Dorpen van de provincie Groningen

Kies de beginletter


Eekwerd is een wierdedorp dat het nooit tot kerkdorp heeft gebracht. In de middeleeuwen werd het geschreven als Equart (1460) en enkele varianten daarop. De naam betekent: wierde met eiken. De vrij grote wierde is afgegraven en intussen grotendeels weer dicht beplant. Aan het eind van de 16e eeuw woonde de hervormingsgezinde chroniqueur Abel Eppens op het landgoed Bolhuis. Het huis is in 1844 afgebroken. Aan het restant van de ringweg, de Bolhuisweg, zijn de tuinmanswoning met koetshuis bewaard gebleven en tot woning verbouwd. Even verder staat nog een kleine boerderij.In de late middeleeuwen groeide aan het Damsterdiep de vaartbuurt Eekwerderdraai. De buurt ligt vooral ten zuiden van het diep. Aan de noordzijde staat de in 1686 gestichte borg Rusthoven, een hoge rechthoekige woning met schilddak. De borg is gebouwd voor Johan Eeck. De families Aldringa en Van Halsema zijn latere bewoners. In 1804 kwam de borg in bezit van Jan Hendrik Sissingh die daar een jaar later een tichelwerk stichtte. Later werd dit de eerste steenfabriek van Groningen waar men met stoomkracht, dus machinaal, steen maakte. De fabriek heeft de productie tot 1965 kunnen volhouden. Nu staat de hoge schoorsteenpijp er nog en zien we in het verwilderde gebied nog wat restanten van loodsen.Op de hoek bij de ijzeren draaibrug staat aan Rijksweg 35 een fraaie woning met schuur uit circa 1905. In de oksel zit een serre en de twee geveltoppen hebben sierspanten. Aan de overkant, Stadsweg 36, is omstreeks 1890 een notabele woning met middengang gebouwd. In de boogtrommels en in de borstweringen is mozaïek verwerkt en ook het koetshuis ontving sier. De bebouwing bestaat verder voornamelijk uit al dan niet gepleisterde kleine boerderijen, keuterijen en enkele woningen, waarvan één tussen het water van het diep en de Stadsweg ligt.

De Eemshaven is een uitgestrekt gebied met een overslaghaven en industrieterreinen. De haven, geopend op 7 juni 1973, is verdeeld in de centrale Eemshaven, de rechthoekige kommen van de Wilhelminahaven aan de oost- en de Emma- en Julianahaven aan de westzijde en de havenmond die het Doekegatkanaal heet.Was de Emmapolder tot dan het meest noordelijke deel van het vasteland van Nederland, Eemshaven gaat nog noordelijker, want het gebied kwam vrijwel geheel buitengaats. De Emmapolder is in 1942 bedijkt, akkerbouwgebied dat zonder bebouwing is gebleven. De dijk van de in 1876 bedijkte Eemspolder werd daardoor slaperdijk. Voor het agrarisch bedrijf werden coupures geslagen, waarbij schotbalkhuisjes zijn geplaatst om bij nood de gaten met balken dicht te zetten. De poldermolen Goliath, een achtkante bovenkruier en grondzeilen uit 1897 op de noordoostelijke punt van de langgerekte Eemspolder, is met het erbij staande huisje het enige historische spoor in de wijde omgeving.Goliath moet standhouden te midden van de moderne dynamiek van het grootste windmolenpark van Nederland. De windturbines staan uitgelijnd in lange tracés langs de dijken van de Eems- en Emmapolder, in het westelijk deel en de zuidelijke dijk, en aan de Kwelderweg van de Eemshaven. De energieproductie vindt hier zijn brandpunt in de aan de oostelijke zijde van de Eemshaven gestichte Eemscentrale. Bovendien bevindt zich op het westelijk industrieterrein het assemblage- en reparatieterrein voor de windturbines.Hoe jong het bedrijventerrein ook is, er zijn al sporen van geschiedenis te vinden: de oude terminal van de veerdienst naar Borkum en Helgoland aan de Borkumweg bij de Emmahaven is alweer vervangen door een nieuwe met meer faciliteiten op de kop van de Julianahaven. Aan de Borkumweg staat ook het pastoraat voor zeevarenden, een soort kapel.Opvallend tussen de vrij traag groeiende bedrijvigheid zijn rederij Wagenborg en Holland Malt, een moutfabriek met graansilocomplex voor een Nederlandse bierbrouwer en Agrifrm.

