Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Faan is een klein streekdorp van middeleeuwse oorsprong. Middeleeuwse namen zijn: Phane, to Fanum en to Faen, afgeleid van veen. Er wordt gezegd dat het ter onderscheiding is van het nabijgelegen vroegere ’t Zand, maar het huidige Ooster- en Westerzand liggen wel vier kilometer verwijderd in een ander landschap. Er stond een kerk die in 1613 is vernieuwd, maar die aan het eind van de 18e eeuw niet meer in gebruik was en in 1827 is gesloopt. Bovendien stond even ten zuiden van het dorp Huis Bijma.Deze borg werd in 1860 afgebroken; de gruwelijkheden die er in 1731 hebben plaatsgevonden zijn niet vervaagd. De heer van Faan, Rudolf de Mepsche, beschuldigde 35 inwoners in zijn rechtsgebied – de latere gemeenten Zuidhorn en Oldekerk – van sodomie. Een van de beschuldigden liet het leven tijdens de verhoren, 24 mensen werden veroordeeld: twee jongens tot levenslang, 22 mannen tot de dood, waarvan één stakker al dood was gemarteld. De beul van de Stad heeft de 21 mannen gewurgd; de lijken zijn daarna op een brandstapel voor een hoge tribune met publiek verbrand. Het proces heeft in vele colleges stof doen opwaaien, tot in de Staten Generaal.Faan geeft niets meer prijs van gruwelijkheden of glorie. Aan de haakse bocht die de Millingheweg maakt van een westelijke naar een noordelijke arm, is een zekere concentratie van bebouwing te vinden. Deze bestaat uit enige (arbeiders)woningen en kleine boerderijen, veelal van het kop-romp-type, maar ook bescheiden varianten op het Oldambtster type en een soort langhuis, allemaal daterend uit de periode omstreeks 1900. De noordelijke arm van de weg komt uit op het Niekerkerdiep, waar aan de noordoever nog een paar boerderijen staan. De westelijke arm van de weg kent aan de noordzijde nog een aardig bebouwingsritme van een tiental vrijstaande huisjes op ruime erven.

In de vroege middeleeuwen groeiden enkele huiswierden aan elkaar en zij vormden zo het wierdedorp Farmsum. Van de 10de tot de 12e eeuw komt het voor als Fretmarashem, Fertmereshem en Fermeshem. De middeleeuwse kerk op de wierde had een spreekwoordelijk scheve toren. In de late middeleeuwen stond de Borg Farmsum aan de zuidkant van de wierde, een grote burcht, mogelijk 13de-eeuws en vanaf de 14e eeuw bewoond door de Ripperda’s. Aan het begin van de 15e eeuw werd de borg door de Groningers aangevallen. Tot 1687 bleven de Ripperda’s eigenaar van de borg, daarna kwam het geslacht Rengers. Nadat deze familie was uitgestorven, is de borg in 1811-’12 gesloopt. Het deel van de wierde waarop de borg had gestaan is in 1882 afgegraven. De borgstee bleef daarna onbebouwd.Op de overgang naar het Pijpplein bij de kerk is de hoogte van de wierde te merken. De scheve toren voor de middeleeuwse kerk is in 1857 vervangen door een buitengewoon rijzig exemplaar met een sierlijke bekroning van een balustrade, een ui-vormige bekroning en daarbovenop nog een meervoudige lantaarn met spits. De nieuwe kerk, een grote neoclassicistische hallenkerk, kwam in 1869 tot stand.Ertegenover staat de pastorie uit circa 1870, nu in gebruik als dorpstrefpunt. Farmsum bezit enkele boeiende straten: de Molenstraat met compacte, aaneengesloten bebouwing en de Nieuweweg met jongere vrijstaande woningen, waarbij aardige villa’s. Ten noorden daarvan liggen de oude sluizen van het Eemskanaal en de sporen van die van het Damsterdiep. Bij de oude zeesluis en het uitwateringskanaal is in 1811 molen Aeolus opgericht. De korenmolen, een hoge, achtkante bovenkruier met stelling op een bakstenen onderbouw, is in 1976 naar de Borgshof verplaatst. Ten zuiden van Farmsum is in 1965 de omlegging van het nieuwe Eemskanaal met grote zeesluizen gekomen. Aan deze kant wordt het dorp omringd door bedrijventerreinen en een uitbreidingswijk.

