlangs eveneens gesloopt, de eenzame kerk achterlatend. Het levert een nogal dramatisch beeld op, want de ontwikkeling van de grootschalige industrie is gaan haperen en maar heel geleidelijk breiden de chemische fabrieken met hun futuristische structuren stukje voor beetje uit. Zo staat de kerk in een desolate omgeving bij wat oude bomen- en struikengroepen.De geschiedenis van het kerkgebouw is op zich al dramatisch. Omstreeks 1200 zal een forse toren zijn verrezen, waarna de kerk verderop in de 13e eeuw is gebouwd. De toren is later verticaal in tweeën gespleten en de kerk leed in 1584 ernstige oorlogsschade. Het godshuis is in de jaren tussen 1595 en 1604 aan de zuidzijde versmald en ook nog verkort. In opdracht van leden uit de belangrijke families Rengers, Bentinck en Tjarda van Starkenborch werd de toren in 1780 herbouwd. De oostmuur van de oude toren werd de basis van de nieuwe die een ingesnoerde naaldspits kreeg. In de laatste maand van de Tweede Wereldoorlog kreeg de kerk het tijdens de hevige strijd rond Delfzijl opnieuw zwaar te verduren. Geleidelijk verval volgde en in de jaren zestig stond de kerk er verwaarloosd bij. Zij heeft enkele gedeeltelijke opknapbeurten ondergaan, maar het meubilair is elders terechtgekomen. Het kerkje is zo een navrant monument tegen de hoogmoed.

Hoeksmeer is een agrarische buurschap bij het drooggelegde gelijknamige meertje. De groep boerderijen ligt ten zuiden van Garrelsweer en heeft vanouds ontsluiting naar dit dorp via de Oude Wijmers richting het Damsterdiep. Nabij het in 1876 gegraven Eemskanaal loopt het Katerhalstermaar nu dood. Het Hoeksmeer van 32 hectare is drooggelegd en behoort tot de laagstgelegen gebieden van Groningen, zo’n anderhalve meter beneden NAP.De grote boerderij op de oostelijke hoek bij de driesprong van de Hoekmeersterweg en de Meedenweg draagt de naam Hoeksmeer. Het is een omstreeks 1950 van rode Groninger baksteen gebouwde klassieke kop-hals-rompboerderij met een dubbele schuur in verschillende formaten. Er zijn nieuwe schuren bij gebouwd, waardoor het een fink agrarisch complex is geworden. Ertegenover staat een boerderij, met een dubbele schuur en een voorhuis met zadeldak en expressionistische details, die in de jaren dertig gebouwd zal zijn. Aan de Meedenweg, richting de Garrelweerster Kloosterpolder en Wittewierum, staat boerderij Eben Haëzer.Halfweg Garrelsweer ligt aan de Oude Wijmers nog een kleine boerderij van omstreeks 1870 met een voorhuis met zoldervensters onder een afgewolfd dak. Aan de noordoostkant van de Hoeksmeersterpolder staat aan de Oude Wijmers de poldermolen Meervogel, een rietgedekte, achtkante bovenkruier op veldmuren, die hier in 1801 is gebouwd om de polder te bemalen.In 1985 is hier bovendien het gemaal Katerhals gebouwd, dat vanuit het lage gebied een opvoerhoogte van twee meter heeft. Het is een vriendelijk gebouw dat oogt als een gekoppeld paar hoge huisjes met topgevels en een doorlopende glazen pui op de begane grond. Het Hoeksmeer is nu een door Staatsbosbeheer als natuur- en vogelgebied beheerd gebied van 60 hectare. Het is niet toegankelijk, maar vanaf de weg rond het Hoeksmeer in zekere mate wel te ervaren.

