Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Ganzedijk is een dijkdorp dat na het leggen van de polderdijk in 1657, de Schanskerdijk, op en aan de dijk is ontstaan. In de late middeleeuwen brak de zee tot diep in het Oldambt en zo ontstond de Dollardboezem. Vanaf de 17e eeuw is door het leggen van dijken land op de zee heroverd. Venig moerasbos was hier weggeslagen en er kwam opgeslibd kleiland voor terug. De Schanskerdijk was in de oostelijke arm van de Dollardboezem in 1657 de tweede dijk waarmee land werd ingepolderd. De dijk liep vanaf de in 1628 gestichte Nieuweschans via de route waar nu de dijkbuurschappen Drieborg, Oudedijk, Kostverloren, Hongerige Wolf en Ganzedijk liggen richting Finsterwolde. Aan de westelijke zijde volgden in 1769 de Oostwolderpolder en in 1819 de Finsterwolderpolder. De Schanskerdijk kreeg toen de naam Oudedijk.Voor het in cultuur brengen van het vruchtbare gewonnen land waren veel arbeiders nodig en dat deed nabij de dijken buurschappen ontstaan. Ganzedijk is vooral gegroeid door het in cultuur brengen van de Finsterwolderpolder vanaf 1819. Er stonden veel arbeiderswoningen uit de 19de eeuw die omstreeks 1950-1960 zijn vervangen door nieuwe woningen, waarvan de vroegste aan de H.R. Remmersweg nog een slaapzolder kregen, maar die aan de G. Gernaatweg en J.P. Nuusweg een slaapverdieping, een grote verbetering in de volkshuisvesting.Aan de Ganzedijk staan oudere, soms opgeknapte arbeiderswoningen, keuterijen met krimp en ook een aantal nieuwbouwwoningen. Boerderij Ganzedijk op 44 valt op met zijn robuuste voorhuis uit circa 1890. Het heeft siermetselwerk en een middenpartij met portiek en bekroning van een fronton. Even ten oosten van het dorp, aan de Finsterwolderhamrik 18 trekt bij een boerderij de gepleisterde villa de aandacht: gebouwd in chaletstijl met een elegant baldakijn bij de deur. Op Ganzedijk 71 rijst nabij het restant van het Beersterdiep de koren- en pelmolen uit 1868 op, een met hout beklede stellingmolen met een bakstenen onderbouw.

Garmerwolde is een dijkdorp dat omstreeks 1200 is ontstaan op een oeverwal waar een dijk overheen werd gelegd. Er was in de 9de eeuw al bewoning; sporen van twee bescheiden huisterpen zijn aanwijzingen daarvoor. In de middeleeuwen had het vrouwenklooster Germania van Thesinge hier belangrijke bezittingen. Dankzij het zuidelijk langs het dorp gegraven Damsterdiep kreeg het goede verbindingen en aan dit diep is een waterbuurt gegroeid.De kerk is in het derde kwart van de 13e eeuw in een buitengewoon rijke romano-gotische stijl gebouwd. Het was een kruiskerk, maar het schip is in 1859 wegens bouwvalligheid gesloopt. Het muurwerk vertoont in twee registers nissen met siermetselwerk in verschillende patronen en vensters met kraalprofelen. De gewelven binnen hebben fraaie schilderingen. De vrijstaande toren aan de weg dateert ook uit de 13e eeuw.De Dorpsstraat heeft aan weerszijden bebouwing van vrijstaande woningen, waarvan de meerderheid uit de eerste helft van de 20e eeuw dateert. Enkele die met een wolfskap naar de weg staan zijn wat ouder. Hetzelfde geldt voor de twee boerderijtjes met krimp op 43 en 45. Nummer 57 met een hoge topgevel is het oudste pand: 1803. Op 33, 41 en 58 zijn notabele woningen met middengang te vinden en op 67 prijkt een neorenaissance villa.Aan de Oude Rijksweg kijkt een gevarieerde bebouwing uit op het Damsterdiep. Café annex dorpshuis De Leeuw dateert van omstreeks 1900. Verder staan er voornamelijk woningen uit de eerste helft van de 20e eeuw. De voormalige keuterij op 29 is ouder. Aan de overkant van het diep, bereikbaar over een draaibrug, liggen een paar woningen, een boerderij met krimp en de romp van een houtzaagmolen. Aan de Rijksweg, voorbij het buurtje Zevenhuisjes, rijzen in een dichte boomzoom de in 1876 gebouwde kalkovens op van de in 1976 gesloten fabriek De Merapie. Ze zijn gekoppeld en tot woning ingericht.