Eenrum is een wierdedorp dat waarschijnlijk al is ontstaan voor het begin van de jaartelling. De oorspronkelijke radiale structuur van de wierde is later, mogelijk na een stormvloed, veranderd in een rechthoekige. De ringweg, de ossenweg is met de Oudestraat en Hoofdstraat nog goed te ervaren. Vanaf de ringweg liggen de verbindingen met de omgeving nog wel in een radiaal patroon: Molenstraat, Oude Oosterweg, Handerweg, Hereweg-Mensingeweersterweg en Raadhuisstraat-Aagtsweg. Aan deze uitvalswegen lagen de borgen. De boerderijen Herathemaheerd en Oosterhuizen, beide ten noorden van het dorp, herinneren er nog aan.De kerk is aan het eind van de 13e eeuw gebouwd ter vervanging van een ouder, tufstenen gebouw. Aan de binnenkant van het muurwerk is oude tufsteen verwerkt. De muren zijn in vakken geleed en daarin staan relatief kleine, licht spitsbogige vensters. De kerk laat een hoogst ingetogen romano-gotiek zien. De toren, verrezen tussen 1646 en 1652, is juist rijk uitgedost. De hele romp is versierd met hoekblokken van natuursteen. Na een restauratie wordt de toren beëindigd door een achtkant en bekroond door een koepeldak met kroon. De hoge toren bepaalt met de hoge molen het dorpssilhouet van Eenrum. Op het kerkhof staat een beukenkrans uit omstreeks 1860, van de twaalf (gelijk aan het aantal apostelen) leven er nog tien.Het hoekpand Hoogstraat en Hoofdstraat, een enkellaags pand met een hoog zadeldak, is mogelijk het oudste huis van het dorp. De gevelsteen geeft 1699 te lezen. Het lage huisje Kerkbuurt 3 heeft muurankers die 1661 melden, maar dit pand is later vernieuwd net als het niet al te oude pand Kromme Elleboog 2, waarvan de ankers 1731 aangeven. De Hoogstraat, veruit de mooiste straat van het dorp, leidt over de wierde en heeft een licht buigend verloop wat mede door de zijdoorkijkjes fraaie beelden oplevert. De straat wordt gefankeerd door bebouwing die veelal 19de-eeuws oogt, maar waar nog wel oudere onderdelen in kunnen zitten. Het dwarshuisje met schuur op nummer 3 is geschilderd in heldere kleuren en het langgerekte pand 4A ertegenover heeft eveneens een gestuukte huid.Daarna volgt naar het noorden de Oude Schoolgang, gefankeerd door een breed gestuukt pand en besluitend met het dorpshuis dat ook weer wit is geblanket. Hier staat een van de dorpspompen. Aan de andere zijde van de Hoogstraat is over het Kerkpad een brede doorkijk naar de kerk. Daarvóór staat de andere grote waterpomp en wel de mooiste. De rijk gedecoreerde achtzijdige gietijzeren pomp is in 1859 vervaardigd door gieterij De Prins van Oranje uit Den Haag. Hoogstraat 6 is een fraai neoclassicistisch pand met een afgewolfd zadeldak en in het midden een uitgebouwde gevel. Vooral de riante ingangspartij valt op met geblokte pilasters, een kroonlijst en een gesneden bovenlicht. Ernaast staat een deftige brede middengangswoning met een omlijste ingangspartij. Verderop in de Hoogstraat worden de panden wat eenvoudiger, maar door buigingen en verspringingen blijft het ruimtelijk beeld boeiend.Bijna tegen de noordwestelijke fank van de wierde ligt het in een havenkom eindigende Eenrumermaar, dat in vroeger tijd een belangrijke verkeersverbinding was. Op de kop van de haven, op de hoek van de Hoofdstraat en de Molenweg, staat café De Pool, een merkwaardig pand geleed met pilasters met een hoog en een laag gedeelte, waartussen de omlijste ingang is geplaatst. Om de hoek staat een wit gepleisterd pandje in een chalettrant; dit zou het kleinste hotel van het land zijn.Even verder wordt de hoek van de Oudeweg gemarkeerd door een bedrijfspand in baksteenexpressionisme. Aan de Molenweg rijst korenmolen De Lelie (1862) op, een achtkante bovenkruier met stelling en een vlucht van 23 meter. Rond de molen is een specialiteitenhoek ontwikkeld voor mosterd, kaarsen, klompen, pannenkoeken en aardewerk.In de Raadhuisstraat staat het in 1930 in expressionistische stijl gebouwde voormalige raadhuis dat rond de ingangspartij zelfs kubistische trekken heeft. Het verloor zijn functie toen de gemeente Eenrum opging in De Marne, waarvan het raadhuis in Leens werd gevestigd.