Holwierde is een wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan op een oeverwal die kunstmatig is verhoogd. Oostelijk lag de wierde Katmis. Hier zou Hathebrand, in 1183 de stichter van het dubbelklooster Feldwerk of Oldenklooster ten noordwesten van Holwierde, hebben gewoond. Holwierde wordt in 1247 voor het eerst genoemd. Oude namen zijn Halwirth en Halfwirth. Het dorp kreeg in de late middeleeuwen een goede verbinding over het water door de Groote Heekt richting het Damsterdiep. De wierdebuurt Katmis groeide in de loop van de 19de eeuw aan Holwierde vast.Het dorp heeft zeer geleden van het oorlogsgeweld in de laatste maand van de Tweede Wereldoorlog. Veel bebouwing dateert van na deze dramatische maand. Bij Holwierde heeft tot in de 17e eeuw de borg Eisingeheem gestaan die toen vervangen is door een boerderij. Deze is in de laatste oorlogsmaand vernietigd.Al eerder is het hoogtepunt van het dorpssilhouet verloren gegaan. Net als in Onstwedde en Schildwolde stond hier een zogenoemde juffertoren. Deze van Holwierde was met zijn hoogte van 203 voet, dat is ruim 60 meter, een baken voor zeevarenden op de Eems. In 1806 is de stenen helmspits van de toren afgehaald en in 1836 stortte hij in. Nadat de resten in 1855 waren opgeruimd, is het huidige geveltorentje op de westgevel geplaatst. De aan SintNicolaas gewijde kerk bestaat uit een romaans schip uit de 11e eeuw dat in de 14e eeuw een romano-gotische dwarsbeuk en een gotisch koor kreeg. De kerk bezit onder de deels overwelfde ruimte bijzonder meubilair, onder meer een laatgotisch houten oxaal.De bebouwing van de Hoofdweg, Fivelweg, Gedempte Haven en Nansumerweg is niet oud. Voorzover deze na oorlogsschade niet is vervangen, dateren de woningen uit de periode rond 1900. Alleen aan de zuidelijke en noordelijke uitlopers van de hoofdweg staan burgerwoningen en villa’s in expressionistische trant uit de jaren dertig.

Hongerige Wolf is een dijkdorp dat na het leggen van de Oudedijk in 1657 is ontstaan. In de late middeleeuwen boorde de zee zich diep in het Oldambt en zo ontstond de Dollardboezem. Vanaf de 17e eeuw is door het leggen van dijken land op de zee heroverd. Venig moerasbos was door de zee weggeslagen, kleiland kon worden gewonnen. Na de Hamdijk was de Schanskerdijk in de oostelijke arm van de Dollardboezem in 1657 de tweede dijk waarmee land werd ingepolderd. De dijk liep vanaf de in 1628 gestichte Nieuweschans, via de route waar nu de dijkbuurschappen Drieborg, Oudedijk, Kostverloren, Hongerige Wolf en Ganzedijk liggen, naar Finsterwolde. Hiermee ontstond de Schanskerpolder. Aan de westelijke zijde volgden in 1769 de Oostwolderpolder en in 1819 de Finsterwolderpolder. In 1862 kwam de Reiderwolderpolder tot stand en in 1929 werden de inpolderingen afgesloten met de Carel Coenraadpolder. De Schanskerdijk kreeg toen de naam Oudedijk.Op en nabij de dijken ontstonden buurschappen voor het arbeidersvolk. Bij Hongerige Wolf, de naam is waarschijnlijk te danken aan een vroegere herberg, is de dijk nog goed te ervaren. Aan de oostzijde liggen in de diepte van de oude polder een paar keuterijen en woningen, maar de meeste bebouwing staat hoog langs de dijk. Hier vinden we twee groepen gave arbeiderswoningen met krimp, G. Gernaatweg 5, 6 en 7 en aan dezelfde weg de nummers 25 tot 35. Oostelijk staat nog enige bebouwing nabij het Hoofdkanaal, waaronder een oude boerderij met krimp en het in 1972 gebouwde gemaal Hongerige Wolf, dat toen acht andere gemalen overbodig maakte. Het is een blokvormig gebouw, waarvan de van antracietkleurige baksteen gemetselde muren reliëf laten zien van uitstekende koppen. In het Hoofdkanaal ligt noordelijker een fraaie spuisluis met vloedwaterkerende functie. Deze is in 1924 geslagen en op de dijk voorzien van een frêle rolbrug voor voetgangers.