Garnwerd is een wierdedorp met een langgerekte structuur dat in de middeleeuwen is ontstaan ten westen van de Hunze, het latere Reitdiep. Toen deze waterloop in 1629 werd rechtgetrokken en verlegd, kwam het dorp onmiddellijk aan dit belangrijke vaarwater van Groningen naar de Lauwerszee te liggen. Door de scheepvaart bloeide het dorp op met allerlei voorzieningen. De bebouwing verplaatste zich gedurende de 18de en 19de eeuw in de richting van de gekanaliseerde rivier. Aan de drukte kwam een einde toen de Stad met het nieuw gegraven Eemskanaal in 1876 een betere verbinding met zee kreeg. Over land lag het dorp vrij geïsoleerd. Over het Reitdiep werd een veerdienst onderhouden richting Winsum.De Sint-Ludgeruskerk staat midden op de aan de noordzijde scherp afgegraven wierde en het kerkhof is door een ijzeren hek omgeven. Het vijfzijdige koor, met aan de halfronde binnenzijde vijf ondiepe spitsboognissen, is in het begin van de 13e eeuw tot stand gekomen en het schip dateert uit het eind van de 14e eeuw. Koor en schip worden geschoord door korte wigvormige steunberen. De grote rondboogvensters zijn uit de 18de of 19de eeuw. De forse zadeldaktoren is in 1738 deels ingestort en in 1751 herbouwd. Tegenover de toren staat een voorname pastoriewoning.Tot 1933 werd de verbinding met Winsum onderhouden door een veer. In dat jaar werd over het Reitdiep een klapbrug gelegd. In de coupure van de dijk staat een schotbalkenhuisje.De geïsoleerde ligging van het dorp werd helemaal opgeheven toen in 1938 de vaste brug over het Aduarderdiep gereedkwam. In 1851 verrees op de Reitdiepsdijk De Meeuw, een stellingkorenmolen op een bakstenen onderbouw en omstreeks 1870 kwam er een caféveerhuis, een tweelaags pand van eenvoudige voornaamheid. De smalle en schilderachtige Burgemeester Brouwersstraat wordt gefankeerd door bescheiden 18de- en 19de-eeuwse woningen en ook aan de Hunzeweg, minder een eenheid, staat een aantal aardige woningen.

Garrelsweer is een vroeg-middeleeuws vaartdorp aan de Delf, de voorganger van het kanaal Damsterdiep, en was al in de 11e eeuw een belangrijke plaats. Het dorp kreeg namelijk in 1057 een aantal rechten – van munt, markt en tol – waardoor het tot een stad had kunnen uitgroeien. Later in de middeleeuwen is het door het nabijgelegen Loppersum in belang overvleugeld. De langgerekte bebouwingslinten zijn zowel aan de Rijksweg aan de noordzijde als aan de Stadsweg ontstaan.De dorpskerk kwam, ter vervanging van een ouder bouwwerk, in 1912 tot stand. De slanke kerk met een eveneens slanke toren met dwarsgeplaatst zadeldak heeft traditionele hoofdvormen, maar is in detail vrij zakelijk uitgevoerd. Het vrij hoge kerkhof bevat reeksen gebeeldhouwde zerken. De gereformeerde kerk is in 1908 tot stand gekomen met een slanke geveltoren met spits. Het gebouw staat nabij de verkeersbrug over het Damsterdiep, waar ook café De Brug aan het water ligt. Aan deze kant van het dorp staat aan weerszijden van de Stadsweg gevarieerde bebouwing van ongeveer 1880 tot de jaren vijftig.Aan de Trekweg op de noordelijke oever, bij de houten klapbrug, is de gevarieerde bebouwing van bescheiden woningen compact. In dit westelijke gedeelte staan ten zuiden van het diep aan de Stadsweg woningen en enkele interessante boerderijen, zoals nummer 45 met een uitgebouwd zomerhuis met een driezijdige sluiting uit ongeveer 1860 en de enkele tientallen jaren jongere boerderijen op de nummers 44 en 18 met neoclassicistische voorhuizen.Ten zuidoosten ligt de omstreeks 1868 gestichte steenfabriek Enzelens die in 1969 werd gesloten. De droogloodsen liggen aan de Stadsweg. Aan de rand van het dorp, Stadsweg 124 en verder, zijn arbeiderswoningen te vinden. De grote boerderij Tjassenheerd met een in neorenaissance sierlijk gepleisterd voorhuis uit 1874 vormt met de fabriek ernaast een fascinerend contrast. De mooiste boerderij, Wester Enzelens in goed verzorgde neorenaissance uit 1883, staat aan de andere kant van het dorp aan de Wijmersweg.