Eenum is een radiaal wierdedorp dat dateert uit het begin van de jaartelling. In de middeleeuwen heette het Einon, Enon en er waren ook nog een aantal varianten daarop. In 1917 is de wierde grotendeels afgegraven. Er werd onder meer een Romeins cosmeticadoosje gevonden. Het restant is tot 2,3 meter hoog. Ten noordoosten ligt de Eenumerhoogte, een wierde die tot een hoogte van 5,3 meter reikt. Het is de hoogste wierde van Groningen. De wierden lagen bij de monding van de Fivel, die in de 11e eeuw geleidelijk dichtslibde. Over water was Eenum ontsloten door het Eenumermaar dat naar het oosten toe uitmondde in het Godlinzermaar. Die laatste stond in verbinding met het Damsterdiep.De kerk is in het laatste kwart van de 12e eeuw gebouwd en geldt als een van de oudste bakstenen kerken van Groningen, al is dat aan het uiterlijk niet goed te zien. Enkele bouwnaden en een compleet spoor van een romaans venstertje in de noordmuur vormen aanwijzingen. De grote, licht spitsbogige vensters zijn in de 16e eeuw ingebroken. De eenbeukige kerk had een halfronde koorapsis, maar die is in 1845 afgebroken. De toren met ingesnoerde spits is pas in 1710 opgetrokken en staat nu een meter uit het lood. Het inwendige bezit renaissance muurschilderingen en een gedenksteen van Reindt Alberda, een van de bewoners van Huis te Eenum, een borg die in 1800 is gesloopt.De IJzerbaan is een schilderachtig weggetje met aan weerszijden bebouwing dat de wierde oploopt naar de kerk. De kosterij staat van alle huizen het dichtst bij de kerk. Deze dateert net als de meeste andere kleine woningen uit de tweede helft van de 19de eeuw. Aan de Hogeweg staan de voormalige school en het meestershuis en daarnaast de pastorie. Een kloeke kop-hals-rompboerderij volgt hierna. In het kleine Eenum is in 1875 aan de Oosterwijtwerderweg een armenhuis gebouwd, een breed pand in een aardige decoratieve bouwstijl.

Ekamp is een buurschap die in de loop van de 19de eeuw vorm heeft gekregen als buurt voor arbeiders ten zuiden van Finsterwolde. Het kan als nederzetting wel ouder zijn, want de naam is afgeleid van een kamp land aan de Ee, waarmee de Oude Ae wordt bedoeld. Door indijkingen van de ver in het land ingebroken Dollard konden weer polders in cultuur worden gebracht en daar waren veel arbeiders voor nodig. De landarbeiders vestigden zich langs dwarspaden aan de kant van de minder vruchtbare of ongunstiger gelegen landerijen. Bij Finsterwolde was dat aan de huidige Klinkerweg die van de Hoofdweg naar het zuiden loopt, aan de Kromme Elleboog en in Ekamp, nog zuidelijker.Ekamp ontwikkelde zich als een streek met gedifferentieerde functies. Er stond een molen die in 1933 deels door brand werd verwoest. Daarna is de romp door een ander bedrijf gebruikt. Aan de Molenstreek stonden een smederij en een café en aan de Ekampersweg was een openbare lagere school. Nadat deze in 1959 gesloten werd en een paar jaar leeg stond, heeft een autobedrijf er nog gebruik van gemaakt. Op de scherpe hoek van Ekamperweg en Nieuweweg stond een tweede café, ondergebracht in het voorhuis van een boerderij die met een diepe krimp aan één zijde nogal op een veenkoloniale boerderij leek. Deze functies zijn verdwenen. Ekamp is een woonstreek aan de oostelijke rand van de zich ontwikkelende Blauwestad.De bebouwing bestaat deels nog uit krimpwoningen en keuterijen uit de eerste helft van de 20e eeuw. Van de eerste generatie landarbeiderswoningen uit de 19de eeuw resteert geen enkele. Aan de Ekamperweg, Binnenweg en Nieuweweg staan de vaak sterk vernieuwde en soms uitgebreide woningen onregelmatig langs de wegen. Er is al veel bebouwing verdwenen. Aan de Ekamperweg 29 ligt een niet al te grote maar wel gave Oldambtster boerderij uit het einde van de 19de eeuw.