Feerwerd is een wierdedorp met een langgerekte vorm, ontstaan in de middeleeuwen nabij de Hunze, het huidige Reitdiep. Het is niet een zeer hoge wierde; op het hoogste punt is hij 2,6 meter boven NAP. Aan de zuidzijde is een deel van de wierde afgegraven en in 1825 is het Oldehoofsche Kanaal aan die kant dwars door de wierde gegraven. Daar is aan de Mentaweg vervolgens de koren- en pelmolen Joeswert opgericht, een stellingmolen met een witgeschilderde bakstenen onderbouw. De bebouwing aan de zuidzijde van het kanaal is nauwelijks meer uitgebreid, alleen aan de Connesweg ligt nog een streekje woningen. De Grote en Kleine Borg, die bij het dorp lagen, zijn voor het midden van de 18e eeuw al afgebroken. Aan de oostzijde ligt het Aduarderdiep, waarover een vaste, deels van baksteen gebouwde brug, de Frouketil, ligt.De Sint-Jacobuskerk op het midden van de wierde doet door de pleisterlaag uit de 19de eeuw niet erg oud aan. Ook de toren heeft dit pleisterkleed, maar die lijkt door zijn scheve en kromme voorkomen wel te kreunen onder de ouderdom. Juist de kerk is oud, uit de eerste helft van de 13e eeuw en de toren is pas in 1859 verrezen. De kerkmuren wijken uiteen, een aanwijzing dat het kerkschip overwelfd is geweest. De geleding was in drie vakken, terwijl we nu tussen de lisenen vier vakken tellen met in de 19de eeuw vergrote vensters. In de kerkvloer liggen gebeeldhouwde zerken voor onder meer de bewoners van de Grote en de Kleine Borg.De meanderende hoofdstraat, de Valgeweg, wordt gefankeerd door woonbebouwing van voornamelijk dwarsgeplaatse panden uit omstreeks 1870 die tezamen een evenwichtig en toch gevarieerd beeld opleveren. De kerk, een voormalige smederij en de voormalige school zijn bijzondere gebouwen. De Oosterstraat en de Aldringaweg hebben deels eveneens dergelijke bebouwing uit de tweede helft van de 19de eeuw.

Finsterwolde is een wegdorp op de zandopduiking van het zogeheten schiereiland van Winschoten, waar in de 11e eeuw al enige bewoning bestond. Het was een veennederzetting die in de 13e eeuw vorm kreeg. Vanaf het eind van de 14e eeuw wordt het genoemd samen met Oost-Finsterwolde, een zelfstandig kerkdorp. Tijdens de Dollard-overstromingen in de 16e eeuw is Oost-Finsterwolde in de golven verdwenen en ook Finsterwolde liep grote schade op. Met inpolderingen werd weer land op de Dollard heroverd. In 1657 waren de indijkingen aan de oostzijde en in 1707 aan de westzijde tot bij Finsterwolde gevorderd.In 1769 werd de Oostwolderpolder en in 1819 de Finsterwolderpolder voltooid. Bij de zware zeeklei vestigden zich boeren die zich op veeteelt richtten. Aan het eind van de 18e eeuw schakelden veel boeren over op akkerbouw en in 1815 was het areaal akkers al aanzienlijk. Vanaf het midden van de 19de eeuw brak een tijd van grote bloei in de akkerbouw