Garreweer en Oling zijn boerenbuurschappen ten zuidwesten van Appingedam. Garreweer is oorspronkelijk een buurt langs het Damsterdiep. Er stond in een steenhuis, een sterke borg, waarover vanaf de 14e eeuw vermeldingen zijn. In 1727 is dit steenhuis vervangen door een eenvoudig landhuis. Een kleine eeuw later moest het landhuis weer ruimte maken voor een boerderij. Deze is in 1932 door brand vernietigd en vervolgens kwam er een heel nieuwe boerderij met een dubbele schuur en een huis in eenvoudige expressionistische vormen die nog steeds ’t Huis Garreweer’ wordt genoemd. De naam Appelborg, gegeven aan een van de huidige huizen, was mogelijk de naam van het hiervoor genoemde landhuis. Nu staat nabij het Damsterdiep een krimpwoning met de naam Appelborgje. Aan de Stadsweg bij het diep staan enkele boerderijen van verschillende typen en een paar woningen. De meeste boerderijen zijn aan weerszijden van de Garreweersterweg te vinden. Die weg loopt door de polder en over de huiswierde die met een buurtbord wordt aangegeven. Daar staan een grote boerderij met een los voorhuis van vlak na de oorlog en een recentere woning met schuur. Van de boerderijen verderop valt vooral degene op met dwarsgeplaatst voorhuis in een decoratieve mengstijl en met een finke kapschuur.Oling is alleen te bereiken via de zuidwestelijke uitbreidingswijk van Appingedam. Van de Olinger polders ligt de Zuider aan de andere kant van het in 1876 gegraven Eemskanaal, een poldergebied dat nog steeds bij Appingedam hoort. In de Noorder Olingerpolder staan op en bij de wierde enkele boerderijen: een 19de-eeuwse met dwarshuis en bijschuur, een kop-hals-romp met een traditionalistisch voorhuis van vlak na de oorlog en één met een 19deeeuws huis en een recente loopschuur. Er staat bovendien een witgeschilderd arbeidershuisje met schuur.

Garsthuizen is een dijkdorp, eind 12e eeuw ontstaan na de aanleg van de Fiveldijk, een van de eerste in dit gebied. De bebouwing ligt vooral aan weerszijden van de oude dijk, de Smydingeweg. De dorpskerk staat op een hoog terrein tegen de dijk aan. Ook enkele boerderijen staan op huiswierden. Ten noorden van Garsthuizen stond Dijkumborg, waar het geslacht Starkenborgh woonde. Deze familie leidde in 1566 een beeldenstorm.Deze beeldenstorm vond plaats in de middeleeuwse voorgangster van de huidige kerk van 1871. De kerk bevat de grafkelders van de Tjarda van Starkenborghs. Het is een driezijdig gesloten zaalkerk en een geveltoren die thans zijn spits mist. De muren met rondboogvensters zijn met cementpleister gestuukt. De kerk verkeert in desolate staat. Op het kerkhof zijn 18de_ en 19de-eeuwse gebeeldhouwde grafzerken te vinden. Op de begraafplaats staat een opmerkelijk baarhuisje. Het is in 1927 gebouwd naar ontwerp van architect Willem Reitsema, een vierkant bouwwerkje met expressief metselwerk en een getoogd dak met dakruiter en spits.Op de splitsing van wegen in het centrum staat een uit 1758 daterend eenvoudig, schilderachtig woonhuis met schuur. Schuin ertegenover vinden we dorpshuis ’t Binhoes. Aan de Smydingeweg staan verder vrijstaande woningen uit de eerste helft van de 20e eeuw, waaronder op nummer 7 en 9 notabele woningen van vlak voor 1900 met middengang en een expressieve villa uit ongeveer 1935 op nummer 26.Ten oosten rijst buiten het dorp de in 1839 gebouwde molen De Hoop op, een houten achtkante koren- en pelmolen met stelling op een bakstenen romp. Met de schuur en de kop-hals-rompboerderij Sydingheheerd uit 1742 vormt het een karakteristiek geheel.Ten noorden ligt aan het streekje Garsthuizer Voorwerk een boerderij uit 1929 met deze naam, naar expressief ontwerp van architect B. Jager. Aan de Dijkumerweg staan nog enkele grote boerderijen, zoals de Hissema- en Ypemaheerd.