Ellerhuizen is een dorp ten zuidoosten van Bedum, dat uit de middeleeuwen stamt. Ellerhuizen is ooit een kerkdorp geweest. In 1841 zijn de fundamenten van de kerk, restanten van het kerkhof en aanwijzingen van een weem of pastorie gevonden. De vondsten werden gedaan op het erf van boerderij ’t Hoogheem die dan ook geautoriseerd is tot monument.De boerderij zelf heeft een dwarsgeplaatst voorhuis van een deftige eenvoud. Ellerhuizen mag dus met recht een dorp worden genoemd, al dient het zich aan als een buurschap met bebouwing die vooral is geconcentreerd langs het Boterdiep. De buurt aan de oostzijde van het diep, de Willemsstreek, hoort eigenlijk bij Noordwolde. Aan de weg die vanaf de Ellerhuizer Klap naar het oosten loopt, de Ellerhuizerweg, staan enkele schilderachtige arbeiderswoningen en verder verspreide agrarische bebouwing.De Ellerhuizer Klap is het drukke brandpunt van het dorp. Op de route van Groningen naar Bedum en verder moet hier het Boterdiep worden overgestoken. Om de passage van het wegverkeer te vergemakkelijken ligt de klap scheef over het diep. De balans om de brug te lichten hangt aan een enkele arm die op een pyloon draait. Het is een voor het bouwjaar 1929 geavanceerde constructie. Aan de westelijke oever van het Boterdiep staan een kleine boerderij met serre in de trant van de boerderijen van het Oldambt en een reeks arbeidershuizen, waartussen een molenromp van baksteen opvalt. Het is het aanzienlijke restant van de molen Woldring. In het landschap staat de Krimstermolen uit 1817, een poldermolen.Aan de Ellerhuizerweg staan aan de noordzijde een reeks 19de-eeuwse arbeidershuisjes, die op het Ommelander platteland meestal al vervangen zijn door grotere woonhuizen. Verder staan er vooral boerderijen van het kop-romptype, met dwarsgeplaatste voorhuizen en stelpen. Weer verder naar het oosten staat het Blauw Börgje, een uit de 18e eeuw stammende dubbele woning, met fraaie verhoudingen van de beluikte vensters en vlechtingen in de geveltop.