aan. Daaraan heeft het huidige Finsterwolde zijn karakter te danken.De dorpskerk is in 1275 gesticht als grote romano-gotische kruiskerk, maar dat is alleen aan wat sporen nog te herkennen. De dwarsbeuk en het koor zijn verloren geraakt en het schip is verlaagd. De driezijdige sluiting is mogelijk na de grote dorpsbrand van 1586 aangebracht en de gepleisterde voorgevel in mengstijl is van een forse verbouwing in 1852. De grote, aan de Hoofdweg staande toren is in 1822 opgericht. Beneden is hij voorzien van een poortdoorgang en de bekroning bestaat uit een balustrade en een achtzijdige open lantaarn met naaldspits.Aan de Hoofdweg staat tussen enkele buurtjes van kleinere en meer compact geordende huizen een aantal grote boerderijen op ruime erven die soms als park zijn ingericht. Klassieke, eenvoudige Oldambtster boerderijen met één of meer zaadzolders zijn nummer 13 uit ongeveer 1850, 17 uit circa 1870 met een tuin met menagerie, 19 uit ongeveer 1860, op nummer 76 de oudste uit 1778, 91 uit 1855 en 126 uit circa 1820. Nummer 89 is van hetzelfde type, maar deze straalt door een met stucwerk versierde middenpartij meer rijkdom uit. De Oldambtster op nummer 34 kreeg een eenlaags voorhuis, een notabele woning met middengang in neorenaissance-vormen. De zeer grote Oldambt- ster op 101 uit 1863 heeft een hoge uitgebouwde vleugel aan de oostzijde en in het front een zwaar omlijste middenpartij met een groot reliëf met Ceres in top. Een buitenbeentje is de voormalige galerie Waalkens op nummer 29, in 1984 ontworpen door Gunnar Daan en Thon Karelse op een stramien van gelijkzijdige driehoeken, een modern gebouw dat zich wonderwel voegt in het beeld van de Hoofdweg.Aan deze Hoofdweg staan bovendien nogal wat opmerkelijke woningen. Meteen aan het begin zijn de jaren dertig vertegenwoordigd met De Beukenhorst op 3 en de dubbele woning 6/8 met verrassend expressieve dakpartijen. Verderop, op nummer 25, staat de in 1929 gebouwde voormalige notariswoning in zakelijk expressionisme. Uit de tweede helft van de 19de eeuw stammen een paar notabele woningen met middengang, 22 en 23, beide met een neoclassicistische uitdossing en nummer 146, die aan één kant een driezijdige erker kreeg. Twee villa’s kregen de erker als hoofdthema, 20 en 24. Beide hebben ze erkers die voor het dak met een verdieping zijn uitgebouwd en de gevels zijn van rijk sierstucwerk voorzien, de eerste in neorenaissance en de andere in een vrij zeldzame neogotiek.De bouw van herenhuizen en villa’s is aan de C.G. Wiegersweg voortgezet, al zijn ze daar veelal iets jonger. Daar spant tussen een rijke verscheidenheid toch Zonnevanck de kroon. Het is een gepleisterde villa op een complexe plattegrond in de vernieuwingsstijl met grote serre, erker met balkon en daarbij op consoles beelden van Mercurius en Ceres.