Glimmen is een esdorp van vroegmiddeleeuwse oorsprong op de Hondsrug. De Glimmer Esch ten zuidoosten van het dorp is grotendeels als kwekerij in gebruik. De weg is het vroegere kerkenpad naar Noordlaren, want Glimmen heeft het niet tot zelfstandig kerspel gebracht. Er zijn prehistorische sporen van menselijke activiteiten gevonden, waaronder twee vernielde hunebedden. Pas vanaf het begin van de 19de eeuw vormden zich aan de weg van Groningen naar Assen twee agrarische kernen die daarna geleidelijk naar elkaar toe groeiden. Hierop volgde het forensisme vanuit de Stad, eerst door de echte rijken die er buitens stichtten, later door de gegoeden met villabouw.Het Huis te Glimmen is in 1824 gesticht op de fundamenten van een ouder gebouw, mogelijk een versterkt huis. Het brede huis van twee bouwlagen is van deftige eenvoud en ligt achter een lange oprijlaan door het Quintusbos op een omgracht terrein. Op het voorterrein fankeren twee uit omstreeks 1830 daterende boerderijen van het Gorechter hallenhuistype het geheel: de schathuizen. Aan de Rijksstraatweg staat nog zo’n boerderij, maar dan witgeschilderd en voorzien van een erker. Huize Weltevreden op een hoek aan de Rijksstraatweg is aan het begin van de 19de eeuw als herberg gebouwd, maar wordt vanaf 1824 bewoond als buiten. Ertegenover ligt boerderij Weltevreden, een Oldambtster type met decoratieve daklijsten. In 1894 kwam de gepleisterde forse villa in chaletstijl aan Rijksstraatweg 15 tot stand. In het zuiden valt Welgelegen op, een gepleisterd, neoclassicistisch landhuis uit het midden van de 19de eeuw. In het centrum van de streek is vanaf het einde van de 19de eeuw een meer compacte bebouwing van woningen ontwikkeld, waarvan enkele een bedrijfsfunctie hebben gekregen.Het dorp is lang kerkloos gebleven. De hervormden bouwden pas in 1950 een eenvoudig houten kerkje en aan de Nieuwe Schoolweg kwam een kleine en toch stoere gereformeerde kerk tot stand naar ontwerp van Egbert Reitsma. Na de oorlog is het gebied tussen spoor en Rijksweg volgebouwd.