Engelbert is een dijkdorp, in de vroege middeleeuwen ontstaan op een rug door het moerassige en beboste veengebied in het lage gedeelte van het Gorecht. Tijdens de ontginning ontstond op de rug een dorpenreeks vanaf Wolfsbarge in het zuiden tot Engelbert, Middelbert en Noorddijk in het noorden. In de middeleeuwen komt het dorp in bronnen voor als Egnebert. Egne is een naam en bert betekent buurt. Engelbert had dikwijls met overstromingen te kampen. Voor de waterafvoer moesten steeds andere en betere oplossingen worden gevonden. Uiteindelijk is het land ingepolderd en met molens bemalen, vanaf 1910 met een stoomgemaal.In de 13de of 14e eeuw heeft Engelbert een kerk gekregen. De oudste gedeelten van de vaak veranderde langgerekte zaalkerk met driezijdig gesloten koor zullen uit deze tijd stammen. Een cartouche meldt dat de kerk in 1779 is hersteld, een ander jaartal, 1904, wijst waarschijnlijk op de bepleistering. Bij de jongste restauratie zijn brokstukken van een gotisch sacramentshuis opnieuw in de muur van het koor aangebracht.De meeste oudere bebouwing is te vinden aan de Engelberterweg. Deze levert zeer gevarieerde beelden op met bescheiden boerderijen, 19de-eeuwse dwarsgeplaatste woninkjes en kleine burgerhuizen uit de tussenoorlogse jaren. Enkele expressieve panden van omstreeks 1930 springen eruit, zoals het café bij de driesprong met de Woldjerspoorweg, het pand bij de ingang tot het natuurbad en een grote villa naast het talud van het voormalige spoor.In 1925-’26 werd de Woldjerspoorweg aangelegd die Groningen via een hele reeks dorpen ging verbinden met Delfzijl. Engelbert toont twee herinneringen aan deze in 1941 opgeheven lijn. Een zandwinput, nu natuurbad met camping, en het station. Het levendig gelede station is in 1926 gebouwd en kreeg aan de spoorzijde de dorpsnaam in grote art deco-letters. Aan de andere kant van het Woldjerspoor is naast het talud in de diepte recent een fors multifunctioneel centrum verrezen.

Enumatil is een kruisdorp waar dijk en vaart elkaar kruisen. De dijk was er het eerst, een middeleeuws onderdeel van de waterwerken van de abdij van Aduard. De eerste brug zou hier al in 1445 zijn geslagen. Mogelijk was dit een til, een vaste brug. In de 16e eeuw werd het in het latijn ‘ad Emonis pontem’ genoemd. Het zal een til van een Eme of Enema zijn geweest. Er was pas sprake van een nederzetting nadat het Hoendiep in 1656 voor de scheepvaart was gekanaliseerd.Zo ontstond een dijkstreek met enige bebouwing en aan de oevers van het diep werden ook wat woningen gebouwd. Veel stelde het niet voor; Enumatil telde in 1744 slechts veertien woningen. Op de verbindingsweg naar Groningen met de barrière van het water lag het strategisch. Om de nederzetting heeft dan ook een schans gelegen. In 1838 kon Enumatil zich door de stichting van een dorpskerk, inmiddels als woning in gebruik, een dorp noemen. In 1846 kwam er als gevolg van de afscheiding (1839) een kerk bij. Deze iets achteraf aan de Dorpsstraat gebouwde kerk is in 1921 uitgebreid en van een geveltoren voorzien. Na de doleantie gingen de gereformeerden eerst samen; later volgde de scheuring. Aan de oostzijde van het Hoendiep bouwden de synodale gereformeerden in 1955 een nieuwe kerk, een achtkant die de acht dorpen en buurschappen die hier kerken symboliseert.De achtkante korenmolen met stelling en bakstenen onderbouw Eben Haëzer vormt het hoogtepunt van het dorp. Hij verving in 1907 een afgebrande molen uit 1834. Aan de Dorpsstraat en aan de kaden van het Hoendiep staat vrij compact de ingetogen bebouwing van dwarsgeplaatste woningen en huizen met een al dan niet afgewolfde geveltop. Een enkel groter pand en een boerderij variëren dit beeld.Aan het Molenpad staan de vrijstaande woningen niet op een kade maar aan een groene oever. De brug is recent geheel vernieuwd.