Foxhol is een buurschap uit het einde van de middeleeuwen die zich in de volgende eeuwen tot een vaardorp heeft ontwikkeld. Een hardnekkige volksoverlevering noemt als naamgever de Saksische krijgsheer Nittert Fox die hier in het laatste jaar van de 15e eeuw een nederlaag tegen de Groningers leed en werd doodgeslagen. Feit is dat omstreeks 1460 de naam Vossehol en later Fokshol al voorkomt.Het nu met industriegebieden van Foxham en Martenshoek aan het grote Hoogezand vastgegroeide Foxhol wordt vaak in één adem met de twee andere buurschappen genoemd. Foxhol heeft wel een duidelijke eigen woonkern.De buurt kreeg een impuls na het graven van het Winschoterdiep. Het rak van Foxhol tot Zuidbroek kwam in 1628 gereed en dit stuk kanaal had al verbinding met het westen, naar de Hunze bij Waterhuizen. In Foxham, even oostelijker, is in 1706 aan het Winschoterdiep het buiten Jagtwijk gesticht. Het werd in 1890 afgebroken. Aan het kanaal zijn verschillende scheepswerven opgericht, maar het grootste bedrijf dat zich hier vestigde was de aardappelmeelfabriek van W.A. Scholten. Deze ondernemer koos in 1842 voor Foxhol vanwege het zuivere water van het Foxholstermeer. Veel arbeiders bleven in Hoogezand of Sappemeer wonen, maar in Foxhol is wel enige dorpsuitbreiding gekomen. Er werd een lagere school met meesterswoning gesticht, thans dorpshuis De Klabbe aan de Gerrit Imbosstraat.Bij de verbetering – verdieping, verbreding en omlegging – in de jaren vijftig zijn de afgesneden vroegere kanaalvakken Oude Winschoterdiep genoemd. Dat laat het oude profel van het diep nog zien tussen Foxhol en Martenshoek. Aan de noordzijde, de Korte Groningerweg, staat gevarieerde bebouwing van woningen en bedrijfspanden. Aan de zuidkant zijn in de eerste helft van de 20e eeuw aan de W.A. Scholtenweg herenhuizen gebouwd. Verder naar het westen wordt de kade gedomineerd door het indrukwekkende fabriekscomplex van Scholten, nu met nieuwe loodsen en silo’s deel uitmakend van het Avebe-concern.

Fraamklap is een vaartbuurschap aan het Boterdiep die al in de 17e eeuw voorkomt als Fraemtil. Een til is oorspronkelijk een vaste brug. Deze is kennelijk in de 18de of 19de eeuw vervangen door een ophaalbrug of klap, waardoor de naam van de buurt veranderde. De buurt ligt ten westen van Middelstum. Ten oosten van dit dorp lag de borg Fraam of Frama, die eerder Ferathema heette en in de 17e eeuw door de familie Coenders werd bewoond. De borg is in 1738 gesloopt en er staat nu een boerderij. Mogelijk heeft deze borg iets met de naam Fraamklap te maken.De bebouwing ligt voornamelijk aan de zuidelijke oever van het Boterdiep. Het Jaagpad vormt het begin van de nog complete trekweg naar Onderdendam. Het Boterdiep maakt een knik naar het noordoosten, richting Middelstum, en bij de knik komt het Huizingermaar in het Boterdiep uit. Even oostelijker ligt aan de noordelijke oever van dit maar een nog kleinere buurt van enkele woningen met de naam Boerdam. Aan de Boerdamsterweg vanuit het zuiden staat nog een drietal woningen: oude, opgeknapte krimphuizen. In deze weg ligt ook een brug, een ijzeren draai.In Fraamklap ligt een ijzeren klap over het diep, met vakwerk in de dwarsliggers. Op de hoek van de Fraamweg en het Jaagpad staat café Tuitman, een breed pand met in het midden de omlijste ingang en op de hoeken blokken van pleister. Het zal omstreeks 1860 zijn gebouwd. Aan het Jaagpad staat een reeks woningen, waaronder één van voorname eenvoud uit circa 1850. De steenfabriek is gesloten, maar aan de zuidzijde van de buurt is een vrij robuust bedrijfsterrein ontwikkeld. Tussen Fraamklap en Onderdendam is recent het gemaal Den Deel gebouwd, een fraai eigentijds bouwsel dat dankzij een inwendige draagconstructie transparant kon blijven. Ernaast is een sluis gelegd, geschikt voor zelfbediening.