Godlinze is een buitengewoon gaaf wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan. In 1919 heeft een onderzoek plaatsgevonden van het even buiten de dorpswierde liggende grafveld. Daarbij zijn sporen van crematies met urnen en van begravingen aangetroffen. Het grafveld – een zeldzaamheid, alleen nog bekend uit Ezinge en Termunten – dateert uit de periode tussen 650 en 800. De dorpswierde zal ouder zijn. Het is een prachtig te ervaren radiale wierde met een ossengang als buitenring en een binnenring met stervormig lopende verbindingspaden. Bovendien heeft de hoge kerkwierde een smalle omgrachting. Om deze kerkterp is het met bebouwing en boomgroepen wat dringen, waardoor pas op het kerkhof vrij uitzicht op de kerk mogelijk is.De 13de-eeuwse Sint-Pancratiuskerk is in later eeuwen zo dikwijls verbouwd, vooral met de vensteropeningen is veel gebeurd, dat het uitwendige een boeiende historische puzzel is geworden. De indrukwekkend forse zadeldaktoren is in de 12e eeuw al verrezen en de bovenbouw is volgens een gedenksteen uit 1554 in het midden van de 16e eeuw gewijzigd en verhoogd. Binnenin is de kerk gedekt met meloenvormige gewelven. Zij dragen sterk gerestaureerde maar zeker interessante schilderingen uit de 13e eeuw, die kort voor de reformatie nogmaals van schilderingen zijn voorzien in een rijke renaissance-stijl.De meeste bebouwing rond de kerk dateert uit het einde van de 19de eeuw. Hier en daar is wat nieuwbouw dat daar op wil lijken. Achter de kerk staat de deftige pastorie uit 1842 en aan de Hoofdstraat 30 de uit 1906 daterende meesterswoning met een gedenksteen uit de gesloopte school. Ten noorden van de kerk staat een moderne school. Op Hoofdweg 27 vormen een voormalige fetsenwinkel en ernaast op 29 een onderkelderde woning uit 1842 een aardig geheel. Aan het noordeinde van deze weg staan enkele expressionistische woningen en de kleine gereformeerde kerk van circa 1960.

Goldhoorn is een wegbuurschap die omstreeks 1800 vorm kreeg. De buurt heeft een geschiedenis die teruggaat tot in de middeleeuwen. Het was mogelijk een van de dorpen die zijn weggespoeld bij de stormvloeden die de Dollard deed ontstaan. In 1319 is de eerste vermelding van een klooster bij Goldhoorn, maar deze Johannieter Commanderij was waarschijnlijk ouder. In 1424 kreeg het klooster in de OostFriese streek Krummhörn het landgoed Heiselhusen. Dit voorwerk aan de Eemsmond groeide voorspoedig en werd zelfstandig. De Commanderij van Goldhoorn bleef achter en werd een voorwerk van Oosterwierum.Goldhoorn doorstond aanvankelijk de aanslagen van de zee; het lag net binnen de in 1454 gelegde nooddijk. Maar in de eerste helft van de 16e eeuw is het weggespoeld; de uithof bracht toen weinig meer op. En dat terwijl de betekenis van Goldhoorn verklaard kan worden als ‘gouden hoek’. Bij Goldhoorn werd het pas echt veilig na de indijking van de Oostwolderpolder in 1769 en die van de Finsterwolderpolder in 1819. Er vestigden zich veeboeren die aan het begin van de 19de eeuw overschakelden op akkerbouw. Goldhoorn deed zijn naam weer eer aan.De streek begint na het kruispunt van de Klinkerweg en de Westbaan met een witgepleisterde villa in vernieuwingsstijl met een neobarokke halsgevel. De wegbuurt wordt als bewijs van de 19de-eeuwse boerenwelvaart omzoomd door een aantal monumentale boerderijen. De Oldambtster boerderij Goldhoorn 4 van omstreeks 1870 heeft een groot dwarshuis met een fraai omlijste centrale ingang en sierstuc om de vensters. Op nummer 8 staat een klassieke Oldambtster uit 1862 met twee zaadzolders en gepleisterde gevels. De wat jongere (circa 1875) op 10 heeft een voorhuis met verdieping en een omlijste middenpartij.Goldhoorn 33 is een zeer grote Oldambtster boerderij met een blokvormig voorhuis met verdieping en een robuust omlijste ingangspartij. Op het erf is in 1915 een fraaie tuin in Engelse landschapsstijl gelegd naar ontwerp van J. Vroom.