Eppenhuizen is een klein wierdedorp dat uit de middeleeuwen dateert. De wierde is slechts gedeeltelijk bebouwd, waardoor het profel goed te beleven is. In de middeleeuwen komt het voor als Eppinghahusum, wat betekent: de huizen bij Eppe, een mansnaam. Langs de Eppenhuizerweg naar het zuidoosten is enige lintbebouwing ontwikkeld. De zilveren avondmaalsbeker van Eppenhuizen draagt de nogal primitieve afbeelding van een kerk in ruïneuze staat en één in goede staat. Of de middeleeuwse Mariakerk al in het midden van de 18e eeuw in zo’n slechte staat was, is niet bekend.In 1882 is de oude kerk gesloopt om plaats te maken voor een nieuwe, eenvoudige zaalkerk met een dakruiter met luidklok op de oostelijke frontgevel. Deze gevel is met hoekblokken en lijstwerk, rondboogvensters, een omlijste ingangspartij en een roosvenster in de geveltop neoclassicistisch van karakter. De zijgevels zijn geleed met lisenen en bezitten spitsboogvensters. Het kerkhof, dat hier en daar tekenen van bewoning van de kerk vertoont, bezit een recent gerestaureerd baarhuis en er liggen nog gebeeldhouwde zerken.De dorpswierde laat veel vrije kampjes grasland en aan de zuidzijde een moestuin zien. De gevarieerde bebouwing langs de Eppenhuizerweg wordt aan de noordzijde geaccentueerd door finke boerenschuren, waaronder de dubbele van Quattre Bras. Verder staan er een krimpboerderijtje, een boerderij met dwarshuis en enkele dwarsgeplaatste woningen, zowel van voor als van kort na 1900. Veel zuidelijker staat buiten het dorp de kop-hals-rompboerderij Leliënhof uit 1915 met tweekapsschuur en blokvormig voorhuis met erker en balkon voor een gebogen geveltop. De boerderijen verder zuidelijk horen oorspronkelijk bij het dorpsgebied van Startenhuizen in de gemeente Loppersum, maar bij de herindeling is dit gebied ten noordwesten van de N46 bij de gemeente Eemsmond gevoegd. Ten noorden van Eppenhuizen ligt de buurschap Zevenhuizen met een groep arbeidershuizen, in aantal nauwelijks meer dan het getal in de buurtnaam.

De bewoning van Essen dateert uit de middeleeuwen, maar er is dan nog geen buurschap. Het is een kloosterstichting. Vanuit de grote abdij van Aduard is hier in 1215 het cisterciënzer vrouwenklooster Jesse of Yesse gesticht. Het klooster stond op een hoog in het landschap liggend, omgracht terrein ten oosten van de Hondsrug. Uit aanwijzingen blijkt dat het klooster bestond uit enkele finke gebouwen, voor enkele tientallen nonnen, en een kerkje met torenspits. Er waren een hospitaal en een school. Het klooster bezat aanzienlijk veel land en had belangen in veenderijen, onder meer bij Kropswolde. Het werd jaarlijks gevisiteerd door hoge kerkelijke functionarissen. Het had, zo dicht bij de begeerlijke stad Groningen, vooral in de eerste tientallen jaren van de 16e eeuw dikwijls last van krijgshandelingen. In 1594 was het gebeurd. Met de hervorming werd het klooster gesloten. De gebouwen zijn als steengroeve gebruikt, de agrarische activiteiten bleven en boeren vestigden zich in het streekje dat Essen werd genoemd.De omgrachting van de kloosterstee is nog te herkennen. Daarbij staan de meeste boerderijen en huizen, maar er is ook een boerderij te vinden aan de toegangsweg, een vrij oude kop-romp met bijschuur uit vermoedelijk de eerste helft van de 19de eeuw. Zuidelijker, aan de grotendeels onverharde zandweg naar Essen met de naam Lage Weg, staan vanaf de Harense Kerklaan eerst stadshuizen en dan aan weerszijden twee kop-rompboerderijen uit ongeveer 1930 en 1915. In de zuidoosthoek van Essen ligt een boerderij van voorname eenvoud met een dwarsgeplaatst voorhuis van omstreeks 1860. In de noordwestelijke hoek vinden we een boerderij van het Westerwoldse type met jaarankers uit 1683. Hiertussenin ligt een groepje boerderijen en huizen, waarvan die aan het front van de buurt opvallen: een geleed type uit circa 1930 en één vlak naoorlogse in traditionalistische vormen.