Hoogezand is een veenkoloniaal dorp, in 1618 door de Stad gesticht. In de 15e eeuw werd in de omgeving van Hoogezand turf gewonnen door het klooster Essen bij Haren. Na de hervorming kwamen deze kloosterbezittingen aan de provincie en deze gaf in 1604 een compagnie van Utrechters octrooi om de venen te ontginnen. De Stad maakte er een kwestie van en de vergunning werd overgedragen. Het werd groots aangepakt. Vanaf de Hunze bij Waterhuizen werd vanaf 1618 een kanaal in oostelijke richting gegraven, eerst naar Foxhol, later naar Zuidbroek, waarbij het intussen drooggelegde Sappemeer werd doorgraven. Dit werk was in 1628 voltooid.Langs het kanaal, het Winschoterdiep, vormden zich de nederzettingen Hoogezand (zandige hoogte) en Sappemeer. Aan het diep woonden arbeiders en veenbazen; er kwamen ook werkplaatsen van allerlei aard en werven voor turfschepen. In 1669 werd bij de kruising van het Winschoterdiep en de Kerkstraat met geld van de Stad een witgepleisterde zaalkerk, de Damkerk, gebouwd die in 1734 werd uitgebreid.Daarbij kwam ook de uitbouw aan de westzijde tot stand. In 1728 was haaks tegen de kerk de pastorie gebouwd, een gepleisterd pand met een verhoogde middenpartij. Het hoge tentdak van de kerk werd in 1926 aangebracht. Voor het al in 1668 op enige afstand van de kerk in gebruik genomen kerkhof is in 1783 een toren gebouwd. Het is een opmerkelijk bouwwerk omdat het met zijn bekroning met vier frontons voor een gedrukt dak een eigenzinnige interpretatie toont van de Lodewijk XVI-stijl.In het midden van de 18e eeuw nam de betekenis van de veenderijen af. De inwoners wisten de bakens te verzetten. Op de in cultuur gebrachte landerijen werden boekweit, bonen en knollen verbouwd. Vooral voor de verbouw van het nieuwe gewas aardappelen was de omgeving geschikt. Aan het diep schakelden de werven over van de bouw van turfschepen naar die van zeeschepen. De scheepvaart kwam tot bloei. Aardappelen werden bijvoorbeeld naar Duitsland verhandeld.Tegen het einde van de eeuw taanden deze activiteiten, maar Hoogezand kwam vanaf het midden van de 19de eeuw opnieuw tot bloei, vooral dankzij de agrarische industrie. De eerste aardappelmeelfabriek kwam weliswaar in Foxhol, maar de tweede, Tonden, kwam in Hoogezand. In 1869 opende hier de eerste strokartonfabriek van het land. Met het begin van de bouw van ijzeren schepen, omstreeks 1880, verplaatsten de scheepswerven zich in westelijke richting, naar Martenshoek en Foxham.De bedrijvigheid had een finke bevolkingsgroei tot gevolg. Aan weerszijden van het Winschoterdiep rekten de steeds compactere bebouwingslinten zich uit. Hoogezand en Sappemeer groeiden aan elkaar vast. Het voormalige raadhuis van Hoogezand, tegenover de kerk op Hoofdstraat 31, is een in neostijl gebouwd herenhuis, in 1887 verbouwd met een klokkentorentje op de middenpartij.Nadat de twee koloniedorpen in de Franse tijd kortstondig één gemeente hadden gevormd, kwam de echte fusie pas in 1949. Voor de oorlog zijn de woonwijken Westerpark en Oosterpark uitgelegd. Na de oorlog werd het Winschoterdiep verbeterd door verdieping, verbreding en omlegging. Het nieuwe kanaal kwam noordelijker te liggen en de oorspronkelijke gedeelten heetten voortaan het Oude Winschoterdiep. Hierdoor konden Hoogezand en Sappemeer zich in noordelijke richting uitbreiden. Tussen 1960 en 1980 is het Oude Winschoterdiep gedempt, waardoor ondanks de behoorlijke inrichting van het brede profel van de Hoofdstraat het veenkoloniaal karakter verloren is geraakt.Aan deze Hoofdstraat staat een aantal representatieve woonhuizen, zoals de forse villa met hoektoren in gepleisterde neoclassicistische stijl op nummer 87-89, het herenhuis Buitenlust (93), de neoclassicistische notabele woning (111) en de eclectische uit 1875 (115). De woning op 161 is sierlijk in neorenaissance gedecoreerd, 265 is een villa in vernieuwingsstijl van omstreeks 1905 en op nummer 121 is zelfs een villa in de stijl van het Nieuwe Bouwen te vinden. De afgelopen tientallen jaren is Hoogezand naar het zuiden uitgebreid. Daar kwamen ten oosten van de Kerkstraat het nieuwe gemeentehuis en het fraaie winkelcentrum De Hooge Meeren.