Grijpskerk is een dijkdorp dat is ontstaan nadat in 1425 de Ruigewaard door bedijking op de Lauwerszee was veroverd. Voor de bewoners is in het begin van de 16e eeuw een kapel gesticht. Langs de oude zeedijk ontstond lintbebouwing. De dijk werd onderdeel van de belangrijke verbindingsweg tussen Leeuwarden en Groningen, een stimulans voor de ontwikkeling van het dorp. Het ontwikkelde zich tot de belangrijkste marktplaats van het Westerkwartier. Veel later, in 1866, kwam het met een eigen station aan de spoorlijn Leeuwarden-Groningen te liggen. Nicolaas Grijp, een telg uit een geslacht dat op Reitsemaheerd woonde, liet de kapel bouwen.De familie werd naamgever van het dorp en het fabeldier de griffoen (de vogel grijp) werd symbool van het dorp. De kapel is in 1582 verwoest en herbouw volgde van 1601 tot 1612. Het gebouw werd in 1856 stevig aangepakt. Het werd gepleisterd, aan de oostzijde verlengd en kreeg een neoclassicistische sluitgevel met ingang; een tweede front. Bij een recente restauratie kreeg de dakruiter een hoge naaldspits, met een grijp in de windwijzer. De voorgevel van de pastorie is ook gepleisterd, maar zij- en achtergevel laten oud bouwmateriaal zien; de gevelsteen vertelt van de stichting in 1556.Aan de Herestraat staat het kloeke, voormalige raadhuis uit 1913 in Berlagiaanse stijl met een pregnante hoektoren en een aubadebalkon boven de monumentale ingang. In het winkelgedeelte van de Herestraat zijn enkele expressionistische gebouwen van rond 1930 te vinden en achter de bebouwing staat het doopsgezinde zaalkerkje uit 1896. Verder naar het oosten wordt de Groningerstraatweg aan de noordzijde gefankeerd door fraaie villa’s uit de vernieuwingstijd van vlak na 1900 en aan de andere kant met name door iets bescheidener woningen, vooral uit de jaren dertig. Aan de Molenstraat rijst tussen de compacte bebouwing uit het eind van de 19de eeuw De Kievit op, een stellingkorenmolen op een vierkante, met hout beklede onderbouw.

Groot en Klein Maarslag zijn kleine wierdedorpen op een oeverwal van de vroegere waterweg van de Hunze, die tot 1361 Groningen met de zee verbond. Het komt ook voor als Maarslacht en een oude aanduiding is Marsfiata. De agrarische nederzettingen liggen tussen Schouwerzijl bij het Reitdiep en Mensingeweer aan het Mensingeweerster Loopdiep. Op de wierde van Klein Maarslag stond de waarschijnlijk 12de-eeuwse kerk, een rechthoekige zaalkerk van iets grotere afmetingen dan die van Mensingeweer. Aan het begin van de Tachtigjarige Oorlog is strijd geleverd bij Maarslag. Friezen namen 26 maart 1584 wraak op stropende Spanjaarden. Er is veel verwoest en de kerk werd in brand gestoken.In 1682 zijn de kerspelen Maarslag en Mensingeweer gecombineerd; in het midden van de 18e eeuw was het kerspel Maarslag nog groter dan dat van Mensingeweer. De kerk van Maarslag is in 1811 afgebroken. De toen opgerichte klokkenstoel bestond in het midden van de 19de eeuw nog, maar is sindsdien verdwenen. De fundamenten van de kerk zijn onderzocht en op het kerkhof met keien en grintstroken zichtbaar gemaakt. In de fundamenten bleek nogal wat tufsteen te zitten. De 12de-eeuwse bakstenen kerk kan een tufstenen voorgangster hebben gehad.Groot Maarslag is nog heel goed als hoog in het landschap gelegen radiaal wierdedorp te herkennen. Op één uitzondering na staan de boerderijen met de schuur naar het ringpad, de ossenweg. Tussen de grote boerderijen staat ook een keuterij en op het midden van de wierde een woning. Tussen Groot en Klein Maarslag ligt een deel van het kerkpad, ook wel lijkweg genoemd, nog in het land. Bij het door bomen omzoomd en van een smeedijzeren toegangshek voorziene kerkhof staat een kleine boerderij. Veel van de liggende en soms door ijzeren hekken omvatte zerken zijn van gebeeldhouwde afbeeldingen voorzien: familiewapens, paarden en zelfs pelikanen, een Christussymbool. Aan het verbindingsweggetje naar de Bolweg ligt een prachtige, klassieke kop-hals-rompboerderij.