Ewer is een buurschap op een wierde in de Zuurdijksterpolder tussen Houwerzijl en Zuurdijk. In vroege bronnen komt het ook voor als Eweweer, wat de wierde van Ewe betekent, een mansnaam. De wierde is al in de vroege middeleeuwen opgeworpen, misschien zelfs vroeger; het is mogelijk een van de oudste in deze regio. Oorspronkelijk lag de wierde op de westoever van de Hunze, die toen naar het noorden stroomde en uitmondde in de Waddenzee op de plek waar later Pieterburen ontstond. De behuisde wierde ligt nu ten noorden van het stroomgebied van het Reitdiep, dat toen met alle risico’s van dien in open verbinding met de zee stond.Er zijn aanwijzingen dat in de late middeleeuwen een steenhuis op de wierde stond, al zijn er buiten fragmenten van fundamenten geen concrete bewijzen voor. Hier woonde op Ewer in die tijd een hoofdelingengeslacht. Een familienaam is niet bekend, ze noemden zich naar hun woonplek. Er is een Sicke toe Ewer, wiens weduwe in 1461 met haar zoon of stiefzoon Iwe, want ze was hertrouwd met Hidde Aylkuma van Raskwerd, tot een vergelijk kwam over de heerd te Ewer, een huizinge met grachten, waar enige rechten aan waren verbonden.Iwe van Ewer heeft zich in 1482 door schenking vereeuwigd op de torenklok van Zuurdijk. Hij sneuvelde in 1500. Daarna is niets meer bekend over deze familie en ook over een steenhuis of borg komt niets meer in de bronnen voor.Nu is Ewer een schilderachtig buurschap met op de wierde een winkelhaakvormige dubbele buurt van vijf 19de-eeuwse arbeidershuizen, aan de zool van de wierde omringd door een drietal boerderijen. De woningen zijn tussen 1865 en 1885 gebouwd voor boerenarbeiders. Aan de doorgaande weg staat de Hayemaheerd, een kop-hals-rompboerderij met een voorhuis in expressionistische vormen, die in 1929 door W.Reitsema is ontworpen.

Ezinge is een wierdedorp dat enkele eeuwen voor het begin van de jaartelling is ontstaan op een oeverwal van de Hunze, het huidige Reitdiep. De grote wierde met een radiale structuur is vanaf 1918 deels afgegraven en aan het begin van de jaren dertig grondig onderzocht onder leiding van archeoloog A.E. van Giffen. In 1825 werd het Oldehoofsche Kanaal gegraven en kreeg het dorp een haventje aan de zuidzijde. Nog geen halve eeuw later werd het alweer gedempt. In die tijd kwam langs het kanaal nieuwe bebouwing tot ontwikkeling, met onder meer de gereformeerde kerk (1875) met pastorie en catechisatielokaal.De kerk staat op het hoogste gedeelte van de wierde. De Torenstraat voert ernaartoe. Deze straat wordt gefankeerd door schilderachtige, gevarieerde en voornamelijk 18de-eeuwse bebouwing. Het voormalige gemeentehuis uit 1920 dat nu het Wierdenmuseum huisvest en de in 1911 van kalkzandsteen gebouwde diaconiewoningen zijn markante gebouwen. De straat eindigt bij een houten kerkhofhek met ernaast de lage klokkentoren uit de 13e eeuw. Tegen de westzijde is in 1886 het torenhuis gebouwd. Het heeft gediend als kosterswoning en school.Het godshuis is een 13de-eeuws eenbeukig zaalkerkje met een iets inspringende, vijfzijdige koorsluiting die aan de binnenzijde halfrond is afgewerkt. De kleine rondboogvensters zijn bij de restauratie in 1959 gereconstrueerd.Aan de Allersmaweg staan notabele woningen (2 en 6) van omstreeks 1870 en een expressionistische villa (20) uit 1931. Ten noordoosten ligt nabij het Reitdiep de Allersmaborg, waarvan de geschiedenis tot het eind van de 15e eeuw teruggaat. De onderkelderde zuidvleugel dateert uit deze tijd. In de 16e eeuw is haaks hierop een tweede vleugel gebouwd en in het midden van de 17e eeuw kwam de brede omgrachting met ophaalbrug. De oostelijke frontvleugel is in 1720 toegevoegd en deze kreeg aan het begin van de 19de eeuw een verdieping.Nabij de ophaalbrug staat een 18de-eeuwse duiventil die in de 19de eeuw een neogotisch uiterlijk kreeg.