Fransum is een klein wierdedorp dat in de vroege middeleeuwen is ontstaan en een hoogst ingetogen ontwikkeling heeft gekend. Het heeft vanaf het eind van de 12e eeuw sterk onder invloed gestaan van het Sint-Bernardusklooster van Aduard dat hier twee voorwerken had: het Fransumer Voorwerk met twee boerderijen en iets zuidelijker het Aduarder Voorwerk met eveneens een boerderijengroep. In de middeleeuwen komt het voor als Franchum, Frenchem en varianten daarop. Het betekent: het heem van Frank.Fransum ligt met de kerk, een grote en een kleine boerderij mooi in het weidse landschap. De kerk met een schip uit het begin van de 13e eeuw kreeg in de eerste helft van de 16e eeuw een driezijdig gesloten koor met gotische vensters en steunberen en ook een nieuwe westgevel. Op deze westgevel is in 1809 een dakruiter geplaatst. Binnen staat een preekstoel van bak- en natuursteen, rustend op een pijler met een vroeg-gotisch kapiteel. De boerderij ten oosten van de kerk is een klassieke kop-halsromp met een voorhuis uit de 18e eeuw en een uitgebouwd zomerhuis. Ten zuiden van de kerk staan een dwarswoning met afgewolfd dak uit het eind van de 19de eeuw en enkele schuren.Aan de oostrand van de Fransumerpolder ligt de poldermolen Aeolus aan het in de 14e eeuw gegraven Aduarderdiep. Het is een achtkante rietgedekte bovenkruier op bakstenen veldmuren die in 1821 is gebouwd. Iets zuidelijker ligt de Steentil, een 17de-eeuwse boogbrug over het diep; de sluitsteen in de boog laat het provinciewapen van Groningen zien. Daarbij heeft zich een buurtje van enkele arbeiderswoningen gevormd. Hiertussenin ligt een boerenweg, de Medenerweg, die eigenlijk tot het dorp Den Ham behoort. Boer Albert Harkema heeft daar een eigen, op de gotiek geïnspireerd kerkje gebouwd op een romantisch landschappelijk omgetoverd erf, met nog meer bouwsels en constructies op klein formaat.

Froombosch is een langgerekt agrarisch dorp tussen Kolham en Slochteren op de zandrug in het zuiden van Duurswold. Het dorp kreeg in de loop van de 19de eeuw de vorm die we nu nog kennen, maar het is intussen wel aan de buurdorpen vastgegroeid. Haaks en soms wat scheef zijn ook een paar zijwegen bebouwd geraakt, maar de hoofdas is de Hoofdstraat met een grote verscheidenheid aan bebouwing in heel aardige ritmes.Ten noorden ligt in het lage land de buurt Ruiten nabij de Slochter Ae. Hier stond in de 17e eeuw een buiten, in 1620 bewoond door een zekere Hayke Froma. Van zijn bossen is de plaatsnaam afgeleid. Deze Ruitenborg raakte in de 18e eeuw in handen van de Piccardts van Harkstede. Nadat de laatste Piccardt in 1813 was overleden, is de Ruitenborg gesloopt. Er is nu een boerderij die deze naam draagt en in de buurt Ruiten ligt bovendien een Ruitenhoeve.Froombosch heeft niet de status van kerspel gehad, al is er nu wel een kerk. Aan Hoofdweg 132 staat de Nieuw Apostolische Kerk, een zaalkerk met een gebroken zadeldak uit ongeveer 1920. Aan de Groenedijk ligt boerderij de Ruitenborg, een bescheiden kop-hals-romp.Boerderij Froma, Hoofdweg 103, is een finke Oldambtster van omstreeks 1860 met een bijschuur waarop in de dakpannen de naam is verwerkt. Rika Hoeve op nummer 127 is ook een Oldambtster, die van circa 1880 zal dateren en op nummer 142 is omstreeks 1870 een gave, onderkelderde Oldambtster boerderij gebouwd. Aan de Hoofdweg staan verder voornamelijk arbeiderswoningen en vooral aardige ensembles van burgerwoningen van omstreeks 1930. Villa’s van omstreeks 1930 zijn op de nummers 55 en 61 te vinden. Aan de Lange Wijk en de Slochterdijk zijn omstreeks 1910 net als aan de Ruitenweg veel arbeiderswoningen gebouwd en aan de Ruitenlaan en omgeving is kort na de oorlog nogal wat volkshuisvesting tot stand gekomen.