Het streekdorp Hoogkerk is in de vroege middeleeuwen ontstaan op een rug, een uitloper van de Hondsrug. Aan deze ligging heeft het zijn naam te danken. Het is lang een bescheiden dorp gebleven waarvan de inwoners op tamelijk kleinschalige wijze veeteelt en landbouw bedreven. De gemeenschap had voldoende draagkracht om in de 13e eeuw een kerk te bouwen. De kerktoren is in 1514 tijdens een strijd tussen Groningers en Saksers vernield. Tijdens de restauratie van 1967 is de westelijke schiptravee vernieuwd en een nieuwe sluitgevel aangebracht. De dakruiter dateert van 1835. Het schip en het koor bezitten fraaie rondboogfriezen en geprofleerde ingangen.Vanaf 1850 was sprake van een kentering. Het dorp lag gunstig aan het Hoendiep waarmee Groningen met het westen was verbonden en in 1866 raakte het door de spoorverbinding nog beter ontsloten. Vooral aan het Hoendiep gingen bedrijven zich vestigen. In 1896 stichtte de mega-ondernemer J.E. Scholten de NV NoordNederlandsche Beetwortelsuikerfabriek. Deze impuls werd in 1913 gevolgd door strokartonfabriek De Halm, de grootste fabriek in zijn soort in Europa. Hoogkerk werd in enkele tientallen jaren een arbeidersdorp, dat in de tussenoorlogse jaren ten zuiden van het Hoendiep aanmerkelijk uitbreidde met arbeiderswoningen. De Halmbuurt is een karakteristiek voorbeeld.Voor de strokartonfabriek is een hele buurt gesticht met tientallen arbeiderswoningen, grotere woonhuizen voor hoger personeel en zelfs een directeurswoning. Na de oorlog is de volkshuisvesting ten zuiden van de spoorweg versneld voortgezet.De sporen van oude bebouwing zijn vooral aan de oude ontwikkelingsas van de Kerkstraat te vinden. Aan de noordelijke kade van het Hoendiep is de kentering te zien met grootschaliger bouw uit de jaren rond 1900. Daar staat ook het voormalige raadhuis van omstreeks 1880 met een uitbreiding uit 1903. Tot 1969 viel de dorpenreeks aan de oostfank van Groningen nog onder de gemeente Hoogkerk. Aan weerszijden van de middenzone rijzen de fabriekscomplexen nabij het Hoendiep op.