Grootegast is een wegdorp, dat in de middeleeuwen is ontstaan op een brede zandrug waarop twee nagenoeg evenwijdige bebouwingslinten tot ontwikkeling kwamen. Een gaast of geest is een zandrug door lagere landen en kennelijk was deze relatief groot. De streek was geschikt voor akkerbouw en voor huisplaatsen. Bewoning op deze zandruggen was er al omstreeks het jaar 1000, wat later zullen woonkernen zijn ontstaan. In de 14e eeuw komt het dorp met de deftige naam Majorgast voor. De bebouwing concentreerde zich aan de huidige Hoofdstraat en de Bovenweg. In Grootegast heeft het in het midden van de 17e eeuw gestichte huis Feringa gestaan, te eenvoudig om het een borg te noemen. Het huis is in de 18e eeuw afgebroken.De excentrisch aan de zuidoostelijke fank staande kerk, in de wijde omtrek Het Witte Kerkje genoemd, is in 1829 tot stand gekomen door een ingrijpende verbouwing van een 17de-eeuwse voorgangster. Waarschijnlijk heeft hier daarvóór ook al een kerk gestaan. De luidklok dateert van 1611 en de kerk bezit een avondmaalstafel, vervaardigd door Harmen Beeldsnijder uit Kampen, ook uit deze periode. De kerk is een rechtgesloten zaalkerk die helemaal is bepleisterd. Het muurwerk wordt geleed door pilasters en er staan rondboogvensters in. De westgevel is geopend met drie grote, ronde radvensters. Er staat een aardig gedetailleerde 19de-eeuwse toren op de westzijde van het schilddak. Deze draagt op een vierkant basement een lantaarn met galmgaten, bekroond door schoudertopjes met pironnen en een achtzijdige naaldspits.Nadat het Hoendiep tot Trekdiep was gekanaliseerd en voor de scheepvaart geopend, hebben belanghebbenden uit Grootegast desgevraagd toestemming gekregen om de Grootegastertocht geschikt te maken voor de scheepvaart. Beurt- en trekvaart konden zo de Stad bereiken. In de tweede helft van de 18e eeuw was de vervening ten zuiden van het dorp in volle gang, een proces dat nog tot in het eerste kwart van de 19de eeuw doorging. Daarna is de Zuidpolder weer in cultuur gebracht. Grootegast was intussen tot de belangrijkste kern van de streek het Langewold uitgegroeid en werd de hoofdplaats van de gemeente die naar dit dorp werd genoemd. Pas in 1912 is in de kern van de streek een echt gemeentehuis gebouwd. De tien jaar daarvoor was het naar achteren gerooide smalle deel van logement ‘Het Gemeentehuis’ in gebruik bij het gemeentebestuur. Dit aan Hoofdstraat 99 staande zes venstervakken brede pand met schilddak en omlijste ingangspartij is omstreeks 1870 gebouwd als een van de meest robuuste gebouwen van het dorp. Onmiddellijk daarnaast op nummer 97 liet de gemeente in 1912 een eigen gemeentehuis bouwen naar ontwerp van S. Blokzijl. Het bestaat uit een hoge en lage vleugel met topgevels aan de Hoofdstraat met daartussen een toren en boven de daken een opengewerkte belvedère, bekroond met een spits. In 1981 werd het met het oude logement aan de rechterzijde uitgebreid en in 1991 is er nog een bescheiden nieuwe vleugel bijgebouwd. Hiertegenover staat een eenlaags herenhuis, gepleisterd en in een mengstijl uit ongeveer 1870.Midden tussen de oude streken staat aan De Gast de gereformeerde Goede Herderkerk, een moderne zaalkerk, in 1958 ontworpen door Egbert Reitsma. De kerk heeft een losstaande torenpyloon als toegangspoort en op de hoek beeldhouwwerk in baksteen van de Goede Herder. Het veel jongere kerkelijke centrum van de vrijgemaakt gereformeerden, De Morgenster, staat aan de Weegbree maar is ook aan de Bovenweg gelegen. Deze oude weg laat met bescheiden boerderijen en landarbeidershuizen van omstreeks 1900 de agrarische oorsprong van het dorp zien, heel anders dan de Hoofdstraat. Deze heeft aan de uiteinden vrij ruimstaande bebouwing van voornamelijk middenstandswoningen, maar in het centrum staan de panden aanzienlijk dichter opeen. Daar staan de nieuwe, brede gebouwen van supermarkt, bank en dergelijke en winkels die al dan niet in woonhuizen zijn ondergebracht.Aan de westelijke uitloper vinden we op nummer 134 een villa in vernieuwingsstijl en verderop een paar expressionistische woningen uit de jaren dertig met opvallende schoorstenen.