De buurschap Hoornsedijk is vanaf het midden van de 18e eeuw ten westen van het Hoornsediep, de uitloper van de Drentsche Aa, ontstaan als vervenersnederzetting met verspreid staande, bescheiden woningen. Daar lag moerasbos Het Neerwold. Vanaf 1740 gingen Friese verveners er veen winnen. Ze vestigden zich aan de Hoornsedijk en later ook aan de huidige Meerweg. Omstreeks 1830 had de waterplas die de verveners achterlieten de huidige omvang bereikt. Aan de Hoornsedijk werd daarna kleinschalige tuinbouw bedreven. Omstreeks 1900 ontdekten de inwoners van de Stad de recreatiemogelijkheden van het Paterswoldsemeer. Zomerhuisjes en voorzieningen kwamen vooral aan de zuidwestzijde van het meer. De Hoornsedijk bleef grotendeels ongemoeid. De plas is met de Hoornse Plas en het Hoornse Meer in de jaren zeventig aanzienlijk uitgebreid.Aan de oostzijde van het meer is in 1927 de Nijeveensterwiek met een schutsluis naar het Hoornsediep geschikt gemaakt voor de scheepvaart. Nabij de sluis staat molen De Helper, een houten bovenkruier op veldmuren die in 1863 is gebouwd voor de polder Helpman en in 1971 naar hier is verplaatst. Aan de Meerweg verwijst een tot woning verbouwde rij vervenerswoningen uit de eerste helft van de 19de eeuw nog naar de tijd dat het landschap hier vorm kreeg. Verder staan aan de oostzijde van de Meerweg voornamelijk villa’s en herenhuizen van omstreeks 1930, aan de westzijde zien we vooral voorzieningen voor waterrecreanten.Ondernemer Jan Evert Scholten zag al vroeg de genoegens van het Paterswoldsemeer en liet in 1908 het houten paviljoen bouwen dat nu bekend staat als het Theehuis. Acht jaar later werd het kloeke clubgebouw van de Vereniging Watersport Paterswolde gebouwd. Het door A.W. Kuiler ontworpen gebouw heeft voor het uitzicht de belangrijkste functies op de verdieping met aan de voorzijde een trappenvlucht en aan de zijde van het meer een breed terras. Van even later is de reeks van zeven houten boothuizen.

De oorsprong van het streekdorp Hornhuizen ligt in de 10e eeuw, toen de eerste bewoners zich vestigden bij de samenkomst van twee kwelderwallen bij de zee. Hornhuizen is te verklaren als: huizen op een hoek land. De zuidelijke kwelderwal die via de Kruisweg en de Kloosterburen naar de Molenrij loopt, werd de belangrijkste ontwikkelingsas. Deze heet in het dorp Tammingastraat, genoemd naar de in 1343 voor het eerst genoemde borg Tamminga. In deze in 1803 gesloopte borg hebben de geslachten Tamminga en Meckama geresideerd.Van de noordelijke kwelderwal die boven Hornhuizen naar het (zuid)westen naar Vierhuizen loopt, werd aan het einde van de 12e eeuw gebruik gemaakt om een dijk te leggen, onderdeel van de eerste complete indijking van Noord-Groningen. Aan de binnenzijde van deze Oude Provinciale Dijk, aan de Dijksterweg en de Ommelanderweg, kwam een reeks boerderijen tot stand. Er liggen kolken als sporen van dijkdoorbraken, bijvoorbeeld bij boerderij Westerhorn, waar de dijk omheen is getrokken. In 1718 is de dijk hersteld, verhoogd en hier en daar enigszins verlegd.Bij de kruising van de Breweelsterweg en de hoofdstraat, de Tammingastraat, is in 1247 een kerk gesticht. Deze is in 1850 vervangen door de huidige driezijdig gesloten, eenvoudige zaalkerk. Van de laat-gotische toren met traptoren is het bovenste gedeelte in 1815 ingestort, waarna in 1818 de huidige bekroning is gebouwd, een lantaarnkoepel op een kubusvormig basement die met gele en rode kleuren Hornhuizen van verre kenbaar maakt. In de kerk liggen graven van de Tamminga’s en de Meckama’s, waaronder een koperen grafplaat uit 1498.Ruim naast de kerk staat de in 1870 in fraaie mengstijl gebouwde pastorie op een hoog erf. Even verder aan de overkant van de Tammingastraat staat in de breedte het in het midden van de 19de eeuw gebouwde voormalige armenhuis met afgewolfd zadeldak en karakteristieke, grote rondboogvensters. De lintbebouwing aan deze straat vertoont veel variatie, van eenvoudige dwarsgeplaatste woninkjes tot kleine villa’s in fraaie neorenaissancestijl.

Houwerzijl is een streekdorp dat zijn naam dankt aan een uitwateringssluis naar het Reitdiep. De sluis zou al in 1370 zijn geslagen nadat een oostelijker exemplaar tijdens de Allerheiligenvloed zou zijn vernield. De sluis werd als gevolg van dichtslibbing onbruikbaar en is in 1717 buiten gebruik gesteld, de uitwateringssloot werd afgedamd. De Houwerzijlstervaart bleef naar het noorden wel de verbinding vormen richting Leens. Deze vaart komt nu uit in het Hunsingokanaal.Het valt te betwijfelen of in de 14e eeuw al sprake was van een nederzetting. Wel behoorde de gemeenschap kerkelijk al vroeg tot het noordelijk gelegen en nu verdwenen wierdedorp Vliedorp. Daar werden de doden op het kerkhof begraven. De Vliedorper kerk is in 1695 afgebroken en de pastorie is eveneens verdwenen. De Houwerzijlsters kerkten voortaan in Niekerk. Het kerkhof bleef. Het wordt Olle Weem genoemd en bevat nog een klein aantal grafzerken. In 1868 kreeg Houwerzijl meteen ten noorden van de dorpsrand een eigen begraafplaats.In de 18e eeuw woonden hier nogal wat mennisten, maar ze beschikten niet over een eigen kerkgebouw in het dorp. In deze en de 19de eeuw bestond de bevolking vooral uit landarbeiders die op de grote boerderijen in de omgeving werkten. Er woonden bovendien enkele schippers, neringdoenden en ambachtslieden.In 1862 werd in Houwerzijl een kerk voor de afgescheidenen gebouwd, een kerk die in 1906 en 1915 is verbouwd en uitgebreid. Het front met toren vertoont de overgangsstijl van begin 20e eeuw. De voormalige kerk dient met de neoclassicistische pastorie uit 1870 als theemuseum en theeschenkerij.De kerk in de Hollemastraat, die kort na de oorlog in traditionalistische trant is gebouwd, heeft ook haar oorspronkelijke functie verloren. Tussen de vriendelijke, gevarieerde bebouwing van de Hoofdstraat valt de hoek bij de Gangstraat op: een kleurig expressionistisch voormalig winkelpand met afgeronde hoekpartij en een woonhuis met geaccentueerde geveltop en boegvormige erker.

Huizinge is een wierdedorp met een nog steeds herkenbare rechthoekige structuur uit de vroege middeleeuwen. Het dorp komt al in de 8ste eeuw in bronnen voor als Hustinga, later ook als Husdingen, waarbij ‘dinge’ de betekenis van nieuw land heeft. De kerk staat op de hoogste plek, aan de kant waar de wierde sterk is afgegraven.Van het romano-gotische schip en het koor van de aan Johannes de Doper gewijde kerk uit het tweede kwart van de 13e eeuw is vooral het rondgesloten koor sierlijk uitgevoerd. Deze heeft lisenen en licht spitsbogige vensters met kraalprofelen. Ronde nisjes en een rondboogfries worden door pleistervullingen geaccentueerd. De robuuste, lage toren met tentdak dateert uit de 14e eeuw. Van het fascinerende interieur zijn de gewelfschilderingen uit de bouwtijd en de late gotiek van betekenis.De wierde bezit, vooral aan de noordzijde, een evenwichtige, tamelijk compacte en opvallend oude bebouwing. Veel woningen aan de Hoofdstraat en de Torenstraat dateren uit de eerste helft van de 19de eeuw. Ze staan in de breedte of met afgewolfde geveltoppen naar de straat. In de schilderachtige Mariastraat is in 1835 een dwarse rij diaconiewoningen tot stand gekomen en in de Torenstraat staat de vrij gave dorpsschool uit 1877 die nu als dorpshuis in gebruik is.Van de borg Fraam zijn geen sporen meer te vinden, het gebouw is waarschijnlijk in 1738 afgebroken. Op Fraam woonde het geslacht Coenders, onder wie de alchemist Berend Coenders. Ten noorden van de wierde staat de imposante kop-hals-rompboerderij Melkema, de kern van het voorhuis dateert nog uit de 17e eeuw. Melkema, stamhuis van de Huizinga’s, was een plek van samenkomst voor doopsgezinden. Aan de andere kant van de wierde ligt de grote Eenkemaheerd met een dwarshuis en dubbele kapschuur van omstreeks 1880. Aan de E.I. Ubbensweg vinden we de begraafplaats met een opvallend baarhuisje.